CROLL, Cornelis

Cornelis (Kees) Croll

(roepnaam Kees), SDB-secretaris en redacteur van Recht voor Allen, is geboren te Sloterdijk op 12 september 1857 en overleden te Bussum op 8 juni 1895. Hij was de zoon van Hendrik Cornelis Croll, zonder beroep en Adriana Hulleman.
Pseudoniemen: Een Ingewijde, Socius, Independent, Sentinelle, Vir.

Croll groeide op in het milieu van de kleine burgerij. Aan zijn jeugdvriend Joan Nieuwenhuis vertelde hij eens hoe hij in de Sociaal-Democratische Bond (SDB) verzeild was geraakt. Dat gebeurde niet uit sympathie voor de arbeiders maar uit haat tegen zijn chefs en 'de adellijke stinkerds', die bij bevordering werden voorgetrokken. In 1870 werd Croll op dertienjarige leeftijd wees en kwam terecht in Harlingen, waar F. Domela Nieuwenhuis toen predikant was. Croll moest er meemaken dat tussen twee ooms onderhandeld werd over de vraag bij wie hij en zijn jongere broertje in huis werden genomen. De een bood geld aan, de andere was bereid de opvoeding van de jongens op zich te nemen. Croll doorliep vier jaar Hoogere Burger School en solliciteerde naar de betrekking van klerk bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij kwam als eerste uit een vergelijkend examen voor 120 kandidaten en werd zonder protectie benoemd. Op het ministerie maakte hij vlot carrière en haalde de middelbare akte staatsrecht. W.H. Vliegen, met wie hij bevriend was, omschreef hem als 'Dat kleine, nogal krachtig gebouwde, maar echt Haagsche heertje, altijd netjes in de kleeren en sprekend in den meest korrekten vorm'. Croll begon zich in te zetten voor de Vereeniging Volksonderwijs, waarvan de Haagse afdeling in handen van de socialisten was. Hij verdedigde er het recht van arme leerlingen op schoolreisjes. Tot 1884 wilde Croll niet in het openbaar voor de SDB optreden. Domela Nieuwenhuis haalde hem daartoe over, waarna Croll zich publiekelijk inzette voor het algemeen kies- en stemrecht. Dit leverde hem direct de waarschuwing van zijn meerderen op zich niet met de SDB in te laten maar in juli 1884 trad Croll toe tot het bestuur van de Haagse SDB-afdeling. In januari 1885 werd hij lid van de Centrale Raad van de SDB, waarvan hij tot januari 1890 het secretariaat voerde. Eind 1885 viel Croll het Kamerlid B.H. Heldt, aan wie hij een hekel had, in een brochure heftig aan. Minister van Binnenlandse Zaken J. Heemskerk vond daarin aanleiding om Croll in februari 1886 voor de keuze te stellen te bedanken voor de Centrale Raad, dan wel ontslag als ambtenaar te nemen. Croll meende dat er geen grond tot ontslag was. Daarop schorste de minister Croll, die zich met een adres tot de Tweede Kamer wendde teneinde zijn grondwettelijk recht op meningsuiting af te dwingen. De Kamer gaf Heemskerk gelijk. Heldt toonde zich een man van principes en verzette zich in de Kamer tegen het ontslag.

Per 1 april 1886 was Croll werkloos maar hij vond voor enige tijd werk als directeur van drukkerij Excelsior en werd mederedacteur van Recht voor Allen. Croll schreef in De Vrije Pers, een min of meer anarchistisch blaadje dat tot eind 1887 bestond, en was verbonden aan het radicale Groninger Weekblad, waarin hij zijn 'Brieven uit de Hofstad' publiceerde. Later distantieerde hij zich van dat blad en de opvolger daarvan, het Radicaal Weekblad. Croll, die een bekwaam propagandist was, kreeg een proces aan zijn broek wegens belediging van de burgemeester van Enschede, op hetzelfde moment dat Domela Nieuwenhuis wegens majesteitsschennis tot een jaar cel werd veroordeeld. Croll hoefde maar zes dagen te zitten. De uitgespaarde vijftig gulden boete besteedde hij aan de armen en aan de gratis verspreiding van de anonieme brochure (van S.E.W. Roorda van Eysinga) Koning Gorilla (1887). Tijdens diens gevangenschap verving Croll Domela als redacteur van Recht voor Allen en was tevens de voogd van diens kinderen en beheerder van zijn financiën. In de krant en op bijeenkomsten hitste hij het publiek op tegen de klassejustitie, die Domela in het gevang had geworpen. Bekend is zijn artikel onder de titel 'Het is volbracht' in Recht voor Allen van 12 januari 1887, waarin hij Domela met Jezus vergeleek. Croll en Domela buitten hun veroordelingen uit tijdens hun propagandatocht. Binnen korte tijd was Croll na Domela de belangrijkste man in de SDB, al bestond binnen de organisatie ook weerzin tegen zijn heftigheid. Toen Domela in 1888 in de Tweede Kamer kwam, benoemde hij Croll, die namens de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht in Den Haag zelf kandidaat voor de Kamer had gestaan, tot zijn secretaris. Croll hielp Domela bij het opstellen van het initiatiefwetsvoorstel tegen gedwongen winkelnering.

Geleidelijk aan echter begon hij zich van Domela af te keren. Al in 1888 vertelde hij Vliegen dat hij slecht tegen de persoonsverheerlijking van Domela kon. Ook verzette hij zich steeds meer tegen wat hij 'lapmiddelen' noemde, zoals de toen door Domela gesteunde agitatie voor belastinghervorming en de stichting van coöperaties. In 1887 had Croll verschillende socialistische coöperaties in België bezocht. Aan het nut hiervan begon hij te twijfelen. Als lid van de Centrale Raad had hij de oprichting van het Fonds tot Uitkering bij Overlijden van de SDB ondersteund maar een jaar later zag hij niets meer in dit begrafenisfonds. Het geruzie in de belangrijke Haagse coöperatie De Volharding gaf de doorslag en in de brochure De coöperatie, het paard van Troje, Een woord van waarschuwing (z.pl. 1889) noemde hij de coöperatie een splijtzwam tussen de arbeiders. Op het internationale socialistische congres van 1889 te Parijs stelde Croll zich uiterst kritisch op. Vooral de Duitse sociaal-democraten, die zich uitspraken voor parlementarisme en sociale wetgeving, konden in zijn ogen geen goed doen. Volgens Vliegen zocht hij doelbewust de confrontatie met Domela, die het congres in Recht voor Allen lovend besprak. De breuk met Domela kwam tijdens het kerstcongres van de SDB van 1889. Plotseling, ook tot grote verrassing van Domela, bedankte Croll als redacteur, omdat hij vond dat er geen twee onafhankelijke redacteuren aan de krant verbonden dienden te zijn. Ook stapte hij op als secretaris van de Centrale Raad. Croll beweerde tot het anarchisme te zijn overgegaan maar aan de breuk lagen tevens persoonlijke tegenstellingen ten grondslag. Croll voelde zich niet gewaardeerd door Domela en zou met diens voormalige vriendin Cato Schuitemaker een verhouding hebben gehad, al werd ook gefluisterd dat Croll homoseksueel was. De Centrale Raad vond in elk geval dat Croll het te bont maakte en ontsloeg hem op 20 juli 1890 ook als medewerker van Recht voor Allen. De breuk met de SDB was voor Croll zeer emotioneel. Hij werd de aartsvijand van Domela, die hem vanwege de geschiedenis met Schuitemaker niet meer kon zien of luchten. Vliegen, die geprobeerd had hem over te halen binnen de SDB te blijven, keerde zich, toen dat niet lukte, fel tegen Croll in de brochure Licht! (1890). Hij verweet Croll geen werkman te zijn en niet te weten wat honger was. Gezien zijn jeugdervaringen zal het Croll gestoken hebben als bourgeois aan de schandpaal te worden genageld. De Friese socialist R. van Zinderen Bakker stuurde Crolls portret naar hem terug met het onderschrift 'Judas'. Voor de SDB was Crolls vertrek vanwege alle kwaliteiten die hij bezat een pijnlijk verlies. Croll verleende in 1890 korte tijd medewerking aan het blad Anarchist, maar speelde geen enkele rol binnen de anarchistische beweging. De anarchisten hadden niets met hem op en hij niet met hen.

In de jaren 1891-1892 publiceerde Croll zijn 'Brieven uit de Hofstad' in de Sneeker Courant en later in de opvolger daarvan, De Nieuwe Tijd, die onder redactie van P.J. Troelstra stond. Ook schreef hij in De Controleur en werd hij vast medewerker (onder pseudoniem Vir) van het blad Evolutie van W. Drucker. Croll werd journalist van beroep en verbond zich tenslotte aan de redactie van het dagblad van J. de Koo, De Amsterdammer. Daarin schreef hij de Kameroverzichten. Hij bracht het tot chef redactie binnenland. In oktober 1894 nam de gehele redactie van de krant ontslag. Croll werkte daarna voor Het Dagblad, dat door De Koo was opgericht maar weinig succes had, want aan het einde van het jaar verdween de krant. Zijn zwakke gezondheid maakte dat hij maar kort meewerkte aan De Volksstem, de opvolger van Het Dagblad. Wel bleef hij schrijven voor het sinds 1877 bestaande weekblad De Amsterdammer, waarin hij het 'Sociaal Overzicht' voor zijn rekening nam maar ook over feministische onderwerpen schreef. Hij kwam op voor de rechten van ongehuwde moeders. Croll was via De Amsterdammer in contact gekomen met de zogeheten radicalen. Hij was aanwezig geweest op de oprichtingsvergadering in 1892 van de Radicale Bond en verliet samen met B.L. Tijdens, Tweede Kamerlid voor het district Winschoten, de vergadering waarop de Bond zich uitsprak voor handhaving van het privaatbezit. In 1891 had Croll Tijdens geholpen bij diens verkiezingsstrijd tegen D.R. Mansholt. Volgens F. van der Goes was Croll de auteur van de anoniem verschenen brochure Domela Nieuwenhuis ontmaskerd! Een woord van waarschuwing tot partijgenooten en niet-partijgenooten, door een ingewijde (Heerenveen 1891). Hierin werd Tijdens' optreden in de Kamer opgehemeld ten opzichte van dat van Domela. Van Croll werd beweerd dat hij 'Kamerlid buiten de Tweede Kamer' was. Hij zou de tekstschrijver van Tijdens zijn. Het bewijs voor deze stelling bestond er uit dat Tijdens' zeer radicale en goed vormgegeven speeches na de dood van Croll abrupt ophielden. De laatste jaren van zijn leven leidde Croll een teruggetrokken bestaan. Hij vond van zichzelf dat hij zich moeilijk aan mensen kon hechten, wat hij verklaarde uit het feit dat hij een liefdeloze opvoeding had genoten. Hij was somber en pessimistisch geworden. Zijn gezondheid begon hem parten te spelen en op 8 juni 1895 werden zijn hartklachten hem fataal. Hij stierf in Bussum, waar een bevriend echtpaar hem al enkele maanden verzorgde. Recht voor Allen herdacht hem in enkele regels en roemde zijn welversneden pen maar schreef ook: 'Voor de arbeidersbeweging was hij de laatste jaren zijns levens dood'. De Koo schreef in De Amsterdammer dat Croll bijzonder scherpzinnig, zeer bekwaam en uiterst werkzaam was geweest.

Publicaties: 

Open brief aan Mr. Cohen Stuart, procureur te Alkmaar (Den Haag 1884); Met welke hinderpalen de Openbare school (te 's Gravenhage) te kampen heeft. Rapport a/h hoofdbestuur der Vereen. Volksonderwijs (z.pl. z.j.); Afgedrongen van den bodem des rechts. Toespraak gehouden te Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam, met officieele stukken toegelicht (Den Haag 1886); Vijfendertig leugens in een vijfcentsbrochure (Den Haag 1886); 'Ferdinand Domela Nieuwenhuis (geboren 31 December 1846 te Amsterdam)' in: Volksalmanak Vooruit voor Noord- en Zuid-Nederland voor het schrikkeljaar 1888 (Gent 1887) 48-60; Een pleidooi voor Geel. Rede op de monstermeeting gehouden voor de invrijheidstelling van onzen partijgenoot Geel (Den Haag 1889); De voortplanting. Een licht op een verborgen en gevaarlijke rots, voor jongelieden bewerkt naar dr. T.L. Nicols' The Beacon Light (Den Haag 1889); Ter toelichting van mijn uittreding uit de 'Sociaal-Democratische Partij' (een vraag van staatsrecht mede) (Den Haag 1890); Een stem uit het 'levend graf' van Siberië Naar stukken uit de Times bew. door - (Den Haag 1890); Nog altijd 'in het moeras' (de politiek der liberalen en de belastingvoorstellen) (Drieborg 1892).

Literatuur: 

W.H. Vliegen, Licht! Naar aanleiding van de brochure van den heer C. Croll. 'Tot toelichting van mijn uittreden uit de Soc. Dem. Partij', door den Centralen Raad dier partij. Voorafgegaan van een theoretische toelichting door W.H. Vliegen (Den Haag 1890); Bymholt, Geschiedenis; Evolutie, 12.6.1895; De Controleur, 15.6.1895; 'C. Croll' in: De Volksstem, 15.6.1895; Weekblad De Amsterdammer, 16.6.1895; H. Smits, De Nederlandsche arbeidersbeweging in de negentiende eeuw (Rotterdam 1902) 105; Vliegen, Dageraad I, 228-38; F. Domela Nieuwenhuis, Een vijf-en-twintigjarige veldtocht tegen het kapitalisme (Amsterdam 1904); G.J. Otten, De ontwikkeling der verbruikscoöperatie in Nederland (Amsterdam 1924); J.A. Nieuwenhuis, Uit den tijd der voortrekkers (Amsterdam 1927); C.A.M. Diepenhorst, De sociaal-democratie in de residentie (Den Haag 1932); J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten (Zeist 1933); D.J. Wansink, Het socialisme op de tweesprong. Geboorte van de SDAP (Haarlem 1939); E.L.J. van den Abeelen, Volhardings levensgang (Den Haag 1955); J. van der Doelen, Cornelis Croll, voorman S.D.B., propagandist, individueel anarchist (1857-1895) (kandidaatsscriptie politicologie Universiteit van Amsterdam z.j.); J. Charité, De Sociaal-Democratische Bond als orde- en gezagsprobleem (1880-1888) (Den Haag 1972); H.J. Scheffer, Henry Tindal. Een ongewoon heer met ongewone besognes (Bussum 1976); P. van Horssen, D. Rietveld, 'De Sociaal Democratische Bond II' in: TvSG, februari 1977, 26-34; J. Saks, Kritische herinneringen (Nijmegen 1977); J.M Welcker, Heren en arbeiders in de vroege Nederlandse arbeidersbeweging 1870-1914 (Amsterdam 1978); G. Taal, Liberalen en radicalen in Nederland, 1872-1901 (Den Haag 1980); F. Dieteren, I. Peeterman, Vrije vrouwen of werkmansvrouwen? Vrouwen in de Sociaal-Democratische Bond (1879-1894) (Utrecht 1984); S.L. Sevenhuijsen, De orde van het ouderschap. Politieke debatten over ongehuwd moederschap, afstamming en huwelijk in Nederland 1870-1900 (Amsterdam 1987); J. Meyer, Domela, een hemel op aarde. Leven en streven van Ferdinand Domela Nieuwenhuis (Amsterdam 1993); J. Perry, De voorman. Een biografie van Willem Hubert Vliegen 1862-1947 (Amsterdam 1994); P. Hoekman, J. Houkes, De Weezenkas. Vereniging op de grondslag van het beginsel 'Opvoeding zonder geloofsdogma' 1896-1996 (Amsterdam 1996).

Portret: 

Cornelis Croll, uit: W.H. Vliegen, De dageraad der volksbevrijding. Schetsen en tafereelen uit de socialistische beweging in Nederland. Deel I (Amsterdam 1905)

Auteur: 
Jannes Houkes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 32-36
Laatst gewijzigd: 

20-05-2020 (rol bij Evolutie gecorrigeerd, pseudoniem toegevoegd)