LAAN, Jan ter

Jan ter Laan

SDAP-voorman in Zuid-Holland en bestuurder ambtenarenbonden, is geboren te Slochteren op 12 december 1872 en overleden te Rotterdam op 9 augustus 1956. Hij was de zoon van Remko ter Laan, dagloner, later landbouwer, en Metje Buurman, landbouwerse. Op 12 juni 1901 trad hij in het huwelijk met Hendrika te Niet, met wie hij vier dochters kreeg.

De ouders van Ter Laan hadden een kleine boerderij. Het gezin leefde in behoeftige omstandigheden. Het schoolgeld voor Jans zestien maanden oudere broer Klaas, die de Hoogere Burger School te Sappemeer bezocht, kon met moeite opgebracht worden. Na de lagere school ging Jan zijn ouders helpen bij het werk op het land. Op zijn vijftiende verliet hij het huis om elders als boerenknecht aan de slag te gaan. Tot zijn 21-ste bleef hij in de landbouw werken. Daarna begon een nieuwe periode in zijn leven. Hij verhuisde naar Arnhem, waar zijn broer Klaas als onderwijzer aan een school voor MULO was verbonden. Jan was zeer leergierig. Zijn broer gaf hem in de avonduren les en hij slaagde voor 'commies der belastingen' en kreeg een post te Stevensweerd in Limburg. In 1899 werd hij overgeplaatst naar Gelderland, waar hij achtereenvolgens in Putten, Doetinchem, Groenlo en Nijmegen werkte en in 1901 trouwde met een dochter van de Arnhemse socialist J.H. te Niet. In 1900 werd hij lid van de SDAP. Het jaar daarop nam hij deel aan de verkiezingsstrijd in het district Lochem. Mede dankzij zijn optreden verwierf W.P.G. Helsdingen een zetel in de Tweede Kamer. In 1903 kwam hij in Nijmegen in het afdelingsbestuur van de SDAP terecht. Twee jaar later zette hij zich bij de verkiezingsstrijd in voor de Kamerkandidatuur van A.H. Gerhard.

In 1906 werd Ter Laan overgeplaatst naar Rotterdam. Na zijn omzwervingen van de voorgaande jaren bleef Rotterdam de woonplaats voor de rest van zijn leven. In zijn nieuwe werkomgeving bij de scheepvaartdienst agiteerde hij meteen tegen de lange werktijden van zestien á zeventien uur daags. In het politieke leven trad hij al snel op de voorgrond in de Maasstad. In 1907 volgde hij A.W. Heijkoop op als secretaris van de afdeling Rotterdam V van de SDAP, die de oude stad en geheel Feijenoord omvatte. De partij had nog onvoldoende invloed om Ter Laan bij diens eerste kandidaatstelling voor gemeenteraad, Provinciale Staten en Tweede Kamer gekozen te krijgen. Enkele jaren later lukte dat wel. In 1913 werd hij lid van de gemeenteraad en behoorde hij tot de achttien SDAP-ers die in de Tweede Kamer kwamen. In 1915 werden deze vertegenwoordigende functies nog uitgebreid met het lidmaatschap van Provinciale Staten van Zuid-Holland. Afgezien van twee ambtsperioden in de Provinciale Staten en de Tweede Kamer - kort onderbroken door een niet erg geslaagd wethouderschap - zou hij de komende 25 jaar deel uitmaken van deze vertegenwoordigende lichamen. Gedurende een aantal jaren was hij fractievoorzitter van de SDAP in zowel gemeenteraad als Provinciale Staten. In Rotterdam werd hij wel 'de burgemeester van de linker Maasoever' genoemd. Bij zijn intrede in de Tweede Kamer schaarde hij zich aan de zijde van zijn broer Klaas, die al elf jaar parlementaire ervaring had. Klaas, die mede door Jans hulp had kunnen studeren, beschouwde het als een ereschuld zijn broer bij diens verdere vorming te helpen. Een parlementair redacteur typeerde het tweetal als de 'firma Ter Laan, in degelijkheid en onkreukbaarheid, in eerlijke toewijding en werkkracht staan ze gelijk. Dat mag en moet ook de politieke tegenstander constateren'. Een fractiegenoot oordeelde: 'Kornelis [= Klaas] ter Laan is allesbehalve een goed redenaar, doch bij Jan vergeleken is Kornelis een karakterkomiek.'

Ter Laan speelde tevens een vooraanstaande rol in de ambtenarenvakbeweging. In 1912 werd hij voorzitter van de Vereeniging van Kommiezen bij 's Rijks Belastingen. In de Vereeniging stonden vier grote vraagstukken centraal: de rechtspositie, het salaris, de pensionering van ambtenaren en de democratisering van het staatsbestuur. De regering werd gedwongen staatscommissies in het leven te roepen ter bestudering van de drie eerste onderwerpen. De 'commiezenbond' heeft invloed op die beslissing gehad. Onder Ter Laans leiding sloot de bond zich in 1917 bij zijn 25-jarig bestaan bij het NVV aan. Ter Laan had een groot aandeel in het tot stand brengen van de fusie tussen zijn bond, de Algemeene Nederlandsche Ambtenaarsbond (ANAB) en de Algemeene Bond van Nederlandsch PTT-personeel. Van 1919 tot 1929 was hij vice-voorzitter van de Centrale Nederlandsche Ambtenaarsbond. F.S. Noordhoff van de ANAB werd voorzitter van deze NVVbond van witte boorden-ambtenaren. In de Tweede Kamer heeft Ter Laan met verve de ambtenaarszaken behartigd. Als financieel specialist nam hij onder meer de belastingkwesties voor zijn rekening. Op zijn aandringen kwam in 1917 de staatscommissie onder voorzitterschap van H.C. Dresselhuijs ter regeling van de rechtspositie van ambtenaren tot stand. Als lid van deze commissie heeft Ter Laan zich in en buiten de Tweede Kamer meer dan wie ook ingezet voor een betere status van de ambtenaren. In oktober 1929 aanvaardde de Tweede Kamer de Ambtenarenwet. Meer dan dertig keer had Ter Laan hierover in de Kamer gesproken. De aanvaarding van deze wet - al was deze niet helemaal naar zijn wens - was een belangrijk succes in zijn leven als volksvertegenwoordiger. De Algemeene Centrale van Overheidspersoneel gaf in januari 1930 de brochure De Ambtenarenwet uit, waarin Ter Laan gedocumenteerd de hoofdpunten uit de geschiedenis, voorbereiding en inhoud van de Ambtenarenwet uiteenzette.

In 1929 volgde Ter Laan A.W. Heijkoop op als wethouder in Rotterdam. Met de aanvaarding van dit ambt eindigden voor hem 34 jaar bestuurlijke werkzaamheden binnen de vakbeweging. Het politiek-bestuurlijke werk lag hem echter minder goed dan het vertegenwoordigende. In 1931 nam J. Brautigam het wethouderschap van hem over. In september 1939 verliet Ter Laan de gemeenteraad. In de jaren dertig waarschuwde hij tegen conservatieve krachten en het opkomende fascisme. Na zijn pensionering bleef hij de landspolitiek volgen. Na de oorlog was hij een trouw bezoeker van vergaderingen van de Partij van de Arbeid. Kort voor zijn overlijden kwam hij langs op het hoofdkantoor van de Algemene Bond van Ambtenaren in Den Haag om de voorzittershamer van de Vereeniging van Kommiezen aan te bieden. Ter Laan was een organisatieman, veelzijdig op politiek terrein en aardig en hulpvaardig in de omgang, die met grote inzet en ter zake het woord voerde en door zijn toewijding en deskundigheid gezag afdwong.

Literatuur: 

Gedenkschrift van de Vereeniging van Kommiezen bij 's Rijks Belastingen in Nederland 1892-1917 (z.pl. z.j.); D. Hans, Parlementsfilm (Scheveningen z.j.) 111-114; Vliegen, Kracht II, 554-555; Bekende Rotterdammers, Biografisch Maandschrift 1927, 531-532; De Ambtenaar, nr. 43, 1972, 91; Nieuwe Rotterdamse Courant, 11.8.1956; B. van Dongen, Revolutie of integratie (Amsterdam 1992); J. de Roos, Besturen als kunst. Lokale sociaal-democraten 100 jaar verenigd (Amsterdam 2002).

Portret: 

J. ter Laan, uit: Vliegen, Kracht II, 555

Handtekening: 

Huwelijksakte van Ter Laan/Te Niet dd. 12 juni 1901. Reg. 183, akte 201, akteplaats Arnhem. Als bruidegom.

Auteur: 
Harry Peer
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 4 (1990), p. 119-121
Laatst gewijzigd: 

01-03-2020 (beroep moeder toegevoegd)