DANZ, Peter

Peter Danz

voorzitter Algemeene Nederlandsche Metaalbewerkersbond 1916-1936, is geboren te Keulen (Duitsland) op 7 november 1876 en overleden te Arnhem op 19 april 1969. Hij was de zoon van Heinrich Danz, houtdraaier, en Elisabeth Kummer. Op 19 februari 1903 trad hij in het huwelijk met Catharina Cornelia Dankers, met wie hij drie zoons kreeg.

Van Duitse afkomst verhuisde Danz in 1883 met zijn ouders, twee broers en twee zusters naar Amsterdam waar zijn vader werk vond als draaier. Het gezin vestigde zich in de Tweede Spaarndammerstraat en later in de Nes. In januari 1885 keerde het gezin terug naar Keulen maar in juni 1886 betrok het opnieuw in Amsterdam een woning (in de Jacob van Campenstraat). Het gezin was rooms-katholiek en Danz, die op dertienjarige leeftijd in een smederij ging werken, werd lid van de St. Jozefgezellen. Deze uit Duitsland afkomstige beweging onder handwerkslieden was opgericht door Adolf Kolping als tegenhanger van het socialisme met idealen als godsdienstzin, arbeidzaamheid en vakbekwaamheid. Op zijn achttiende werd Danz lid van de Nederlandsche R.K. Metaalbewerkersbond 'St. Eloy', een onderafdeling van de Nederlandsche R.K. Volksbond. Maar in de katholieke vakorganisatie vond hij naar eigen zeggen geen bevrediging voor zijn strijdlust. Daarom werd hij op 1 juli 1900 lid van de Metaalbewerkersvereeniging 'Verbetering Zij Ons Streven', aangesloten bij de Algemeene Metaalbewerkersbond in Nederland (AMB), die zich ten doel stelde de zogenoemde burgersmeden (in grof-, kachel-, kunst-, hoef- en rijtuigsmederijen) te organiseren. Danz was in 1901 medeoprichter van de Burgersmedenvereeniging in Amsterdam die op het AMB-congres in 1902 in Rotterdam vertegenwoordigd was. Van 1902 tot oktober 1903 was hij eerste secretaris van de smedenvereniging. Deze kondigde begin 1903 een staking af voor loonsverhoging en een standaardloon van 23 cent per uur op 23-jarige leeftijd. De tijdens een meeting in het Paleis voor Volksvlijt geproclameerde staking duurde van 26 maart tot 20 april. Uiteindelijk moesten de stakers, die niet over een weerstandskas beschikten, tijdens een vergadering in gebouw De Geelvinck een door de werkgevers vastgestelde regeling aanvaarden. Danz, die als een van de stakingsleiders zijn baan verloor, vertrok naar Rotterdam. Maar in deze stad kon hij als inmiddels rechtgeaarde bewoner van de Amsterdamse Pijp moeilijk aarden. In 1904-1905 ging het binnen de AMB om de vraag of de bond aangesloten diende te blijven bij het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS). Danz werd in Rotterdam tweede secretaris van de groep van 'moderne' leden die zich van het NAS wilde losmaken. Het congres van de AMB in 1905 besloot tot afscheiding. De bond werd omgevormd tot Algemeene Nederlandsche Metaalbewerkersbond (ANMB) en sloot zich aan bij het NVV.

Danz keerde in 1906 terug naar de Amsterdamse Pijp (Van Ostadestraat) en werd penningmeester van de ANMB. Op het congres van 1907 moest hij evenwel verklaren deze functie niet langer te kunnen waarmaken. Het congres besloot daarop een tweede vrijgestelde aan te stellen, A.H.W. Jantzen, die het penningmeesterschap nog hetzelfde jaar van Danz overnam. Deze bleef lid van het hoofdbestuur en werd in april 1908 eveneens door het congres gekozen als bezoldigde van de bond. De bondskas stond een extra vrij gestelde echter nog niet toe, zodat Danz voorlopig bleef werken bij de Nederlandsche Fabriek van Bronswerken v/h Becht & Dyserinck aan de Amsterdamse Stadhouderskade. Maar op 15 maart 1909 kon hij bij de bond in dienst treden en wel als penningmeester. Hij nam zijn intrek op de eerste etage van de Frans Halsstraat 37. Het bondskantoor, niet meer dan een grote kamer met archief-ruimte, werd al snel te klein. De bond verhuisde in december 1910 naar de Prinsengracht 965, boven een kolenhandel, en nam in januari 1917 een 'eigen gebouw' in gebruik (Hemonylaan 24). In deze periode was Danz secretaris (van juli 1910 tot maart 1916), mederedacteur van De Metaalbewerker (van augustus 1912 tot mei 1916) en bovendien voorzitter van de afdeling Amsterdam (van 1910 tot 1912). Toen de problemen die het uitbreken van de wereldoorlog voor de werkne(e)m(st)ers met zich meebracht, begonnen af te nemen, besloot het bondsbestuur nieuwe wegen in te slaan. Om de organisatie te vergroten en stabieler te maken, besloot het bestuur de propaganda en ledenwerving fors uit te breiden en districten te vormen met aan het hoofd districtsbestuurders, die verantwoordelijk werden voor propaganda en actie voor lotsverbetering. Tot de voorstellen die een buitengewoon bondscongres in november 1915 in verband hiermee nam, hoorde de vervanging van voorzitter W.F. Dekkers, die districtsbestuurder in Rotterdam werd, door Danz. Dit kreeg zijn beslag op 1 maart 1916. Danz vervulde deze functie tot hij eind 1936 werd opgevolgd door H.J. van den Born. Onder zijn leiding kwamen de eerste collectieve arbeidsovereenkomsten in de metaal tot stand en groeide de ANMB uit tot de grootste vakorganisatie van Nederland.

Uit hoofde van zijn voorzitterschap van de ANMB vervulde Danz tal van functies. In 1917 werd hij secretaris van de Permanente Commissie voor Crisismaatregelen in de Metaalindustrie, die de problemen als gevolg van de oorlog moest onderzoeken. Tijdens de omvangrijke stakingen in de metaal in 1921 werd hij voorzitter van de uit de verschillende vakorganisaties gevormde Commissie van Tien. Als bondsvoorzitter maakte hij vanaf april 1917 deel uit van het Verbondsbestuur van het NVV. Namens het NVV had hij vanaf juli 1924 zitting in de Hooge Raad van Arbeid. Regelmatig bezocht hij congressen van de in augustus 1920 weer actief geworden Internationale Metaalbewerkersbond Danz kwam in het Centraal Comité - en als gedelegeerde van het NVV congressen van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen. Met E. Kupers en P. Moltmaker vormde hij een NVV-delegatie, die in 1931 naar Nederlands-Indië reisde. Danz die in 1902 lid van de SDAP was geworden, maakte deel uit van de door NVV en SDAP ingestelde Commissie voor Bedrijfsorganisatie en Medezeggenschap en reisde uit dien hoofde in de herfst van 1922 naar Duitsland, Tsjecho-Slowakije en Oostenrijk. Bij de oprichting in 1924 van het Instituut voor Arbeidersontwikkeling nam hij namens het NVV zitting in het bestuur. In september 1925 werd Danz lid van de Eerste Kamer voor de SDAP en bleef dit tot medio 1937. In het parlement zette hij zich in voor de totstandkoming van de Ziektewet van 1930 en een wettelijke regeling van de vakantie. Met K. de Jonge, C. van der Lende, G.J.A. Smit jr. en C. Woudenberg was hij lid van de in 1930 door NVV en SDAP ingestelde commissie met als opdracht een onderzoek in te stellen naar de betekenis van wetten op ondernemingsraden en naar de medezeggenschap van werknemers bij de toepassing van op rationalisering gerichte maatregelen in industrie en bedrijf. Danz en zijn medecommissieleden maakten in april en mei 1930 een reis naar Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije en in februari 1931 naar Duitsland. Deze commissie bracht het rapport De practijk van de ondernemingsraden in het buitenland (Amsterdam 1932) uit. Een door de ANMB in januari 1931 onder redactie van Danz voor het kader uitgebracht maandblad Onze Gids met artikelen over sociaal-economische onderwerpen werd geen echt succes. Het abonneebestand bleef instabiel. In het kader van het vijftigjarig bestaan van de bond begin 1936 organiseerde Danz in Krasnapolsky in Amsterdam een tentoonstelling van allerlei stukken en voorwerpen die de oudere en jongere geschiedenis van de bond in beeld brachten. In verband met het bereiken van de zestigjarige leeftijd ging Danz per 1 januari 1937 met pensioen. Bij zijn afscheid werd hij getypeerd als een matig spreker maar goed tacticus. Hij was een kundig organisator en onderhandelaar maar geen groot stilist. Hij had een brede culturele belangstelling die zijn gezag in het verbondsbestuur van het NVV ontleende aan 'zijn kalm en bezadigd oordeel, op heldere wijze geuit'. Van zijn pensioen genoot hij nog vele jaren. Bij het vijftigjarig jubileum van het NVV in 1956 zette hij voor de lezers van De Metaalkoerier de geschiedenis van NVV en ANMB op schrift. Hij overleed op de leeftijd van 92 jaar.

Publicaties: 

Korte impressies van door hem bezochte congressen in het buitenland in De Metaalbewerker; 'De toestand van de arbeidersklasse in Rusland' in: De Vakbeweging, 1923, 449-452; 'Metaalindustrie' in: De Vakbeweging, 1925, 402-405; 'Tot afscheid' in: De Metaalbewerker, 2.1.1937; 'Vijftig jaren op de bres' in: De Metaalkoerier, 7.1, 4 en 18.2, 3 en 31.3.1956.

Literatuur: 

Een jubileum' in: De Metaalbewerker, 10.9.1921; 'Een jubileum' in: Het Volk, 14.9.1921; 'Een herdenking; een waarschuwing' in: De Metaalbewerker, 20.6.1931; 'Peter Danz. 1909 - 15 maart 1934' in: De Metaalbewerker, 17.3.1934; 'Huldiging van P. Danz' in: Het Volk, 19.3.1934; 'Een afscheidswoord aan P. Danz' in: De Metaalbewerker, 11.7.1936; 'P. Danz heeft afscheid van "zijn bond", de ANMB genomen' in: Het Volk, 31.12.1936; 'Danz' afscheid van onze Bond' in: De Metaalbewerker, 16.1.1937; 'P. Danz afgetreden' in: De Vakbeweging, 21.1.1937; 'P. Danz' in Vooruit, 28.3.1937; G. van der Houven, Een Halve eeuw. Gedenkboek van de Algemene Nederlandse Metaalbewerkersbond 1886-1936 (Amsterdam 1936) 110, 115-117, 127, 133, 138, 140, 143, 162-163, 170, 182, 216-218, 235; NVV, Zestiende verslag van de toestand en de werkzaamheden over het tijdvak van 1 januari 1935 tot 31 december 1937, 18-22; S. Witteboon, Evert Kupers. Werker, strijder, bouwer (Amsterdam 1949); 'Piet Danz overleden' in: De Vakbeweging, 25.4.1969; 'Piet Danz voorzitter ANMB van 1916 tot 1936 overleden' in: Metaalkoerier, 2.5.1969; G. Harmsen, J. Perry, F. van Gelder, Mensenwerk (Baarn 1980) 54, 56, 98; L. Brug e.a., Organisatie in het ijzeren tijdperk (Amsterdam 1995); P. Danz, 'Herinneringen' in: BNA, nr. 39, september 1995, 3-28.

Portret: 

 P. Danz, uit: G. van der Houven, Een Halve eeuw. Gedenkboek van de Algemene Nederlandse Metaalbewerkersbond 1886-1936 (Amsterdam 1936), t.o. p. 108

Auteur: 
Bouwe Hijma
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 5 (1992), p. 40-43
Laatst gewijzigd: 

23-09-2002