COHEN, Levie

Levie Cohen

(roepnaam: Louis), een van de twaalf oprichters van de SDAP en organisator van de handelsreizigers, is geboren te Harlingen op 24 mei 1864 en overleden te Amsterdam op 5 augustus 1933. Hij was de zoon van Salomon Levie Cohen, koopman, en Betje van Amerongen, huisvrouw. Op 2 november 1887 trad hij in het huwelijk met Betje Os, dienstbode, daarna huisvrouw, met wie hij een dochter en twee zoons kreeg.

Naar het schijnt trok Cohen op zestienjarige leeftijd na een conflict met zijn ouders naar Amsterdam. Het kwam tot een hereniging, want in maart 1883 liet hij er zich met zijn ouders, broers en zusters in het bevolkingsregister inschrijven. Cohen, die met het geloof brak, vestigde zich in november 1890 met zijn gezin in Zwolle, waar hij in de kleinhandel zijn brood verdiende. Tussen 1891 en 1895 gaf Cohen, die in Amsterdam met de Sociaal-Democratische Bond (SDB) in aanraking was gekomen, in Zwolle het blad Volksvriend uit. Wegens belediging hierin van een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie zat Cohen in oktober 1893 een maand in de Zwolse gevangenis. De opsluiting verdroeg hij slecht. (Zijn herinneringen eraan staan afgedrukt in: De Jonge Gids, 1897-1898, 709-712.) Door de standpunten van de Volksvriend raakte Cohen betrokken bij het groepje dat de oprichting van de SDAP voorbereidde. Samen met stadgenoot H.J. van der Vegt en tien anderen tekende hij het bekende manifest van de 'twaalf apostelen', dat aan de oprichting van de SDAP op 26 augustus 1894 in Zwolle voorafging. Van het voorlopige bestuur, dat tot de eerste jaarvergadering functioneerde, maakte hij deel uit als lid. Bij de presentatie van de partij in Amsterdam op 1 oktober in gebouw Constantia liep hij een bloedende hoofdwond op. Ondanks steun uit de partijkas lukte het niet om de Volksvriend zelfstandig voort te zetten. In 1895 ging deze op in het blad De Wachter. Onenigheid ontstond met Tjerk Luitjes, die vanaf eind 1895-1898 in Zwolle het gelijknamige blad De Volksvriend uitgaf, dat echter het SDB-standpunt vertolkte. Door zijn politieke activiteiten lukte het Cohen niet meer van de handel te leven. Er was sprake van bittere armoede.

In 1896 vertrok het gezin naar Amsterdam, waar Cohen nog voor de partij actief bleef. Hij vond werk als handelsreiziger en sloot zich aan bij de uit 1893 daterende Rotterdamse handelsreizigersvereniging Eendracht. Deze kreeg in 1901 een Amsterdamse afdeling. Van deze afdeling was Cohen secretaris (1904-1905) en voorzitter (1905-1917). Ook werd hij lid van het hoofdbestuur. Mede door toedoen van Cohen ontwikkelde deze plaatselijke fondsenvereniging zich tot een landelijke vakorganisatie. Van de nieuwe statuten uit 1904 was Cohen de ontwerper. In dezelfde tijd werd hij voorzitter van de Commissie van Vakbelangen, die de vakactie van Eendracht voorbereidde (cursusvergaderingen om het bewustzijn van de reizigers te veranderen, pleidooien voor gemeentelijke fondsen inzake werkloosheid en voor opname van reizigers in de ongevallenwet). Hiertoe hoorde ook de actie voor verbetering van de wet op het arbeidscontract in de jaren 1904 tot 1907. Cohen wees deze wet niet af, zoals het gevormde Utrechtse comité tegen deze wet wel deed, maar signaleerde tekorten en noemde mogelijkheden voor verbetering. Hij zorgde ervoor dat Eendracht in april 1904 de brochure Het Arbeidscontract en de handelsreizigers publiceerde, in het najaar gevolgd door een door elf reizigersorganisaties gesteund Rapport over dit onderwerp, waarvan Cohen een van de drie auteurs was. Hoewel zij in 1906 in de Tweede Kamer steun van P.L. Tak (SDAP) en D. de Klerk (liberaal arbeidersafgevaardigde) ontvingen, werden de meeste suggesties niet overgenomen. Een wettelijke regeling voor handelsreizigers, waarvoor de gedachte nu gezaaid was, liet nog tot 1936 op zich wachten.

Verschillende malen kwam Cohen in botsing met partijgenoten, die voorstander waren van het lidmaatschap van de in 1906 gestarte NVV-bond van handels- en kantoorbedienden (de Algemeene). In het Amsterdamse afdelingsbestuur van Eendracht waren deze voorstanders sterk vertegenwoordigd, maar zij vonden in Cohen een tegenstander. Hij legde zijn voorzitterschap neer, maar wist de afdeling achter zich, zodat hij tenslotte het voorzitterschap kon hervatten. Tussen Eendracht, dat bij herhaling weigerde zich bij het NVV aan te sluiten, en de Algemeene ontwikkelde zich een concurrentieverhouding met weinig waardering voor elkaars prestaties en forse bewoordingen over en weer. Cohen meende dat de Algemeene niets voor de reizigers had gedaan, terwijl Edo Fimmen van de Algemeene Louis Cohen een 'apostel-in-ruste' en een 'water-en-melk-sociaal-democraat' noemde. Deze wist zich echter gesteund door een brief van SDAP-voorzitter Vliegen, dat sociaal-democraten tevens in 'burgerlijke' verenigingen actief mochten zijn. Cohen beijverde zich ook voor de landelijke eenheid van de verschillende reizigersverenigingen. De resultaten daarvan in 1918 maakte hij echter niet meer in functie mee. Zijn beleid om in 1916 de afdeling Den Haag wegens een organisatorische fout te schorsen, wekte in Eendracht zoveel weerstand, dat hij in 1917, toen de afdeling gerehabiliteerd werd, al zijn functies neerlegde. Het kostte Eendracht een goed organisator en gewaardeerd propagandist-spreker en redacteur. Cohen zelf ging het zeer ter harte, zo hij er niet door verbitterd raakte.

Schreef hij bij het 25-jarig bestaan van de SDAP in een felicitatie dat het 'gesmade clubje van toen' een 'flinke, krachtige en gezonde partij' was geworden, zijn opstelling jegens het NVV werd hem in partij kringen niet in dank afgenomen. Er is sprake van vervreemding en zelfs buiten de partij raken, zoals Het Volk en Schaper na zijn overlijden schrijven. Voor zijn werk verhuisde hij in 1927 naar Brussel, vanwaar hij in 1929 ziek naar Amsterdam werd vervoerd. Aan een ongeneeslijke kwaal en de armoede overgeleverd, werd hij door zijn familie bijgestaan. In 1930 deed zijn zwager een beroep op het partijbestuur, dat naar het armbestuur verwees. De laatste jaren werd hij in De Joodsche Invalide verzorgd.

Literatuur: 

Vliegen, Dageraad II en Kracht I; Het Volk, 7.8.1933 (ochtendblad); B. Reinalda, Bedienden georganiseerd (Nijmegen 1981); I. Cornelissen, Van Zwolle tot Brest-Litowsk (Amsterdam 1983) 39-40; C. van Dijck, 'Helmig Jan van der Vegt (1864-1944). Een oprechte Zwollenaar' in: BNA, 6(1985) 39-47.

Portret: 

L. Cohen, uit: Vliegen, Dageraad II, t.o. 152

Handtekening: 

Huwelijksakte van Komkommer/Cohen dd. 17 maart 1909. Reg 2A fol. 21v, akte 135; akteplaats Amsterdam. Als vader.

Auteur: 
Bob Reinalda
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 28-30
Laatst gewijzigd: 

22-05-2002