GIEZEN, Wilhelmus

Wilhelmus Giezen

(roepnaam: Willem), propagandist Sociaal-Democratische Bond in de Noordelijke provincies, is geboren te Leeuwarden op 10 februari 1860 en aldaar overleden op 14 november 1944. Hij was de zoon van Gerhardus Giezen, kleermaker en koopman, en Anna Francina Heijer. Op 10 november 1883 trad hij in het huwelijk met Ybeltje Hemrica, met wie hij vijf dochters en vier zoons kreeg.

Giezen kwam uit een streng christelijk gezin, maar alle kinderen waren opstandig. Meermalen beklaagde de dominee zich bij de ouders over de kritische vragen die hem gesteld werden. De kinderen leerden dat er een God was, die wilde dat er armen en rijken waren. Daar konden zij het niet mee eens zijn en Willem en zijn broers en zusters verloren hun geloof. In het Noorden van Nederland kende Multatuli een relatief grote aanhang. Deze Multatulianen hadden onderling contact en de democratisch gezinden onder hen hadden grote betekenis voor de kiesrechtbeweging, zoals in Friesland Vitus Bruinsma. Deze was in 1882 betrokken bij de oprichting van de Nederlandsche Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht en oprichter van de Leeuwarder afdeling (1884). Hiervan werd Giezen, die onder de indruk was gekomen van Bruinsma en Oebele Stellingwerf - eveneens een Multatulibewonderaar en redacteur van het Friesch Volksblad - lid. Wat Giezen aantrok in het socialisme was de bestrijding van de leugenachtige maatschappij. In zijn opvatting riep het socialisme de arbeiders op tot onverbiddelijke strijd tegen de machten die hen belaagden en beletten mens te zijn. Zijn zusters Anna en Jitske waren eveneens actief voor het socialisme, evenals zijn jongere broer Chris, die naar Amerika vluchtte om gevangenisstraf wegens opruiïng te ontlopen. De gematigde kiesrechtbeweging beviel Giezen op den duur niet, hoewel hij zijn leven lang bewondering bleef koesteren voor Bruinsma en Stellingwerf. In 1889 richtte hij met anderen een afdeling van de Sociaal-Democratische Bond (SDB) op in Leeuwarden.

Eén van de eerste acties van Giezen was het uitnodigen van F. Domela Nieuwenhuis, van wie hij de rest van zijn leven een vurig aanhanger bleef. De socialistische propaganda ondervond in die jaren tegenwerking en zo moest Giezen als spreker meermalen genoegen nemen met een stoel of omgekeerde kruiwagen omdat de SDB geen zaal kon bemachtigen. Net als zijn twee jaar oudere broer Jan werd Giezen een geliefd spreker in Friesland en Groningen, al moest hij soms vechten om heelhuids een vergadering te verlaten. Alhoewel de Friese SDB afdelingen deel uitmaakten van de Friesche Volkspartij, was Giezen geen aanhanger van deze combinatie van socialisten en burgerlijke radicalen. In 1891 werd Domela Nieuwenhuis opnieuw kandidaat gesteld voor de Tweede Kamer. De SDB was bang voor verwatering van het socialistisch beginsel en besloot de samenwerking met de Volkspartij te verbreken tegen de protesten van veel Friese socialisten in. De radicalere SDB-afdelingen, waaronder die in Leeuwarden, verlieten de Volkspartij. Giezen hekelde nadrukkelijk het optreden van de jonge advocaat P.J. Troelstra, die geprobeerd had de Friesche Volkspartij een sociaal-democratisch karakter te geven zonder het revolutionaire van de SDB. Giezen volgde de lijn van Tjeerd Stienstra en Tjerk Luitjes, die de revolutie luidkeels verkondigden. Jan en Willem Giezen organiseerden de 1 meiviering van 1892 te Leeuwarden, waar Domela Nieuwenhuis sprak. De meeting ontaardde in een vechtpartij tussen de politie en de talrijke aanwezigen. Willem Giezen sprong tussen de vechtenden en wist de rust terug te doen keren. Om werklozen te helpen riep hij hen op zich massaal bij hun burgemeester te melden en hem om werk te vragen. Vaak ging het daarbij niet zachtzinnig toe. Toen op een werklozenbijeenkomst te Sneek in 1892, waar ook Giezen sprak, H.J. Poutsma de aanwezigen opriep niet te gaan keienkloppen maar er liever mee te gooien, werd deze door de justitie vervolgd. Poutsma's verdediger Troelstra liet Giezen getuigen. Deze verscheen voor de rechter met een kolossale rode zakdoek op de borst gedrapeerd. Afkeer van het gezag leefde niet alleen in Leeuwarden maar ook in Oost-Groningen, waar Luitjes invloed uitoefende. Vanaf 1893 sprak Giezen regelmatig in het Oldambt en de Veenkoloniën. Zijn temperamentvolle toespraken vielen in de smaak bij de land- en strokartonarbeiders. In plaatsen als Finsterwolde en Sappemeer, bolwerken van het vrije socialisme, kon Giezen niet vaak genoeg de in 1894 opgerichte SDAP en haar leiders afschilderen als scheurmakers en verraders. Hij hekelde het partijfanatisme van de sociaal-democraten en betreurde het dat haat de plaats innam waar vroeger kameraadschap was. De Hogerhuiszaak vergrootte de afkeer jegens de SDAP en Troelstra. Giezen gaf hem de schuld ervan dat de gebroeders waren veroordeeld voor de inbraak te Britsum. Hij hield evenals Troelstra vol dat de Hogerhuizen onschuldig waren. Eén van de werkelijke daders zou hem opgebiecht hebben de inbraak te hebben gepleegd. Omdat het geestverwanten betrof, wilde Giezen de werkelijke schuldigen niet aanwijzen. Daarom spande hij zich in de onschuld van de broers te bewijzen. In het dagelijks bestaan ging het Giezen, die koopman van beroep was, niet voor de wind. In 1899 overwoog hij te emigreren. Zijn medestanders organiseerden een steunpenning en Domela Nieuwenhuis drong er bij hem op aan te blijven. Giezen liet zich overhalen. Toen in 1900 de arbeiders van de Leeuwarder strokartonfabriek uit onvrede een vereniging stichtten, werd hem gevraagd deze te leiden. Spoedig brak een twee maanden durende staking uit waarbij Giezen zich weerde. Toen de secretaris van het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) G. van Erkel de leiding overnam, ging Giezen naar de stad Groningen en Sappemeer om geld in te zamelen voor de stakers en onderkruipers tegen te houden. Giezen zat ter bevordering van de produktieve associatie in het Comité voor Communistische Kolonisatie in Friesland. Hij bleef actief in de steeds kleiner wordende Vrije Socialistische beweging, die nog één keer opflakkerde tijdens de Eerste Wereldoorlog en de revolutionaire jaren daarna. Maar toen werd hij al als oudgediende beschouwd. Giezen sprak in deze tijd vooral voor de Noordelijke afdelingen van de Internationale Anti Militaristische Vereeniging (IAMV) en hield vlammende betogen tegen oorlog en drankmisbruik. In 1920 belegde Giezen in Friesland en Groningen herdenkingsbijeenkomsten voor de gestorven Domela Nieuwenhuis. Als spreker maakte Giezen indruk. Toehoorders vergeleken hem met de acteur Willem Royaards tijdens diens Multatuli-voordrachten. Giezen schreef weinig. Bij alle rapheid van tong kon hij naar eigen zeggen zijn gevoelens en denkbeelden moeilijk op papier krijgen. Hij was een typische Vertegenwoordiger van de oude beweging. Zijn ideaal was het anarchisme als uiting der hoogste menselijkheid. Hij was tegen eigendom, tegen gezag en vóór gerechtigheid en vrijheid.

Publicaties: 

Domela Nieuwenhuis en zijn werken voor de arbeidersbeweging in Friesland' in: Gedenkboek ter gelegenheid van den 70sten verjaardag van F. Domela Nieuwenhuis 31 december 1916 (Amsterdam 1916) 61-72.

Literatuur: 

M. Staverman, Buitenkerkelijkheid in Friesland (Assen 1954); J. Frieswijk, Socialisme in Friesland 1880-1900 (Amsterdam 1977); J. Frieswijk, Om een beter leven. Strijd en organisatie van de land-, veen- en zuivelarbeiders in het noorden van Nederland (1850-1914) (Leeuwarden 1989).

Portret: 

W. Giezen, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Giezen/Hemrica dd. 10 november 1883. Archief: 1002, reg. 3608, akte 189, akteplaats Leeuwarden. Als bruidegom.

Auteur: 
Jannes Houkes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 3 (1988), p. 54-56
Laatst gewijzigd: 

19-06-2002
03-02-2018 (huwelijksdatum en voornaam echtgenote gecorrigeerd)