WERTWIJN, Jan Willem

leider van de sigarenmakers ten tijde van de Eerste Internationale en bestuurder van de Amsterdamsche Werkmansbond, is geboren te Amsterdam op 9 april 1839 en aldaar overleden op 5 maart 1899. Hij was de zoon van Jan Willem Wertwijn, sigarenmaker en bediende, en Anna Maria Wilhelmina Freidrigs. Op 4 maart 1868 trad hij in het huwelijk met Anna Maria Wellbrock, met wie hij drie zoons en een dochter kreeg en van wie hij een eerdere zoon echtte. De grootvader en vader heetten eveneens Jan Willem Wertwijn. De familienaam werd ook gespeld als Wertwein en Werthweyn. Wertwijn was een neef van Petrus Werthweijn van de Algemeene Nederlandsche Typografenbond.

Wertwijn was in elk geval sinds het najaar van 1868 lid van de sigarenmakersvereniging Door Vriendschap Bloeiende. Hij zat in het bestuur toen de vereniging een weerstandskas instelde. Bovendien zocht dit bestuur contact met andere sigarenmakersverenigingen. Enkele weken na het einde van de Amsterdamse scheepstimmerliedenstaking schreef Wertwijn in De Werkman van juni 1869 het artikel 'Waakt op, gij die slaapt!'. Hij riep op tot samenwerking en onderlinge solidariteit van werknemers met als doel 'een algemeen bondgenootschap opdat wij elkander zonodig beurtelings bijstaan tegen het geweld der overheerschers, die zich ten koste van den werkman, baden in wellust en genietingen des levens'. Rekening houdend met de felle reactie op de staking en de gevormde Eerste Internationale schreef hij: 'De geest tot billijk verzet tegen loonbederf en armoedzaaijen wint veld langs wettigen weg'. J. Giele noemt 'billijk verzet langs wettigen weg' een 'bepaald originele gedachte voor die tijd'. Op het congres van de Algemeene Nederlandsche Typographenbond op 9 december 1869 pleitte Wertwijn met anderen, onder wie B.H. Heldt, voor aansluiting van alle arbeidsorganisaties bij een algemene vereniging die consumptie- en produktieverenigingen moest oprichten. Zelf had Wertwijn namens Door Vriendschap Bloeiende zitting genomen in het bestuur van de Amsterdamsche Werkmansbond. Deze organisatie stelde zich steeds behoedzaam op waar het ging om steun aan radicaal geachte verenigingen. Zo boog het bestuur zich op 9 juni 1870 over de vraag of het wel een lokaal kon verhuren aan een vereniging die zich het verkrijgen van algemeen kiesrecht ten doel stelde. De leden bleken hiertegen. Wertwijn hield zich bij deze gelegenheid op de vlakte en trok zijn conclusies. Nadat hij op 9 oktober door medebestuursleden wegens het al te luidruchtig instuderen van een feestlied met zijn sigarenmakers tot de orde was geroepen, horen we binnen de Werkmansbond voorlopig niet meer van hem, al bleef hij, mogelijk vooral vanwege de zaalhuur, wel lid. Wertwijn was al vroeg voorstander van internationale aaneensluiting van arbeiders. Eind 1870 sprak hij zich hiervoor uit. Ook dit ideaal wilde hij bereiken via wegen van geleidelijkheid: 'men kan onmogelijk alles tegelijk begeren'. Dacht hij aanvankelijk alleen aan plaatselijke coöperaties, na verloop van tijd zag hij in dat verenigen op plaatselijk niveau onvoldoende was. Men moest zich ook landelijk verenigen en vervolgens internationaal. Op een congres van werklieden eind december 1870 verdedigde hij nationale en op den duur internationale organisatie maar de vergadering gaf met zestien tegen vijftien stemmen een voorlopige voorkeur voor nationale vereniging aan.

In januari 1871 woonde Wertwijn - volgens D. Hudig 'blijkbaar met de Belgen goed bekend' - in Antwerpen het internationale congres van sigarenmakers bij dat belegd was door de sinds 1868 bestaande Belgische bond. Hij verwierf er steun van de Belgische vakgenoten die brieven schreven naar het oprichtingscongres van de Nederlandsche Sigarenmakers Bond door verschillende vakverenigingen op 4 februari 1871, waarvoor Wertwijn en Door Vriendschap Bloeiende zich sterk hadden gemaakt. De door Wertwijn voorgezeten vergadering sprak zich uit voor aansluiting bij de Eerste Internationale. Dit gebeurde evenwel niet. Wel tekende Wertwijn voortaan zijn artikelen als voorzitter van de sigarenmakersbond en 'lid der Internationale'. In de Amsterdamsche Werkmansbond werd hij uitvoerig aan de tand gevoeld over de nog maar net opgerichte sigarenmakersbond. Heldt vond zijn antwoord op de vraag of 'dezelve van nationale strekking was' niet duidelijk en vroeg hem duidelijker te zijn of 'men aangesloten is of zich aansluit bij de Internationale'. Wertwijn antwoordde ontkennend. De sigarenmakersbond telde in december tweeduizend leden en had toen afdelingen in Rotterdam, Den Haag, Leiden, Utrecht en Dordrecht. Er kwam een goed georganiseerde weerstandskas en een werklozenuitkering. Toen in maart in Antwerpen een grote sigarenmakersstaking uitbrak, waarschuwde Wertwijn in De Werkman de Nederlandse sigarenmakers in Antwerpen geen onderkruiperswerk te gaan verrichten. Zijn oproep was echter tevergeefs. In Antwerpen braken vechtpartijen uit tussen stakers en Nederlandse onderkruipers. Wertwijn zamelde ondertussen geld in onder vakgenoten en anderen maakte voor die tijd opmerkelijke bijdragen naar Antwerpen over. Zijn artikel 'Wie niet voor ons is, is tegen' werd blijkbaar zelfs in Londen in Engelse vertaling verspreid. Mede dankzij de internationale steun kon de staking in België gewonnen worden. Fr. Engels maakte zich nog in 1890 boos op de Belgische bond omdat deze wel geld uit Londen en Amsterdam geaccepteerd had maar vervolgens geen lid van de Internationale was geworden.

Tussen Amsterdam en Londen bestonden in het begin van de jaren zeventig regelmatige betrekkingen. Veel Nederlandse sigarenmakers vestigden zich toen voor kortere tijd of zelfs definitief in Londen. Vanaf einde 1873 konden zij zich daar abonneren op het algemeen democratische blad De Nederlander, weekblad voor Hollanders en Vlamingen te Londen. Enkele medewerkers van dit blad lieten ook in De Werkman van zich horen. De sigarenmakersbond onderhield contacten met de collega's van de Engelse bond en stuurde in november 1871 een officiële vertegenwoordiger. Zelf bleef Wertwijn door correspondentie met een in Londen werkzame Nederlander op de hoogte van de ontwikkelingen. Deze correspondent waarschuwde onder andere voor een voorman in Rotterdam die onderkruiperswerk verrichtte. Ook de Nederlandse ontwikkelingen volgde Wertwijn nauwgezet. Hij vertegenwoordigde de sigarenmakersbond op het Derde Nederlandsche Werkliedencongres in mei 1871 in Amsterdam. In juli bestreed hij de matiging die zich in de arbeidersbeweging voltrok. Deze matiging werd verwoord door het nieuwe, tegen de Internationale gerichte blad De Werkmansvriend. In De Werkman verzette Wertwijn zich tegen de met een nationale oriëntatie gepaard gaande matiging. Hij wees er op dat de patroons zich juist internationaal begonnen te organiseren om zich beter tegen de arbeiders te kunnen beschermen en om stakingen te kunnen breken. Tijdens het oprichtingscongres van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond (ANWV) eind oktober 1871 drong Wertwijn aan op overleg met het buitenland voor zaken met betrekking tot de vakbeweging. Na lange debatten was hij echter gedwongen onder druk van de gematigden zijn motie in te trekken. Daarentegen had de sigarenmakersbond in het begin van de maand op zijn congres waar ook de Belgen aanwezig waren - besloten tot vaste contacten met de Belgische bond om problemen als tijdens de staking ontstaan voortaan te voorkomen. Op 26 november sprak Wertwijn op een grote openbare vergadering van sigarenmakers te Amsterdam. Dezen bleven internationaal georiënteerd en stemden in met een voorstel deel te nemen aan het internationale sigarenmakerscongres in Londen. Dit leidde uiteindelijk tot associatie met de Engelse zusterbond in het voorjaar van 1872. Op het congres van de sigarenmakersbond in augustus 1872, waar de actie voor de verhoging van de lonen en vermindering van de werkuren werd voorbereid, vertegenwoordigde de in Londen werkzame Nederlander F. Neuman de Engelse Bond. Het congres sprak uitvoerig over internationale samenwerking en besloot 'een algemeene aaneensluiting te bewerken door geheel Europa aan de Algemeene Tabaksbewerkers Vereeniging, overal waar ons vak wordt vertegenwoordigd'. Als uitvloeisel hiervan vond van 28 oktober tot 2 november 1872 in Amsterdam een internationaal congres van sigarenmakers plaats onder voorzitterschap van Wertwijn, met 32 afgevaardigden uit België, Engeland en Duitsland. Ook een vertegenwoordiger van de Eerste Internationale, I.S. van der Hout, sprak op het congres om de buitenlanders welkom te heten. Hoewel nadere plannen voor een Europese of internationale federatie waren aangekondigd, werd hiervan niet meer vernomen. Wel noemde de sigarenmakersbond zich voortaan 'Afdeeling Nederland van de Internationale Sigarenmakers- en Tabaksbewerkers-Bond'.

In 1873 was Wertwijn actief voor de in april uitgebroken staking bij de firma B. Bergman en Carels in Amsterdam, waar bondssecretaris W. Hakman werkte. De patroons waren tot uitsluiting overgegaan. Wertwijn adverteerde in het Algemeen Handelsblad, onderhield contacten met de Antwerpse en Londense collega's, schreef veel in De Werkman en wees er op dat burgerlijke bladen als het Handelsblad tegen de uitsluiting waren. In het gebouw van de Werkmansbond belegde hij demonstratieve bijeenkomsten en organiseerde hij benefietvoorstellingen ten gunste van de stakers. Vanaf oktober 1873 begon de staking te verlopen. De bond werd beschuldigd geheime statuten te hebben, een suggestie van heimelijke aansluiting bij de Internationale. Hakman zag zich gedwongen naar Londen te vertrekken. Ook Wertwijn gaf de moed op. In november 1873 trok hij zich terug als bondsvoorzitter. Hij werd opgevolgd door P. van Es. Wertwijn deelde dit zelf per advertentie mee maar bleef beschikbaar voor de ontvangst van steungelden van werkloos geworden collega's. Hij schreef nog voor De Werkman maar na 1874 werd dit minder. Zijn oproep aan de Amsterdamse werklieden toch vooral dit blad te blijven lezen, kon het staken van dit blad in 1876 niet verhinderen. In dat jaar werd hij in de Amsterdamsche Werkmansbond gekozen in de Commissie van Verhuring. Vergeefs solliciteerde zijn zoon - f 100,- biedend - naar de functie van zetkastelein in het gebouw. In 1876 ook sloot de afdeling Amsterdam van de sigarenmakersbond zich aan bij het ANWV. Toen hierin wat meer leven kwam, werd Wertwijn opnieuw actief. Van 1878 tot 1881 was hij afdelingsvoorzitter. Na 1881 lijkt hij geen rol meer te hebben gespeeld in de arbeidersbeweging en geen sigarenmaker meer te zijn. In dat jaar liet hij als beroep in het bevolkingsregister aantekenen 'oppasser'. Later werd dit 'bediende'. Zijn vrouw vroeg en kreeg in 1892 een vergunning voor het houden van een bierhuis.

Literatuur: 

Bymholt, Geschiedenis, 81, 95, 115; B.H. Heldt, Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond. 1871-1896 (Leeuwarden 1896); D. Hudig jr., De vakbeweging in Nederland 1866-1878 (Amsterdam 1904); W. van der Hoeven, De Nederlandse Sigarenmakers en Tabaksbewerkersbond. Opgericht op 26 december 1887 (Amsterdam 1937); B. Weeber, De Amsterdamsche Werkmansbond 1868-1918. Een 'keurige' arbeidersorganisatie (Amsterdam 1970; scriptie); J.J. Giele, De eerste internationale in Nederland (Nijmegen 1973).

Portret: 

J.W. Wertwijn, advertentie, uit: De Werkman, nr. 13, 1873

Handtekening: 

Huwelijksakte van Wertwijn/de Ru dd. 22 april 1896. Reg 9 fol 42v, akte 941, akteplaats Amsterdam. Als vader van de bruidegom.

Auteur: 
Bauke Marinus, Bob Reinalda
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 5 (1992), p. 301-304
Laatst gewijzigd: 

18-04-2021 (achternaam echtgenote en aantal kinderen gecorrigeerd)
19-10-2022 (aantal kinderen gecorrigeerd)