EMMENES, Adrianus van

Adrianus van Emmenes

(roepnaam: Janus), oprichter van de Gravers- en Baggerliedenvereeniging en propagandist voor de Sociaal-Democratische Bond, is geboren te Aalst (gemeente Poederoyen) op 18 januari 1857 en overleden te Amsterdam op 20 juli 1906. Hij was de zoon van Egbert van Emmenes, aannemer en herbergier, en Adriana van Veen, huisvrouw. Op 10 maart 1881 trad hij in het huwelijk met Bernardina Geger, huisvrouw, met wie hij drie dochters en twee zoons kreeg. Dit huwelijk werd ontbonden op 1 november 1897. Op 20 januari 1898 hertrouwde hij met Adriana Magdalena (roepnaam: Jeanne) Sprenger, met wie hij twee zoons kreeg. Dit huwelijk werd ontbonden op 23 oktober 1903.
Pseudoniemen: Japie, Jan Katoen, Jan van Laeken, Jan van Gelder, Jan van Vee, Lutarchus.

Van Emmenes kreeg een opleiding als onderwijzer en was als zodanig werkzaam te Rijswijk in Gelderland. Al in die tijd kende hij de begeerte om alles wat arm was te verdedigen en zelfs te bevoordelen boven de bevoorrechten en gefortuneerden. Deze karaktereigenschap bracht hem evenwel in conflict met de hoofdonderwijzer en werd aanleiding hem te ontslaan. Hij verbleef een aantal jaren in zijn ouderlijk huis en werkte als grondwerker. Dankzij zijn ontwikkeling bracht hij het tot onderbaas. Toen hij in de winter van 1885-1886 in Muiden werkte, bezocht hij een vergadering in het Volkspark te Amsterdam. Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met de socialistische beweging. Vanaf dat moment zette hij zich met verdubbelde energie in tegen het onrecht dat de werkende klasse werd aangedaan. Hij beschikte over oratorische gaven, die hij in zijn kwaliteit van grondwerker volledig benutte, totdat hij in 1887 werd ontslagen vanwege zijn revolutionaire gezindheid. In datzelfde jaar ging hij in Den Haag wonen en werd lid van de Sociaal Democratische Bond (SDB). Hier richtte hij op 22 mei 1887 de Gravers- en Baggerliedenvereeniging op, waarvan hij enige jaren secretaris was. Toen in april 1888 een werkstaking uitbrak onder de polderwerkers aan het Tjongerkanaal, zond de Centrale Raad van de SDB Van Emmenes daarheen om de actie te leiden. Mede dankzij zijn optreden gelukte de staking. In aansluiting hierop werd hij door de werkstakers in de venen geroepen om hun acties te leiden in Hoornsterzwaag, Terwispel en Weststellingwerf. Later in 1889 leidde hij nogmaals een staking bij Weststellingwerf en een in Appelscha. Tijdens de veenstakingen gaf hij zijn ogen en oren goed de kost en noteerde alle misstanden die hij tegenkwam. Mede aan de hand van zijn aantekeningen interpelleerde F. Domela Nieuwenhuis in de Tweede Kamer over de veenstakingen. Zelf schreef Van Emmenes, die ook een gezocht spreker in het Noorden geworden was, zijn Open Brief aan Zijne Excellentie den Minister van Justitie Ruijs van Beerenbroek over de slavernij in de veenkoloniën (Den Haag 1889).

Eind 1889, begin 1890 ontstond binnen de SDB onenigheid over de te volgen lijn. Omdat Van Emmenes in de Centrale Raad gekozen werd, stapten Domela Nieuwenhuis en anderen uit de Centrale Raad. De nieuwe Centrale Raad trad op 5 april 1890 aan onder voorzitterschap van Van Emmenes. Met ingang van 15 februari 1891 werd hij propagandist voor de SDB in Arnhem. Hij nam het café Voorwaarts over dat het middelpunt van de beweging in Gelderland werd. In het voorjaar van 1892 richtte hij met enkele geestverwanten het weekblad Voorwaarts op, waarvan vier jaargangen verschenen (1892-1895). Van Emmenes presenteerde dit blad als 'orgaan der onfatsoenlijke socialisten' en van tegenstanders van de 'ge-lei-de-lijke' weg, die staan op de bodem van klassenstrijd, op revolutionair standpunt'. In die jaren schreef hij ook in Recht voor Allen, waarvoor hij de rubriek 'Kijkjes in Gelderland' verzorgde. In zijn artikelen ging hij meer en meer de anarchistische richting uit en keerde zich tegen P.J. Troelstra, die hij betitelde als vertegenwoordiger van 'de kliek, die het werk van jarenlange moeitevolle propaganda tracht af te breken'. Troelstra op zijn beurt sprak later over 'het door mij van den aanvang af verafschuwde individu van Emmenes'. In 1893 steunde Van Emmenes de tegen deelneming aan de verkiezingen gerichte motie Hoogezand-Sappemeer, die de directe aanleiding werd tot de scheuring in de SDB en de oprichting van de SDAP. Ook in de Arnhemse afdeling ontstond een scheuring. Het gebouw Voorwaarts moest worden prijsgegeven, waarna Van Emmenes Arnhem verliet. Een aantal uitlatingen op vergaderingen bezorgde hem in 1892 en 1893 wegens belediging gevangenisstraffen van één en twee maanden. In de gevangenis te Nieuwer-Amstel schreef hij zijn novelle Kikkerdorp en Kikkerdorpers (Amsterdam 1894), waarin hij de sociale misstanden in de Betuwe aan de kaak stelde. Later schreef hij onder het pseudoniem Jan van Laeken de volksroman De colporteur van Elzenburg (Zandvoort circa 1900; herdrukt door G. Rijnders in zijn Roode Bibliotheek). Deze speelt zich af in Eist en schetst op gechargeerde wijze de vervolgingen van de socialisten. In de colporteur is zijn goede jongere vriend Cees Bolnet te herkennen. Tijdens een meeting in Amsterdam in 1895 werd hij opnieuw opgepakt vanwege zijn opruiende taal tegen de wet op de nationale militie, de 'bloedwet', en veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf. Omstreeks deze tijd leerde hij de uit een aristocratische, liberale Zeeuwse familie afkomstige Jeanne Sprenger kennen, die met de socialistische beweging sympathiseerde. Om zijn straf te ontlopen vluchtte hij met haar naar Londen met de bedoeling naar Amerika te gaan. Daartoe ontbrak echter het reisgeld. Omdat hij in Engeland geen werk kon vinden, trok hij naar Brussel. Onder pseudoniem Lutarchus schreef Van Emmenes in het Gentse Volksrecht. In maart 1896 werd hij als staatsgevaarlijk over de grens gezet. Opnieuw naar Londen uitgeweken keerde hij naar aanleiding van verontrustende brieven over armoede en ziekte van zijn gezin opeens alleen naar Nederland terug en daarmee in 'den muil der klassenjustitie'. Na zijn straftijd in Arnhem scheidde hij van zijn eerste vrouw en trouwde met Jeanne Sprenger. Met haar geld begon hij in Amsterdam een grammofoonzaak, die echter spoedig verliep. Mede door zijn slechte gezondheid (in zijn laatste levensjaar was hij nagenoeg blind) verminderde de invloed van Van Emmenes binnen de beweging gaandeweg. Nog eenmaal wierp hij zich als stakingsleider op, en wel van de stakende grondwerkers tijdens de spoorwegstaking van 1903. Hierbij kreeg hij moeilijkheden met het Landelijk Comité van Verweer. In de Hogerhuiszaak, waarbij de gebroeders Hogerhuis in 1896 onschuldig tot hoge gevangenisstraffen waren veroordeeld, had hij zich zodanig krachtig geweerd, dat de gebroeders hem na hun vrijlating persoonlijk kwamen bedanken. In zijn laatste levensjaren publiceerde hij in Het Volksdagblad wekelijks 'De pennekrassen van Japie', waarin hij actuele politieke gebeurtenissen humoristisch beschreef. In 1905 was hij met Chr. Cornelissen, I. Samson en P.M. Wink redacteur van De Vrije Communist. Na zijn overlijden trok een stoet van 250 geestverwanten met dertien banieren naar het kerkhof, waar H. Croiset, G. van Erkel en G. Rijnders hem herdachten 'als vurig strijder voor de socialistische zaak, wiens fouten in het niet zonken bij zijn groote verdiensten'.

Archief: 

Collectie A. van Emmenes Jr. in familiebezit.

Publicaties: 

Een overzicht van publikaties en literatuurvermeldingen is te vinden bij P.J. Meertens in: Mededelingenblad, nr. 18, december 1960, 12-13; De Meizanger 2 bundels (Arnhem 1893; 1895); Fragmenten uit het leven van een boef (Arnhem 1895); Een kritiek op de brochure Federatie van Vakvereenigingen ... door Henri Polak (Amsterdam 1899); Het socialisme in z'n twee stroomingen (Amsterdam circa 1900); Onafhankelijke en 'moderne' vakorganisaties (Amsterdam 1905); De Sociaal-demokraten in de Tweede Kamer (Amsterdam 1906; onder pseudoniem Jan Katoen).

Literatuur: 

C. Bonnet, 'Het propagandistisch leven van Adrianus van Emmenes' 11 artikelen in: De Arbeid, 4.8.1906-19.1.1907 en De Vrije Socialist, 8.9.-l.12.1928; P.J. Meertens, 'Emmenes (Adrianus van)' in: Mededelingenblad, nr. 18, december 1960, 10-13; E. van Laar, Hoop op gerechtigheid. De arbeiders en hun organisaties in Arnhem gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw (Arnhem 1966); P. Dullaart, Op onze weg zijn rozen schaars gespreid. De Arnhemse anarchisten 1894-1903 (Oosterbeek 1982); B. Altena, 'Een broeinest der anarchie'. Arbeiders, arbeidersbeweging en maatschappelijke ontwikkeling. Vlissingen 1875-1929 (1940) (Amsterdam 1989); S. Bloemgarten, Henri Polak. Sociaal democraat 1868-1943 (Den Haag 1993).

Portret: 

A. van Emmenes, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Van Emmenes/Sprenger dd 20 januari 1898. Reg 2 fol 41, akte 158; akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
P.J. Meertens, Peter van Emmenes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 2 (1987), p. 42-45
Laatst gewijzigd: 

21-08-2002