WEIDEMA, Anke

Anke Weidema

bestuurder Algemene Nederlandse Bond van Huispersoneel en voortrekker van vakbondswerk voor vrouwen binnen het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, is geboren te Amsterdam op 27 mei 1908 en overleden te Leeuwarden op 26 november 1990. Zij was de dochter van Anne Weidema, schoenmaker, en Janke Koopmans, naaister.

Weidema was afkomstig uit een rood arbeidersgezin. Haar ouders waren afkomstig uit Bolsward. In 1911 verhuisde het gezin naar Leeuwarden waar nog vier broers en een zus volgden. Beide ouders hadden als kind de 'Engelse ziekte' (rachitis) gehad en waren fysiek gehandicapt. Het schooladvies luidde dat Weidema onderwijzeres kon worden, maar haar ouders verdienden in de crisistijd onvoldoende om het gezin van te onderhouden. Vanaf haar dertiende moest zij meeverdienen. Vanwege een zwakke rug kon zij geen naaister worden. Voor een rijksdaalder in de week werd zij dienstbode in het gezin van een accountant. In Leeuwarden sloot haar moeder, geïnspireerd door religieus-socialistische dominees als Willem Banning en Gerard Horreüs de Haas, zich aan bij de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP) en de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs (BSDVC). De kinderen werden lid van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) en kwamen daardoor met de sociaal-democratie in aanraking. Het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAO) functioneerde als vormingsinstituut. Anke en haar zuster Yfke werden overtuigd esperantist.

Weidema was eind 1929 één van de oprichtsters van de afdeling Leeuwarden van de nieuwe Algemene Nederlandse Bond van Huispersoneel. Het initiatief kwam vanuit leden van de AJC en de BSDVC. Dat niet het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) het initiatief nam, komt omdat dit met slechts 6% vrouwelijke leden en nauwelijks vrouwelijke bestuurders nog een typisch mannenbolwerk was. Bij de AJC waren evenveel jongens als meisjes lid en 13% van de leden werkte in een huishoudelijk beroep. Het NVV nam het initiatief over en subsidieerde een bezoldigde, de Arnhemse AJC-bestuurder Truus van Andel. 1 januari 1930 geldt als oprichtingsdatum van de bij het NVV aangesloten bond. Weidema, inmiddels voorzitter van de afdeling Leeuwarden, werd in 1934 gekozen tot onbezoldigd hoofdbestuurder. In december 1937 kwam zij bij de bond in Amsterdam in loondienst als kantoorbediende voor het secretariaat en de boekhouding. Met Van Andel ging ze naar werkgevers en probeerde de meisjes te interesseren voor het lidmaatschap. Van 1935 tot 1938 doorliep zij als één van de eerste vakbondsvrouwen de Troelstraschool, de vierjarige kaderopleiding van NVV, SDAP en IvAO. Deze was voornamelijk gericht op financieel-economische kennis. Voor de sociale en filosofische vakken ging zij naar de Woodbrookers. De bond, met in 1940 23 afdelingen met bijna 1000 leden, voor driekwart vrouwen, organiseerde het particuliere huispersoneel, werknemers in instellingen, maar ook de werknemers van de Cemsto. Om resultaat te boeken moest binnen en buiten de vakbeweging veel weerstand worden overwonnen. De bond eiste beperking van de arbeidstijd en een vastgestelde wekelijkse rustdag en maakte zich er sterk voor dienstbodes opgenomen te krijgen in het sociale zekerheidsstelsel. Voor wettelijke regelingen moest men bij de overheid zijn. Echter: 'De hoge ambtenaren en politici, maar ook een deel van de vakbondsbestuurders, hadden vaak zelf een dienstmeisje en waren daardoor persoonlijk bij deze materie betrokken.' Dat belemmerde volgens Weidema de bereidheid de belangen van huishoudelijk personeel te behartigen.

Na de Duitse bezetting van Nederland nam Weidema in oktober 1940 ontslag. Van Andel, de secretaris-penningmeester en drijvende kracht achter de bond, schoof te zeer de kant op van de Nationaal-Socialistische Beweging en kon zich te goed vinden in de nieuwe ordening van de bezetter. Dat botste met haar principes van loyaliteit. Weidema, die op kamers bij Van Andel inwoonde, keerde terug naar haar familie in Leeuwarden en verdiende de kost met werkhuizen en verstelwerk. Zij haalde een diploma 'lerares coupeuse', zodat zij ook naailessen kon geven. Omstreeks 1938 had Weidema zich verloofd met een joodse man, die tijdens zijn onderduik een anti-Duits stuk schreef dat de aandacht op haar vestigde. Tijdens een inval bij een kennis in Dordrecht werd zij gearresteerd en korte tijd in Rotterdam gevangen gezet. Na haar vrijlating werd zij opnieuw gearresteerd. Van 17 december 1943 tot 29 januari 1944 verbleef zij zonder aanklacht als Polizeihäftling in kamp Vught. Zij was zich ervan bewust dat zij voorzichtig moest zijn. Haar moeder had joodse onderduikers in huis en een broer die bij de gevangenis werkte, gaf boodschappen door aan gevangen verzetsmensen.

In juli 1945 keerde Weidema met medewerking van NVV-secretaris Coen van der Lende terug naar Amsterdam om de bond voor huispersoneel weer op poten te zetten. Bij de heroprichting werd zij bezoldigd secretaris-penningmeester, tevens redactrice van het bondsblad. Begin 1946 telde de bond weer zeven afdelingen met 235 leden. Hij fuseerde eind 1947 met de Nederlandse Bond van Kapperspersoneel tot Algemene Bond van Personeel werkzaam in Particuliere Sociaal-Hygiënische Instellingen en Huishoudelijke Diensten (SHHD). Weidema werd penningmeester. In 1948 vertegenwoordigde Weidema het NVV in de commissie, die bij het aftreden van koningin Wilhelmina de tentoonstelling 'De Nederlandse Vrouw 1898-1948' voorbereidde. In het bij Wilhelmina's gouden jubileum uitgebrachte gedenkboek verzorgde zij het hoofdstuk 'In de vakbeweging', een korte maar gedegen geschiedenis van vrouwen in de vakbeweging. Toen H. Nieuwenhuis, de uit de kappersbond afkomstige SHHD-secretaris de werklozenkas voor hun eigen pensioenvoorziening wilde gebruiken, kreeg hij het met Weidema aan de stok. In dit conflict ondervond zij het vooroordeel dat de secretaris, omdat hij een man was, het gelijk wel aan zijn kant zou hebben. Uiteindelijk won zij het pleit en werd hij ontslagen. Voordat de SHHD zich in 1954 aansloot bij de Algemene Bedrijfsgroepen Centrale (ABC), was Weidema al vertrokken. ABC-voorzitter Menzo ter Borch stond erom bekend dat hij gelijk loon voor gelijkwaardige arbeid van mannen en vrouwen niet nodig vond. Als vrouwen 75% van het loon van mannen zouden verdienen, vond hij dat voldoende. Weidema vond in Tiets van der Meulen, eveneens afkomstig uit een rood nest in de buurt van Leeuwarden en met een verleden als dienstbode en AJC-lid, een toegewijde opvolgster. Deze werkte in een kindertehuis en maakte als onbezoldigde al deel uit van het SHHD-hoofdbestuur.

Kees van Wingerden, voorzitter van de Algemene Nederlandse Metaalbedrijfsbond (ANMB), die Weidema kende uit hun gemeenschappelijke tijd op de Troelstraschool, haalde haar in 1951 naar zijn bond. In de metaalindustrie nam na de oorlog het aantal vrouwelijke werkneemsters snel toe, maar de ANMB was nog volledig op mannen gericht. Bovendien wilde de bond aansluiting zoeken bij de vrouwen van leden, omdat die bij stakingen en de keus voor een vakbondslidmaatschap vaak bepalend waren. Weidema werd districtsbestuurder in algemene dienst, belast met het 'vrouwenwerk'. Dit bestond uit propaganda onder vrouwelijke werknemers, belangenbehartiging, kontakten met vrouwen van leden en scholing van vrouwelijke leden. Nadat de bond in 1956 het districtenstelsel had ingevoerd, ging Weidema op 1 mei 1959 naar Den Haag, waar zij als districtbestuurder ook verschillende bedrijven, cao's en afdelingen in haar portefeuille kreeg. Net als in Amsterdam was zij in Den Haag lid van de ontslagcommissie van het Gewestelijk Arbeidsbureau. Daarnaast bleef zij op landelijk niveau verantwoordelijk voor de scholing van vrouwelijke leden. Dit was pionierswerk: inhoudelijk, als het er om ging bij collega's en werkgevers de aandacht te vestigen op gelijke beloning voor vrouwen en mannen binnen cao- en pensioenafspraken, en in omgangsvormen en interne vakbondscultuur, die toch vooral een mannenwereld weerspiegelde. Met heldere argumenten, duidelijke taal en veel uithoudingsvermogen wist deze intelligente en nuchtere Friezin op den duur respect en waardering af te dwingen. Dankzij haar loon bij de ANMB kon zij het zich op haar vijftigste eindelijk veroorloven een zelfstandige woning te betrekken en hoefde zij niet meer bij een collega in te wonen of kamers te huren.

In 1954 namen Weidema, Van der Meulen en Co van den Born van de dienstenbond Mercurius het initiatief om vakbondsbreed de aandacht op vrouwen te richten. Zij benaderden Van Wingerden, die ondertussen vicevoorzitter van het NVV was en verantwoordelijk voor de propaganda. Ongeveer tegelijkertijd vond in Bennekom op De Born een conferentie van vrouwelijke kaderleden plaats, die zich boog over de vraag hoe de aantrekkingskracht van de vakbeweging op vrouwen kon worden vergroot. Het NVV had toen vijf procent vrouwelijke leden, terwijl bijna een kwart van de beroepsbevolking uit vrouwen bestond. Van Wingerden verdedigde het plan om vanuit het NVV-bestuur een Commissie Vrouwenarbeid in te richten. In 1955 ging deze van start met vertegenwoordigers van alle aangesloten bonden onder voorzitterschap van Ad Vermeulen, die in het NVV-bestuur verantwoordelijk was voor loonpolitiek en 'vrouwenwerk'. Weidema nam er namens de ANMB aan deel. De commissie was gemengd samengesteld, maar in de praktijk deden de weinige vrouwen het werk. Omdat het voorzitterschap vaak wisselde, moesten de vrouwelijke commissieleden telkens nieuwe mannelijke collega's in de problematiek inwerken. In 1955 werd het Rapport inzake de arbeidende vrouw uitgebracht. De eerste jaren werd nog weinig gedaan met de conclusie dat het tijd werd dat de vakbonden ook zelf werk gingen maken van de verbetering van de positie van werkende vrouwen en het afschaffen van discriminerende loonregelingen in cao's. Geïnspireerd door de ontwikkelingen bij vakbonden in het buitenland, waar het 'vrouwenwerk' structureel was opgenomen in plaats van in een vrijblijvende adviescommissie, pleitten Weidema en Van den Born met succes voor een goed uitgerust secretariaat met een vrouwelijke functionaris. Dat werd in 1959 het NVV- (later FNV-) Vrouwensecretariaat, met Nel Tegelaar als eerste beleidsmedewerker. Ook vanuit de Commissie Vrouwenarbeid, waar Weidema vanaf het begin tot haar pensionering in 1969 deel van uitmaakte, was zij jarenlang actief in het scholingswerk voor vrouwelijke leden en kaderleden. Zij heeft vanaf de oprichting kort na de oorlog tot haar pensionering het NVV vertegenwoordigd in de landelijke commissie van advies voor de arbeid van vrouwen en meisjes, ingesteld door het Ministerie van Sociale Zaken.

Wat Weidema een volgende generatie actieve vakbondsvrouwen heeft bijgebracht, is dat, als zij wat willen bereiken, zij het zelf moeten doen. Als vrouwen vinden dat er discriminerende bepalingen in de cao staan, moeten zij daar zelf over beginnen en ervoor zorgen dat zij erbij zijn als de beslissingen worden genomen. Toen in 1986 in Assen voor de drie noordelijke provincies een Vrouwenvakschool werd opgericht met beroepsopleidingen voor herintredende vrouwen, werd deze naar haar vernoemd. Zij was daarmee verguld en gaf daarvan blijk bij de feestelijke opening en in verschillende gastlessen. Haar medestrijdsters zagen er de erkenning in van haar baanbrekende werk ín het streven naar gelijkwaardigheid voor de vrouw.

Archief: 

Archief A. Weidema in IISG (Amsterdam).

Publicaties: 

In de vakbeweging' in: M.G. Schenk (red.), Vrouwen van Nederland 1898-1948. De vrouw tijdens de regering van Koningin Wilhelmina (Amsterdam 1948) 235-46.

Literatuur: 

B. Henkes en H. Oosterhof, Kaatje ben je boven? Leven en werken van Nederlandse dienstbodes 1900-1940 (Nijmegen 1985); 'Anke Weidema' in: Vrouwenvakschool. Vrouwen leren nieuwe beroepen (Assen 1986) 19-20; N. Scholten, 'Vakbondsvrouwen voerden pioniersstrijd' in: Aaneen, 15.1.1990, 21 (betreft Anke en Yfke); 'In memoriam Anke Weidema' in: Nieuwsbrief vrouwen (FNV Vrouwensecretariaat), 1991/1, 7; M. Elias, Fabrieksgeheimen. De Industriebond FNV en het misverstand der seksen (Amsterdam 1993) 50-5; C. van Eijl, Maandag tolereren we niets meer. Vrouwen, arbeid en vakbeweging 1945-1990 (Amsterdam 1997); J. Varkevisser, Interview A. Weidema, 10 november 1984 (ongepubliceerd, aanwezig in IISG); J. Varkevisser in: E.-J. Weterings (red.), Dwarsliggers, drama's en kroonjuwelen. Twintig jaar Vakbonds Historische Vereniging (Amsterdam 2003) 28.

Portret: 

Privéverzameling A. Weidema; afgedrukt in M. Elias, Fabrieksgeheimen, Amsterdam 1993, p. 48

Handtekening: 

1980; uit privécollectie.

Auteur: 
Floor M. van Gelder
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2011)
Laatst gewijzigd: 

22-02-2012 (Jaartal invoering districtenstelsel en vertrek naar Den Haag aangepast, literatuurlijst verbeterd)