KNAPPERT, Emilie Charlotte

Emilie Charlotte Knappert

pionierster van het maatschappelijk werk in Nederland, is geboren te Schiedam op 15 juni 1860 en overleden te Santpoort op 22 september 1952. Zij was de dochter van Adrianus Knappert, jeneverstoker, boekhouder en directeur van de Spaarbank te Schiedam, en Arnolda Anthonia Knappert.

In de tijd dat Knappert opgroeide - begaafd met helder verstand en sterke wil - paste het niet dat vrouwen naar de universiteit gingen. Zij behaalde door zelfstudie de middelbare akte Frans en later de akte Godsdienstonderwijs van de Nederlandsche Protestantenbond (NPB). Stammend uit de voorname, liberale burgerij en zelf intens genietend van alle kennis, kunst en cultuur, die haar milieu haar bood, vond Knappert levensvervulling in het doorgeven hiervan. In 1882 ging zij uit huis en werkte als lerares aan een meisjeskostschool te Scheveningen. In 1885 besloot Knappert in Leiden te gaan wonen, waar zij, in huis bij professor H. Oort, in contact kwam met vrijzinnige en sociaal bewogen intellectuelen. Van 1886 tot 1898 werkte Knappert, die haar leven lang lid van de NPB was, als godsienstonderwijzeres. Daarbij kwam zij in aanraking met een andere kant van Leiden: het industrie-proletariaat. Onmiddellijk zag zij een braakliggend veld voor zich en begon haar sociale arbeid onder de fabrieksbevolking. Haar sociale ideeën waren beïnvloed door lezing van Thomas Carlyle en John Ruskin. In het voetspoor van Hélène Mercier maakte zij kennis met het uit Engeland stammende Toynbeewerk, dat de beschaving van de arbeidende klassen wilde bevorderen door het bijbrengen van kennis en gemeenschapszin en het verschaffen van gepaste ontspanning. Zij begon clubs op te zetten voor dienst- en fabrieksmeisjes. Dit leidde tot de Inrichting voor fabrieksmeisjes, met lessen in lezen en handwerken onder leiding van dames uit de gegoede burgerij. A. Kerdijk ondervroeg haar als deskundige over fabrieksmeisjes voor de Staatscommissie van de arbeidsenquête uit 1890. Op initiatief van Knappert werd, met medewerking van Oort en financiële steun van P.W. Janssen, in 1894 het Wijkgebouw van de NPB Geloof, Hoop en Liefde gesticht, midden in een fabriekswijk. Er kwamen clubs voor fabrieksjeugd, voor kinderen en voor volwassenen. Bij de leiding waren ook studenten betrokken, onder wie enkele van de latere Blijde Wereld-dominee's. Er was een bibliotheek, een spaarkas en een zangkoor. 'Het moet kunnen' schreef zij op de openingsdag van het wijkgebouw in haar notitieboekje. Het lukte haar ook om in 1898 wijkverpleging van de grond te krijgen, annex aan het wijkgebouw. Zij zette bovendien een werkverschaffingsprojekt op voor de vrouwen en meisjes, die door brand in de katoenfabriek v/h De Heyder & Co. (1897) hun baan waren kwijtgeraakt. Zij verdienden wat geld, leerden lezen en kregen algemene ontwikkeling bijgebracht. In 1896 was Knappert een van de inleiders op het Eerste Nationaal Congres voor Geheelonthouding van alcoholhoudende dranken. Ook bij de Eerste Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1898) werd zij ingeschakeld. Zij was lid van de commissie van voorbereiding en voorzitster van de tijdens de tentoonstelling gehouden congressen over maatschappelijk werk en over vakopleiding voor vrouwen. Het feministisch pad ging zij niet op, wèl was zij ervan overtuigd dat vrouwen méér mogelijkheden hadden en die moesten gebruiken.

Al vanaf 1893 was Knappert betrokken bij pogingen in Leiden een volkshuis op te richten. Op 22 oktober 1899 werd het geopend. Zij werd directrice en het werk werd overeenkomstig haar inzichten opgezet met clubs, cursussen, lezingen met veel aandacht voor cultuur en natuur, uitleen van kunstreprodukties en gratis rechtshulp, een bibliotheek, tentoonstellingen, muziekuitvoeringen en als hoogtepunt van het jaar het Lentefeest. Het had als doel 'verhoging van ontwikkeling, beschaving en levensgeluk onder de arbeidende klassen'. Vervolgens zette Knappert zich in voor een organisatie met als doel het onder leiding buiten doen vertoeven van jongens en meisjes uit arbeiderskringen. In 1909 begon zij iets nieuws in Nederland met weekends buiten voor fabrieksmeisjes, in de directe omgeving van Leiden. Dit werk, door haar Buitenbedrijf gedoopt, groeide uit tot een vereniging, die vacantieweken voor meisjes op de Hoorneboeg en jongenskampen in onder meer Nunspeet organiseerde, en vanaf 1918 het vacantiehuis voor arbeidende meisjes De Vonk onder haar beheer had, het buitenfiliaal van het Leidse Volkshuis in Noordwijkerhout. De Vonk werkte vanaf 1922 samen met de Amsterdamsche Bond van Speeltuinvereenigingen. Tot in de jaren dertig bleef Knappert voorzitter van het bestuur van de vereniging Buitenbedrijf. Toen het financieel steeds slechter ging, besloot zij in 1937 de eigendommen aan te bieden aan de Arbeiders Gemeenschap der Woodbrookers. 'Tot en met december 1937 gingen haar liefde en zorg uit naar dit geestelijk kind en elke cent, die ze kon missen, gaf ze eraan,' aldus M. de Meijer-van der Waerden. In 1899 was behalve het Leidse Volkshuis ook de Opleidingsinrichting voor Socialen Arbeid -later School voor Maatschappelijk Werk - in Amsterdam opgericht. Knappert was daarbij betrokken, maar een verzoek om directrice te worden sloeg zij af. In 1915 werd het verzoek herhaald en accepteerde zij dit. Knappert verhuisde naar Amsterdam. Gedurende haar directoraat (1915-1926) werd de school geconsolideerd. De nadruk kwam te liggen op cultureel en praktisch werk. Tussen 1916 en 1936 redigeerde zij - naar een idee van Leo Simons - samen met Annie Salomons Leven en Werken, maandblad voor meisjes en jonge vrouwen, een uitgave van de Wereldbibliotheek. Daarnaast speelde zij een rol in de International Association of Settlements (tuinstedenbeweging) en de Nederlandse Bond van Volkshuizen. Ontelbaar is het aantal lezingen dat zij heeft gegeven over Dante, Ruskin, Wordsworth of de kathedraal van Chartres.

In 1903 was Knappert één van de ondertekenaars van het Manifest der Twintigen, dat in hoofdzaak door de Vrijzinnig-Democratische Bond werd overgenomen. Naar eigen zeggen werd zij door haar maatschappelijk werk (religieus) socialiste. Volgens W. Banning belichaamde Knappert de overgang van burgerlijk democratisch idealisme met een sterke nadruk op ontwikkeling van persoonlijkheid en verantwoordelijkheid, naar modern democratisch socialisme. Reeds in 1911, het tweede jaar dat de Barchembeweging (toen: Vereeniging Woodbrookers in Holland) zomercursussen organiseerde, was Knappert er spreekster. Zij werd buitengewoon lid. Veel nauwer werden haar banden toen de Barchem beweging de Arbeiders Gemeenschap oprichtte. Knappert leefde sober en met strenge zelfdiscipline.

Zij was zeer stipt en verlangde dat men op vergaderingen precies op tijd aanwezig was. Het verhaal gaat dat, toen zij in Leiden met haar medewerksters aan het Volkshuis - de meesten waren onderwijzeres - een wekelijkse bespreking wilde instellen en geen tijdstip allen schikte, zij, zonder dat iemand durfde protesteren, de maandagochtend om zeven uur vaststelde. Knappert was offervaardig. In de loop der jaren werd haar paarlen ketting korter, omdat zij van tijd tot tijd een parel wegschonk voor activiteiten die haar sympathie hadden. De laatste jaren van haar leven vielen haar zwaar. Een lichtpunt daarin vormde de periode, die zij in het gebouw van de Arbeiders Gemeenschap in Bentveld doorbracht, in dezelfde vleugel als Henriette Roland Holst.

Archief: 

Archief E.C. Knappert in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens, 198 en Aanvulling III in: TvSG, augustus 1987, 317).

Publicaties: 

Kijkjes in de planten wereld (Amsterdam 1893); De School voor Maatschappelijk Werk 1899-1924 (Amsterdam 1924); zie voor bibliografie: M. de Meijer-van der Waerden, Zoekt een ster niet te ver (Amsterdam 1960) 86-87.

Literatuur: 

Verhoor van Emilie Charlotte Knappert, oud 30 jaar, godsdienstonderwijzeres van den prot. Bond, te Leiden' in: Enquête gehouden door de Staatscommissie benoemd krachtens de wet van 19 januari 1890 (Staatsblad nr. 1) (Derde afdeeling) Leiden, 27-31; F. Netscher, 'Karakterschets van E.C. Knappert' in: Hollandsche Revue, 20, 1915, 537-547; Maatschappelijk Werk. Opstellen aangeboden aan Emilie C. Knappert (Amsterdam 1930); W. Banning, 'Emilie C. Knappert' in: Tijd en Taak, 27.9.1952, 4; A. Salomons, 'Mejuffr. E.C. Knappert' in: Maatstaf, april 1956, 24-32, herdrukt in: Herinneringen uit de oude tijd (Den Haag 1957; Amsterdam 1984); M. de Meijer-van der Waerden, Zoekt een ster niet te ver (Amsterdam 1960); A.C.J. de Vrankrijker, Volksontwikkeling (Assen 1962); Terugblik en perspectief. Willem Banning 1888-1971 (Baarn 1972) 43-44; F.L. van 't Hooft, 'Knappert, Emilie Charlotte' in: Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme. Deel 1 (Kampen 1978) 98-99; H. Nijenhuis, Volksopvoeding tussen elite en massa (Meppel 1981); H. Kramers, J. Slangen en M. Vroegindeweij, Het Leidse Volkshuis 1890-1980 (Leiden 1982) 42-177; J.J. Kalma, Emilie Charlotte Knappert (1860-1953). Pionier der volksontwikkeling: bibliografie van en over haar (Leeuwarden 1987); H. Nijenhuis, Werk in de schaduw. Club- en buurthuizen in Nederland, 1892-1970 (Amsterdam 1989); R. Neij, E. Hueting, De opbouw van een sociaal-agogische beroepsopleiding 1899-1989 (Zutphen 1989); M. Lunenberg, 'E.C. Knappert (1860-1952) in: M. van Essen, M. Lunenberg (red.), Vrouwelijke pedagogen in Nederland (Nijkerk 1991) 49-61; L. Bervoets, Opvoeden tot sociale verantwoordelijkheid. De verzoening van wetenschap, ethiek en sekse in het sociale werk in Nederland rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1993); B. Waaldijk, Het Amerika der vrouw. Sekse en geschiedenis van maatschappelijk werk in Nederland en de Verenigde Staten (Groningen 1996); B. Waaldijk, J. van der Stel, G. van der Laan (red.), Honderd jaar sociale arbeid. Portretten en praktijken uit de geschiedenis van het maatschappelijk werk (Assen 1999) 55-69.

Portret: 

E.C. Knappert, foto J. Goedeljee, collectie Erfgoed Leiden

Handtekening: 

Brief van Knappert, directrice school voor maatschappelijk werk aan Van Dorp, oktober 1918. Archief Elisabeth Carolina van Dorp, inv.nr. 851, Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, Amsterdam.
 

Auteur: 
Hermien van Veen
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 3 (1988), p. 95-98
Laatst gewijzigd: 

26-08-2002