SAJET, Benedictus Herschel

Ben Sajet

(roepnaam: Ben), sociaal-geëngageerd arts en sociaal-democratisch gemeenteraadslid, is geboren te Amsterdam op 17 maart 1887 en aldaar overleden op 24 september 1986. Hij was de zoon van Jacob Mozes Sajet, diamantbewerker, en Saartje Visser. Op 18 december 1912 trad hij in het huwelijk met Haia (later als Chaia geschreven) Raismann, met wie hij drie zoons kreeg. Na haar overlijden op 16 juni 1935 hertrouwde hij op 22 juli 1936 met Dorothea Johanna Margaretha Venema, met wie hij twee dochters kreeg.

Sajet was de jongste uit een orthodox-joods gezin van drie zoons, dat woonde aan het Waterlooplein, vlak bij de Mozes-en Aäronkerk. Zijn vader was aanvankelijk diamantslijper en zou later diamanthandelaar worden. Het gezin behoorde tot de kleine middenstand. Grootvader Sajet was rabbijn, die zich in een grote populariteit mocht verheugen. Opgegroeid aan het Waterlooplein verhuisde Sajet later naar de Neuwe Herengracht. Hij had een onbezorgde jeugd en bezocht eerst een joodse school, de Leerschool in de Nieuwe Kerkstraat, daarna op zijn elfde jaar de gewone lagere school. Hij was een goede leerling, ging naar de vijfjarige Hoogere Burgerschool en behaalde in 1912 zijn artsexamen aan de Universiteit van Amsterdam. Hoewel afkomstig uit een politiek liberaal milieu had Sajet reeds op jeugdige leeftijd grote belangstelling voor de socialistische beweging. Hij was een groot bewonderaar van P.J. Troelstra en de spoorwegstaking van 1903 maakte diepe indruk op hem. Door het lezen van een brochure van Herman Gorter maakte hij kennis met het marxisme en hij zou zich - naar eigen zeggen - zijn hele leven marxist blijven noemen. In 1909 sloot hij zich aan bij de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en, hoewel hij zich altijd ter linkerzijde van de partij bevond, zou hij in de interne partijtwisten nooit een rol van betekenis spelen. Voor hem betekende het socialisme in de eerste plaats 'solidariteit'. De verwezenlijking hiervan in de gezondheidszorg vormde de rode draad in al zijn maatschappelijke activiteiten. Hoewel op zijn dertiende jaar barmitswa geworden, speelde de joodse religie al spoedig geen rol meer in zijn leven. In latere jaren sloot hij zich aan bij de Poale Zionbeweging, die het stichten van een socialistische staat in Palestina voor ogen stond. Sajet vestigde zich in 1912 als huisarts in Amsterdam (Transvaalbuurt). Met enige jaren onderbreking zou hij als zodanig werkzaam zijn tot het uitbreken van de oorlog in 1940. In de tussenliggende periode was hij van 1918 tot 1920 directeur-geneesheer van het door het Koperen Stelenfonds van Jan van Zutphen te stichten sanatorium voor tuberculoselijders Zonnestraal te Hilversum. Sajet en architect J. Duiker gingen op studiereis naar Groot-Brittannie om zich te oriënteren op de tbc-bestrijding daar en bezochten het befaamde Papworth After Care Colony and Village Settlement. Toen bleek dat de bouwplannen moesten worden uitgesteld, vanwege een crisis in de diamantindustrie, werd Sajet van 1920 tot 1922 schoolarts in Amsterdam. Reeds als student was hij zich bewust van de relatie tussen geneeskunde en maatschappij en begon hij met het analyseren van sociaal-hygiënische vraagstukken. Direct na zijn artsexamen verscheen in 1913 zijn eerste publikatie over het opsporen van onbehandelde trachoompatiënten te Amsterdam in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Naast zijn drukke artsenpraktijk richtte zijn activiteit zich steeds meer in de richting van de sociale geneeskunde. In 1916 publiceerde hij in samenwerking met de later bekend geworden econoom J. van Gelderen, toen medewerker van het Gemeentelijk Bureau van Statistiek in Amsterdam, een verhandeling over sterfte aan mazelen in Amsterdam, en in 1919, eveneens met Van Gelderen, een medisch-statistische studie over kinkhoest. Intussen verscheen van zijn hand, als gevolg van de slechte sociaal-hygiënische omstandigheden in oorlogstijd, een publikatie (in samenwerking met de arts W. Polak), getiteld Eene voedingsenquête in mobilisatietijd (Amsterdam 1916), en een daarmede samenhangende studie over de tuberculose-sterfte (1917).

Zijn politieke belangstelling en sociaal-medische bewogenheid maakten Sajet als het ware voorbestemd deel uit te maken van de Amsterdamse gemeenteraad. In 1923 werd hij gekozen voor de SDAP en veertig jaar lang - met een onderbreking in de oorlogsjaren - zou hij lid zijn van de raad. Vijf jaar later kreeg hij zitting in de provinciale staten van Noord-Holland (1928-1958). Sajet heeft in de Amsterdamse gemeenteraad een belangrijke rol gespeeld. In het bijzonder voerde hij het woord over vraagstukken van volksgezondheid, maar ook onderwijszaken en blinden- en bejaardenzorg hadden zijn aandacht. Bekendheid verwierf hij in de jaren twintig met zijn pleidooi voor de oprichting van openluchtscholen, ook voor het gezonde kind. In de crisisjaren verzette hij zich fel tegen de verlaging van de lonen der gemeentewerklieden en de bezuinigingen in de gezondheidszorg. Tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) pleitte hij in de gemeenteraad voor de toelating van vluchtelingen uit Spanje en het verschaffen van verpleging en huisvesting van hen in Amsterdam. Als secretaris van de medische commissie Hulp aan Spanje bezocht hij in deze jaren enige malen dit land. Sajet schreef een groot aantal artikelen over diverse onderwerpen van sociaal-medische aard in De Socialistische Gids, Sociale Voorzorg en De Vakbeweging. Op 24 mei 1940, twee weken na de Duitse overval, promoveerde hij in Amsterdam op een proefschrift, getiteld Bijdrage tot de geneeskundige beoordeeling in de practijk van de ongevallenwet. In november van dat jaar werd hij op last van de rijkscommissaris A. Seyss-Inquart ontheven van zijn functie als lid van de gemeenteraad en de provinciale staten. In de zomer van 1941 stak Sajet in een klein bootje met zeven mensen (onder wie twee van zijn zoons) over naar Engeland. Toen hij daar aankwam, vernam hij dat zijn jongste zoon, die al eerder naar Engeland was gevlucht, bij een vliegtuigongeluk om het leven was gekomen. De beide andere zoons namen dienst bij de Royal Navy. Eén van hen kreeg een auto-ongeluk op weg naar zijn schip en overleed. In de oorlogsjaren werkte Sajet als scheepsarts en keuringsarts op Jamaica. In Engeland hield hij zich bezig met het ontwerpen, met als voorbeeld het Beveridge-plan, van een sociaal gezondheidszorgsysteem, dat ten dele als uitgangspunt heeft gediend voor de Nederlandse gezondheidszorg. Na vele omzwervingen kwam hij na de bevrijding terug op Nederlandse bodem. Bij thuiskomst vernam hij dat zijn moeder, kleinkinderen, schoonmoeder en vele andere familieleden door de Duitsers waren omgebracht.

Ondanks het grote leed zette Sajet zich aan de arbeid. Hij hield zich na de bevrijding bezig met de repatriëring van Nederlanders uit Frankrijk. Spoedig maakte hij weer deel uit van de Amsterdamse gemeenteraad. Hij zorgde ervoor dat de Hollandsche Schouwburg een gedenkmonument werd. In de oorlog van 1948-1949 tussen Israël en de Arabische buurlanden bood Sajet medische hulp. Sajet zou in de naoorlogse jaren in het Amsterdamse raad de belangrijkste woordvoerder zijn op het terrein van de reorganisatie van de gezondheidszorg. Hij schreef daarover in Het Ziekenfonds. Grote bekendheid verwierf hij in de jarenlange strijd om een nieuw Academisch Ziekenhuis. Het ging om de vraag, óf het bestaande Wilhelmina Gasthuis blijvend tot Academisch Ziekenhuis te bestemmen en het daartoe uit te bouwen (zoals het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders luidde), óf een nieuw Academisch Ziekenhuis op te richten aan de rand van de stad. Sajet was een groot voorvechter van deze laatste oplossing. De gemeenteraad volgde aanvankelijk het college, maar enige jaren later, toen de universiteit autonoom was geworden, besloot men alsnog tot de bouw van een nieuw medisch centrum. 'Een verlaat eerbetoon aan Dr. Sajet', aldus de media. Sajet werd later nog geëerd met een naar hem genoemde zaal, met daarin zijn geschilderd portret. Zeer actief was Sajet in de gemeenteraad ook voor betere huisvesting van bejaarden en geestelijk gehandicapten. De Dr. Ben Sajet Stichting zet zijn werk voort. Hij was geen groot redenaar. Met zijn zachte stemgeluid - zijn 'fluwelen stem', zoals een raadslid eens opmerkte - hield hij zijn goed gedocumenteerde betogen, bedachtzaam en soms uitermate fel, maar gespeend van iedere vorm van retoriek. Als voorzitter van de Commissie voor de Verzoekschriften kreeg Sajet te maken met de persoonlijke grieven van de Amsterdammers. Hij verdedigde fel de individuele belangen van de burgers, wanneer deze in de bureaucratie vermorzeld dreigden te worden. In 1962 nam hij op 75-jarige leeftijd afscheid van de gemeenteraad. Joop den Uyl, toen voorzitter van de Partij van de Arbeid-fractie, schetste Sajet als 'een ideaal raadslid, omdat hij zo lastig kon zijn'. Sajet was kritisch, ook waar het betrof het handhaven van de rechten van de raad. In zijn lange leven ontving Sajet vele onderscheidingen. Verpleeginrichtingen en bejaardenhuizen kregen zijn naam en in Israël werd een park naar hem genoemd. Op zijn tachtigste verjaardag ontving hij de gouden erepenning van de gemeente Amsterdam.

Archief: 

Archief Ben Sajet in IISG. Persdocumentatie B.H. Sajet in Gemeentearchief Amsterdam.

Publicaties: 

Het opsporen van onbehandelde trachoom-patiënten te Amsterdam' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1913, 227-32, 459-60; 'Misbruik en ongewenscht gebruik der ongevallenwet?' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1914, 1229-35; (met J. van Gelderen) 'Sterfte aan mazelen te Amsterdam' in: Statistische Mededeelingen Bureau Statistiek Amsterdam, nr. 48, 1916; 'Tuberculose-sterfte in Nederland in den mobilisatietijd' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1917, 1860-73; (met J. van Gelderen) 'Kinkhoest, een medisch-statistische studie' in: Statistische Mededeelingen Bureau Statistiek Amsterdam, nr. 53, 1919; 'Een gemeentelijk melkbedrijf te Amsterdam' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1920, 990-1000; 'Tuberculose in oorlogstijd' in: De Socialistische Gids, 1920, 86-95; 'Geneeskundige armenzorg en ziekenfondsen' in: Sociale Voorzorg, 1920, 209-17; 'De wet op de ziekenverzorging' in: Sociale Voorzorg, 1920, 729-63; 'Tuberculose in en na den oorlog' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1921, 2606-19; 'De instelling van gezondheidsdiensten' in: Sociale Voorzorg, 1921, 279-93; 'Geneeskundig Schooltoezicht' in: Sociale Voorzorg, 1921, 516-21; Rapport inzake de wenschelijkheid van het treffen van maatregelen ten behoeve van uitbestede kinderen (Amsterdam 1920; Geschriften van den Armenraad te Amsterdam, nr. V); 'De woningnood' in: Sociale Voorzorg, 1922, 125-51; 'Reclasseering van ontslagen tuberculose-patiënten' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1922, 730-3; (met B. Bijvoet en J. Duiker) Rapport betreffende een onderzoek, inzake de Tuberculose-bestrijding en de verpleging in Sanatoria, ingesteld in opdracht van het Koperen Stelenfonds 'Nieuwe Levenskracht' te Amsterdam (Amsterdam 1922); (met J. van Gelderen) 'The control and prevention of whooping-cough' in: The Medical Officer, 30e jrg., 1923; (met R. Hoogland) Openluchtscholen (Amsterdam 1922); 'Het ontwerp van wet op de besmettelijke ziekten. De inenting tegen pokken' in: Sociale Voorzorg, 1924, 289-99; 'De uitvoering der ongevallenwet door de medische afd. der Rijksverzekeringsbank' in: De Vakbeweging, 1926, 317-20; 'Eenige statistische gegevens omtrent kleuters' in: Statistische Mededeelingen Bureau Statistiek Amsterdam, nr. 84, 1929; 'De ramp te Lubeck' in: De Socialistische Gids, 1930, 581-5; (met J. Heldt-ten Cate) Openluchtscholen in Nederland (Amsterdam 1931); 'Reclasseering van tuberculose-patiënten' in: De Socialistische Gids, 1932, 63-6; 'Klasse-Geneeskunde' in: De Socialistische Gids, 1932, 143-5; (met M. Bosboom) 'Risico van de arbeid' in: De Vakbeweging, 1932, 21-9; (met J.G. Remijnse) 'Het verband tussen ongeval en ziekte' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1933, 2237-8; (met A. Blauw en N. Diamant) Wij werkten in Spanje. Ervaringen van het Hollandse medische personeel in Spanje (Amsterdam z.j.); Wenken bij ziekten (Amsterdam 1936); 'Openbare brief aan prof. dr. W.G. Sillevis Smith' in: De Vakbeweging, 1939, 88-9; 'Gezondheidsdienst in Engeland kampt met "kinderziekten"' in: Het Vrije Volk, 20.10.1952; Veertig jaar Gezondheidszorg. Verslag AZZ (Amsterdam 1952); 'Resultaten der revalidatie in Groot-Brittannië' in: De Vakbeweging, 1953, 188-9; Nota ter toelichting van het voorstel-Sajet van 18 juli 1956, no. 949, tot stichting van een Medisch-Academisch Centrum te Amsterdam (Gemeenteblad, 1956, Bijlage H); Openluchtscholen in Nederland (Purmerend 1962); 'De nestor van de raad en ... straatnaambordjes' in: 't Koggeschip. Orgaan van het Amsterdamse secretarie-personeel, 1962, 76-7; zie voor bibliografie: Het boek Sajet (Amsterdam 1967) 187-9.

Literatuur: 

H.P. van den Aartweg, J.P.J.C. Hüllstrung (red.), Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Nederlanders en hun werk (supplement), Amsterdam 1938, 1738; Het boek Sajet, Opstellen over aspecten der sociale geneeskunde door vrienden angeboden aan dr. B.H. Sajet ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag (Amsterdam 1967); Dr. Ben Sajet. Televisie-uitzending 'Dagje ouder' van 1 maart 1972 (stencil VARA, Hilversum 1972); R. van Dijk, 'De "horzel" kan initiatief nemen nog altijd niet laten. Dr. Sajet 90' in: Het Parool, 19.3.1977; 'Dr. Ben Sajet, een leven in dienst van de hoofdstad' in: NRC Handelsblad, 19.3.1977; U. den Tex, 'Ben Sajet. Getemd is de leeuw, eens de schrik der woestijn...' in: Vrij Nederland, 2.4.1977; Fels, H., Een leven lang Ben Sajet. Verteld aan - (Baarn 1977); T. Idsinga, Zonnestraal (Amsterdam 1986); F. Heddema, ''n eeuw strijd voor onderdrukten' en 'B.S. Polak, Een bescheiden man, die op zijn stuk bleef staan' in: Het Parool, 29.9.1986; 'Huisarts en socialist Sajet (90) overleden' in: de Volkskrant, 30.9.1986; 'Dr. Ben H. Sajet 1887-1986. Sociaal bewogen' in: NRC Handelsblad, 30.9.1986; J.Z. Baruch, 'Dr. B.H. Sajet, sociaal-geneeskundige van formaat' in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1986, nr. 50, 2273-5; H. Lakmaker, 'Poale-zionist dr. Sajet ijverde voor sociale voorzieningen' in: Nieuw Israelitisch Weekblad, 3.10.1986; H. Wijfjes, Radio onder restrictie (Amsterdam 1988); G.W.B. Borrie, Monne de Miranda. Een biografie (Den Haag 1993); P. Hoekman, J. Houkes, De Weezenkas. Vereeniging op grondslag van het beginsel 'opvoeding zonder geloofsdogma' 1896-1996 (Amsterdam 1996); R. Roegholt, Amsterdam na 1900 (Amsterdam 1993); 'Dr. Benedictus Herschel Sajet' in: P. Hofland, B. Hesp, Leden van de raad. De Amsterdamse gemeenteraad 1814-1941(Amsterdam 1998) 257; H.J.E. Siemerink-Hermans, 'Ben Sajet en de uitvoering van de Ongevallenwet' in: Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde, 1998, nr. 8, 241-4; E. Gans, De kleine verschillen die het leven uitmaken. Een historische studie naar joodse sociaal-democraten en socialistisch-zionisten in Nederland (Amsterdam 1999).

Portret: 

B.H. Sajet, 1957, coll. Nationaal Archief / ANP foto (Den Haag)

Auteur: 
G.W.B. Borrie
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 233-237
Laatst gewijzigd: 

17-09-2021 (spellingsvariant voornaam eerste echtgenote toegevoegd)