ANKERSMIT, Gerharda Johanna Helena

Gerharda Johanna Helena Ankersmit

(roepnaam: Heleen, Tante Lee), secretaris van de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenpropagandaclubs en van Nosokómos, is geboren te Deventer op 20 oktober 1869 en overleden te Rhenen op 21 augustus 1944. Zij was de dochter van Hendrik Jan Ankersmit Jr., fabrikant, en Anna Maria Elisabeth Werle. Zij is niet een zuster van J.F. Ankersmit.

Over Ankersmits jeugd is niet veel bekend. Haar vader had in 1865 een katoenweverij opgericht, een stoomfabriek met tachtig getouwen. Zijn maatschappelijke belangstelling uitte zich in de oprichting van het Deventer Weekblad, waarvan Joh. van Vloten redacteur was. Ankersmit was de oudste dochter en heeft waarschijnlijk een goede opvoeding genoten in een druk en groot gezin (dertien kinderen, van wie er vier jong stierven), dat vrij zuinig moest leven. Pas op latere leeftijd maakte zij zich hiervan los, nadat haar beide ouders waren overleden en zij ook niet meer voor een zieke schoonzuster hoefde te zorgen. Dankzij deze schoonzuster kwam zij in aanraking met het socialisme, meer in het bijzonder met Franc van der Goes, die in de jaren 1905 en 1906 een aantal lezingen in Deventer hield en bij Ankersmits broer in Diepenveen logeerde. Volgens Van der Goes' agenda besprak 'juffr. H. Ankersmit studieplannen' met hem op 8 februari 1906. Ook later zou zij zijn raad vragen over bijvoorbeeld de waardeleer van het socialisme en particulier lessen bij hem nemen (1910). In 1907 werd zij als enige vrouw lid van de SDAP-afdeling Deventer en schonk zij de partij f 100,-.

Eind 1908 ging Ankersmit - zij was toen 39 jaar - in Amsterdam wonen en werken op het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen. In oktober 1908 werd zij lid van de Sociaal-Democratische Studieclub (SDSC). Daar leerde zij veel 'linkse' sociaal-democraten kennen, onder wie Theo van der Waerden, de voorzitter, en waarschijnlijk ook het echtpaar Wegerif. H.J. Wegerif was boekhouder en accountant en actief in de vakbeweging van handels-en kantoorbedienden. Zijn vrouw Willy Wegerif-Wegerif was lid van de Sociaal-Democratische Vrouwenclub Amsterdam. Ankersmit nam al snel na aankomst haar intrek bij de Wegerifs. De afdeling Amsterdam V, waarvan zij lid was, deed op SDAP-congressen opmerkelijk veel voorstellen ter verbetering van de positie van vrouwen en de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenpropagandaclubs (BSDVC). De scheuring van de partij op het congres van Deventer in 1909 zou ook voor Ankersmit gevolgen hebben. Marie Mensing werd lid van de Sociaal Democratische Partij (SDP) en moest daarom bedanken voor de functies van secretaris van de BSDVC, de SDVC Amsterdam en de SDSC. Officieel werd Ankersmit in september 1909 als Mensings opvolgster gekozen tot 'secretaris' van de BSDVC en de SDVC- Amsterdam. Deze laatste functie gaf zij begin 1914 op, omdat zij vond dat niet teveel functies in één hand verenigd moesten zijn. In 1915 gaf zij ook het secretariaat van de SDSC op, dat zij sinds 1909 vervulde. Zij schreef artikelen in De Proletarische Vrouw, het periodiek van de BSDVC, en hield voor afdelingen van de bond lezingen over onderwerpen als algemeen en vrouwenkiesrecht, huisindustrie, vrouwenarbeid, sociale verzekeringen, gemeentepolitiek en onderwijs. Zij sprak gemakkelijk en goed verstaanbaar. Op grote betogingen voor algemeen kiesrecht, zoals in september 1910 in Amsterdam, en Roode Dinsdagen in september 1911 en 1912 was zij dikwijls de enige vrouwelijke spreker. Ook sprak zij op de eerste vrouwendag in Nederland op 12 mei 1912. Troelstra brengt in zijn herinneringen zijn 'toenmalige marxistische partijgenoote Heleen Ankersmit... bizondere hulde' voor wat zij als lid van het petitionnementscomité voor algemeen kiesrecht (1910-1911) had gedaan. Ongeveer een derde van het aantal handtekeningen onder de petitie (ruim 140.000) was van vrouwen. Ankersmit raakte bevriend met Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom, voorzitster van de BSDVC en Carry Pothuis-Smit, redacteur van De Proletarische Vrouw. In 1913 moest Ankersmit op het SDAP-congres het voorstel verdedigen de BSDVC als partijinstelling te erkennen. Suze Groeneweg, die de knusse atmosfeer van de clubs hekelde, bestreed dit voorstel scherp met het gevolg dat het pas in 1914 werd aanvaard. Groeneweg kwam in plaats van een vertegenwoordiger van het BSDVC in het partijbestuur.

Met Mathilde Wibaut werd Ankersmit in 1909 internationaal secretaris van de BSDVC. Zij verving haar op de tweede internationale conferentie van socialistische vrouwen in Kopenhagen (1910), waar besloten werd internationaal een vrouwendag in te stellen om de propaganda voor gelijke rechten en vrede te versterken (op den duur op 8 maart). Ankersmit leerde hier Clara Zetkin en Alexandra Kollontai kennen en vooral met Zetkin werd zij bevriend. Zij schreef op haar verzoek stukken in Die Gleichheit en overlegde schriftelijk over vraagstukken van vrouwenarbeid, vrouwenbescherming en ook de enigszins problematische verhouding van de Nederlandse socialistische vrouwenclubs tot de partij en partij afdelingen. Ankersmit stond binnen de SDAP op een links standpunt en was tegen de godsvrede van partijen gedurende de Eerste Wereldoorlog. Ook daarin stonden Zetkin en Ankersmit elkaar na. In het voorjaar van 1914 bereidden zij samen in Berlijn de derde vrouwenconferentie in augustus 1914 voor, maar deze ging door het uitbreken van de oorlog niet door. Ankersmit diende vervolgens als postadres voor correspondentie met Britse vrouwen zoals Marie Longman en leden van de Independent Labour Party en zamelde geld in om de Duitse vrouwenbeweging te steunen. Zij ondernam verschillende reizen naar Duitsland, totdat haar een paspoort werd geweigerd. Zetkin kwam in 1915 ook naar Nederland, een bezoek waaraan zij goede herinneringen bewaarde. Met Pothuis-Smit en Jo van Gogh-Bonger woonde Ankersmit, na een tamelijk moeilijke reis (de douane onderzocht zelfs haar haarknotje), de internationale socialistische vrouwenconferentie te Bern (maart 1915) bij. Deze eindigde met een door Zetkin en de Nederlandse delegatie geformuleerde resolutie, waarin Ankersmit zeker een groot aandeel had. Deze eiste vrede zonder annexaties met erkenning van het zelfbeschikkingsrecht van volken, terwijl Russische vrouwen pleitten voor omzetting van de oorlog in een burgeroorlog en afwijzing van de Tweede Internationale. Ankersmit steunde ook de verklaring van de conferentie van Zimmerwald (september 1915), die zij - na de weigering van Het Volk met Rudolf Kuyper publiceerde in Het Weekblad van 29 oktober met een nawoord van Van der Goes. In 1917 raadde Kollontai, die zij om raad had gevraagd, haar aan, niet de internationale socialistische conferentie van Stockholm te steunen, waar F.M. Wibaut zich zo voor inspande, maar vast te houden aan de linkse beweging van Zimmerwald.

Met de politiek van de SDAP kreeg Ankersmit steeds meer problemen. Na het congres in februari 1918, waarop de partij besloot in principe te willen deelnemen in een coalitieregering met 'burgerlijke' partijen, legde zij haar functie als secretaris van de BSDVC neer. Op 9 maart 1918 verscheen haar afscheidsbrief aan de bondslieden in De Proletarische Vrouw en in juli bedankte zij als lid van de SDAP. Ook ditmaal schreef zij op 13 juli een 'ingezonden' brief in De Proletarische Vrouw. Speciaal de door het partijbestuur gestelde kandidatuur van Suze Groeneweg voor de Tweede Kamer, haar verkiezing en het daarop gevolgde felicitatietelegram van de BSDVC aan Groeneweg waren Ankersmit te machtig geworden. Dat een vrouw die zich steeds vierkant tegenover de BSDVC had opgesteld, nu zo werd gevierd door partij en vrouwenclubs, vond zij opportunistisch. Tevergeefs probeerde Zetkin haar tot andere gedachten te brengen, namelijk om partijlid te blijven en de partij van binnenuit te hervormen. Mathilde Wibaut noemde haar afscheid 'een ware slag voor onze Bond'.

Na deze breuk werd Ankersmit waarschijnlijk lid van de in 1916 door Henriette Roland-Holst opgerichte Revolutionair-Socialistische Vrouwenbond (RSVB). Zij schreef vanaf eind 1918 in het orgaan De Voorbode, vooral over Montessori-opvoeding en -onderwijs, wat geen vanzelfsprekend onderwerp voor arbeidersvrouwen werd geacht. Ankersmit was korte tijd secretaris en bestuurslid van de Nederlandsche Montessori-Vereeniging en werd lid van de Bond van Revolutionair-Socialistische Intellectueelen. Zij was secretaris in de tijd dat Bart de Ligt voorzitter was (oktober 1919 - oktober 1920). Pannekoek herinnert zich dat zij samen met Augusta de Wit als tolk en secretaris optrad op de conferentie van het West-Europeesch Bureau - een contactpunt voor West Europese communisten - in februari 1920 in Amsterdam. Ook Zetkin kwam hier naar toe. Zij werd door de politie opgepakt maar dankzij ingrijpen van wethouder Wibaut weer vrijgelaten. Ankersmit was aanwezig op de tweede internationale communistische vrouwenconferentie in juni 1921 te Moskou, waar zij de vrouw van Lenin, Nadezjda Konstantinovna Kroepskaja leerde kennen. Ankersmit kwam speciaal op uitnodiging van Zetkin, want Roland Holst was de officiële RSVB vertegenwoordigster en Marie Mensing de eigenlijke internationaal secretaris van de Communistische Partij in Nederland (CPN). Het was Zetkins bedoeling dat Ankersmit, nadat zij tot de CPN was toegetreden na haar reis naar Moskou - internationaal secretaris zou worden van een nieuw op te richten vrouwenbond. Dit plan ging echter niet door, omdat de 'oude' vrouwenbond RSVB nog tot in 1930 zou voortleven. Ankersmit was vooral actief binnen de Nederlandse tak van de in september 1921 opgerichte Internationale Arbeiders Hulp (IAH). In 1926 was zij hiervan nog bestuurslid, maar bij de volgende bestuursverkiezing werd zij met 29 tegen negen stemmen verslagen door Edo Fimmen. Aan het in 1928 door de IAH uitgegeven boek Kultuur en Wetenschap in het Nieuwe Rusland leverde zij een bijdrage over het aandeel van vrouwen daarin.

Sinds 1920 was Ankersmit minder vrij in haar beweging, omdat zij toen de eerste bezoldigde administratrice geworden was van Nosokómos (= ziekenhuis), de Nederlandsche Vereeniging tot Bevordering der Belangen van Verpleegsters en Verplegers. Liede [Eisenlöffel-]Tilanus, haar opvolgster bij de SDVC-Amsterdam, had het bestuur op haar opmerkzaam gemaakt. Ankersmit trad niet op de voorgrond en schreef hoogstens anoniem in het blad Nosokómos. Zij vertrok toen zij bijna zestig was en Nosokómos in januari 1929 ophield te verschijnen. De gelijknamige bond fuseerde later met de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging tot Nationale Bond van Verplegenden. Een hartelijk afscheidsartikel in Nosokómos van december 1928 toont hoe hoog zij werd gewaardeerd. Net als haar andere activiteiten is haar werk binnen de CPN moeilijk te traceren. Vermoedelijk heeft zij zich terughoudend opgesteld in de partijconflicten. Het was haar niet om politieke macht te doen. Zij schreef in De Tribune en was voor de CPN en De Tribune een van de financiële steunpilaren en voor individuele partijgenoten in nood een laatste redding. Haar familie legde haar in financieel opzicht echter aan banden.

Na haar werk bij Nosokómos ging Ankersmit op reis. In oktober 1929 vertrok zij naar Wenen en nadien reisde zij naar de Sovjet-Unie. In 1930 bestudeerde zij er het schoolsysteem en schreef daarover een enthousiaste brochure. In 1932 keerde zij vanuit Lugano naar Nederland terug en ging wonen in het Nieuwe Huis, een coöperatief flatgebouw voor alleenstaanden op het Roelof Hartplein in Amsterdam. Zij sympathiseerde met het Arbeiders Schrijvers Kollektief Links Richten en voerde vanaf maart 1933 tot de opheffing de administratie van het gelijknamige blad. In de studiezaal van de in 1933 opgerichte Marxistische Arbeiders School hield zij - bij jongere partijgenoten als Henk Gortzak bekend als 'tante Lee', een oud dametje met een wat hese stem - toezicht en gaf inlichtingen. Van haar een maand durende bezoek aan de Sovjet-Unie in 1935 gaf zij in een brochure van de Vereeniging Vrienden der Sowjet-Unie opnieuw een verslag. Dit is echter mat van toon, al treffen haar wel de Stalinverening van de bevolking, de liefde voor Kroepskaja en de beginnende Stachanov-beweging. Tijdens de oorlog zag Ankersmit, die in spreekbeurten tegen het opkomend nationaal-socialisme gewaarschuwd had, zich gedwongen onder te duiken. Zij stierf in Rhenen, vlak voor de slag om Arnhem in 1944. Mathilde Wibaut typeerde Heleen Ankersmit als 'een begaafde, zelfstandige en zeer ontwikkelde vrouw.., even krachtig principieel [als Marie Mensing], leerlinge van Frank van der Goes, een warme natuur en een spontane spreekster'. J.W. Albarda noemde haar 'een juweel' en A.J. Koejemans prees haar activiteiten 'voor de emancipatie van de vrouw in de dagen, toen dit nog pioniersarbeid was'.

Publicaties: 

Behalve artikelen in De Proletarische Vrouw, Die Gleichheit, De Voorbode en De Tribune: 'De arbeid der vrouwen bij den opbouw van den Sovjet-staat' in: Kultuur en Wetenschap in het Nieuwe Rusland (Rotterdam 1928) 79-88; Het wezen der school in Sovjet-Rusland zooals het uit den arbeid der kinderen tot ons kwam (Amsterdam 1931); Een maand in de Sowjet-Unie (Amsterdam 1936).

Literatuur: 

Nosokómos, december 1928; Vliegen, Kracht II, 391, 407, 445; III 202; Het Volk 8.3.1930; B. van den Muijzenberg-Willemse, 'Heleen Ankersmit' in: Vrouwen voor vrede en opbouw, 9e jrg. nr. 8, 1956, 14-16; Baanbreeksters (Amsterdam 1960; 19782) 114-118 (mogelijk van B. van den Muijzenberg-Willemse); H. Lademacher, Die Zimmerwalder Bewegung. Deel 1 (Amsterdam 1967) 538-539 (brief van A. Kollontai); W. Eildermann, 'Unveröffentliche Briefe Clara Zetkins an Heleen Ankersmit' in: Beiträge zur Geschichte der deutschen Arbeiterbewegung, 1967, 659-692; J. Outshoorn, Vrouwenemancipatie en socialisme (Nijmegen 1973); U. Jansz, Vrouwen ontwaakt! (Amsterdam 1983); U. Jansz, 'Van wetenschap naar verstrooiing: een afgebroken biografisch onderzoek' in: Naar het leven. Feminisme en biografisch onderzoek (Amsterdam 1988) 128-137; B. van Dongen, Revolutie of integratie (Amsterdam 1992).

Portret: 

G.J.H. Ankersmit houdt toezicht in leeszaaltje van Marxistische Arbeidersschool, ca. 1934, collectie Atria, Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis (Amsterdam)

Handtekening: 

IISG, Archief Frank van der Goes, correspondentie aan Van der Goes. map. nr. 1784

Auteur: 
Johanna M. Welcker
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 4 (1990), p. 1-5
Laatst gewijzigd: 

22-02-2012 (Datum eerste vrouwendag verbeterd)