HEIJERMANS, Catherine Mariam

Marie de Roode-Heijermans

(roepnaam: Marie; bekend als Marie de Roode-Heijermans), beeldend kunstenares en sociaal-democrate, is geboren te Rotterdam op 14 oktober 1859 en overleden te Amsterdam op 26 september 1937. Zij was de dochter van Herman Heijermans, journalist, en Matilda Moses Spiers. Op 23 augustus 1899 trad zij in het huwelijk met Justus Johannes de Roode, journalist.

Heijermans groeide op in een begaafd gezin van tien kinderen. Zij was de oudere zuster van Herman (toneelschrijver) en Louis (directeur van de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst in Amsterdam) en ook haar zussen Ida (kinderpedagoge) en Helena (directrice van een school voor vrouwenarbeid in Rotterdam) bereikten veel. Toen haar vader merkte dat Heijermans opstandige neigingen had, trachtte hij deze te onderdrukken. Als ze haar vader naar zijn werk bracht en een praatje maakte met een werkman, zei hij: 'ik zou m'n fatsoen maar houden'. Op de Hoogere Burgerschool was Marie een eenzijdige leerling, want haar interesse ging uitsluitend naar tekenen en literatuur uit. Bovendien werd ze ziek. Ze verliet de school en ging alleen met tekenen verder. De ook sociaal geëngageerde Susanne (Suze) Robertson leidde haar op voor de lager acte tekenen. Daarna kreeg ze les aan de Haagse Teeken-Akademie van J.P. Koelman en L. Leconte en in 1881 haalde Heijermans de Middelbaar Onderwijs-akte Tekenen en kreeg ze een gedeeltelijke aanstelling als tekenlerares, eerst in Den Haag en daarna in Rotterdam. De Rotterdamsche Academie kocht een schilderij van haar aan. Door haar moderne opvattingen over de inbreng van leerlingen in de tekenles kwam ze in conflict met de schoolleiding. Ze vertrok naar Brussel. Wonend op een zolderkamertje volgde ze bij E. Blanc Garin lessen in tekenen naar naaktmodel, wat in Nederland aan vrouwen niet was toegestaan. Hier kwam ze in contact met de anarchisten Elisée Reclus, hoogleraar geografie, en diens broer Onésime. Ze begon veel in het anarchisme te zien. In 1892 hing haar schilderij 'Hospice des Vieillards' op de Parijse Salon van de Champs-Elysées. Het werd bekroond en bezorgde haar in Nederland enige jaren een subsidie van de koningin-moeder van duizend gulden. Het schilderij kwam in het Maison du Peuple in Brussel te hangen. Ze verdiende bovendien met lesgeven.

In 1897 zond ze voor de wereldtentoonstelling in Brussel haar schilderij 'Victime de la misère' in. Het doek werd door de jury aanvaard en kwam te hangen in de Nederlandse afdeling. Het schilderij beeldt een naakt meisje uit, dat verslagen op de rand van een bed zit terwijl een oudere heer in hemdsmouwen voor een spiegel zijn boord omdoet. Op tafel ligt een bankbiljet. De roomse geestelijkheid vond het onzedelijk en ze kreeg het verzoek het doek te vervangen door een ander. Ze weigerde dit maar vanwege het bezoek van koning Leopold II werd het verwijderd. Een proces met de eis tot herplaatsing verloor zij. Iedereen liet haar in de steek, toen er een hetze in de Belgische en Nederlandse pers woedde. Alleen Het Volksdagblad nam het bij monde van J.J. de Roode voor haar op. Ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag in 1929 zou de Gemeente Amsterdam het omstreden schilderij aankopen en kreeg het een plaats in het Stedelijk Museum. Dit leidde opnieuw tot opschudding.

Na haar terugkeer in 1898 naar Nederland leerde ze De Roode nader kennen. Door hem en haar broers Louis en Herman kwam ze met de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) in aanraking en sloot ze zich hierbij aan. In 1899 trouwde ze in Rotterdam met De Roode en in 1900 volgde ze hem naar Amsterdam. Ze schilderde en tekende in deze jaren het armzalige bestaan van oude mensen in gestichten, het leven van hen die zich door middel van ongezonde en uitputtende huisindustrie een karig inkomen verwierven, en de vlasbraakhokken. Op partijcongressen maakte ze van de kopstukken en afgevaardigden karikaturen. Een geheel andere activiteit was het opsieren van optochten en feestzalen. Een groot karwei was de aankleding van een grote bazar in Amsterdam ten bate van de ontslagen spoorwegarbeiders bij de aprilstaking van 1903. Dit vormde de aanleiding tot de oprichting van de vereniging Kunst aan het Volk, waarvan zij jarenlang bestuurslid zou zijn. Jaarlijks organiseerde deze vereniging concerten en toneelvoorstellingen. Op het hoogtepunt van haar bestaan telde zij tweeduizend leden. Het inrichten van een Van Gogh-tentoonstelling eind 1905 leidde tot een aanvaring met R.N. Roland Holst, die in de SDAP als een grote autoriteit op het gebied van kunst gold. Hij verweet Heijermans in de scherpste bewoordingen dat zij alleen het onrijpe, zoekende, tastende en onvolkomen vroege werk toonde en zo een zielige indruk wekte in plaats van het rijpe werk in al zijn grootheid te laten zien. Zij stelde zich echter op het standpunt dat zij met behulp van de wordingsgeschiedenis de kunstenaar ook als mens dichter bij het publiek bracht.

W.H. Vliegen, die haar werk bewonderde, zag het ontwerpen van tableaux vivants, die ze op bijeenkomsten met een door haar gestichte groep uitbeeldde, als haar grootste prestatie. Soms ontwierp ze deze alleen, soms in samenwerking met Albert Hahn sr. 'Jarenlang vormden ze het hoogtepunt van de feestelijke en andere bijeenkomsten, niet alleen in de hoofdplaatsen, maar heel het land door, tot in de verste uithoeken.' Tegen Paul Sanders, de kunstredacteur van Het Volk, zei ze: 'De arbeider begrijpt niet genoeg van de musea. Zo ben ik op het idee gekomen om tableaux te maken en hun te laten zien wat er gebeuren moet om er onder uit te komen'. Ze begon met het uitbeelden van 'Heden en morgen' van Th. Steinlen en 'De vrijheid voert de volken aan' van E. Delacroix. Later baseerde ze zich op eigen ontwerpen, zoals 'Intocht van het socialisme' en 'Ouderdomsverzorging'. Ze werkte anderhalf jaar aan hele grote tableaux, die vanwege het volkspetitionnement voor algemeen kiesrecht in het Paleis voor Volksvlijt vertoond werden. Ook buiten de SDAP trok dit werk de aandacht. Zo kreeg ze de opdracht voor de Amsterdamse expositie van huisarbeid groepen te ontwerpen: een lompensorteerdersgezin, een mattenvlechterswerkplaats en een schoenmakerskamer. Deze maakten grote indruk. In Liederen van huisvlijt (1919) van A. van Collem vindt men hiervan de weerklank. Zo voerde Marie de Roode op haar wijze actie tegen de erbarmelijke toestanden in de huisarbeid. Af en toe tekende ze ook voor De Notenkraker, dit alles belangeloos. In 1919 kwam er een overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum met 289 schilderijen, tekeningen, karikaturen en tableaux-ontwerpen.

Toen haar man in 1920 in dienst trad van het Internationaal Arbeids Bureau, het secretariaat van de Internationale Arbeids Organisatie (IAO), gevestigd in Genève, verdween ze voor een aantal jaren uit Nederland. Ze ging wel door met het schilderen en tekenen van de vooraanstaande socialisten, die ze door haar man ontmoette. In deze jaren ontstond ook het portret van Albert Thomas, de directeur van de IAO, dat De Socialistische Gids bij zijn dood afdrukte. Na de terugkeer van het echtpaar in Nederland in maart 1926 sloot ze zich aan bij de in maart 1927 opgerichte Socialistische Kunstenaars Kring (SKK), waarin gediscussieerd werd over socialistische kunst. Ze zegde toe aan een gepland boek mee te werken, dat er overigens nooit kwam. Maar in het kielzog van W.A. Bonger en H. Polak verklaarde ze korte tijd later dat samenwerking van sociaal-democraten en communisten in de SKK niet mogelijk was en tot ruzie en tweespalt moest leiden. Ook deelde zij beider afkeer van de inzending uit de Sovjet-Unie voor de geruchtmakende tentoonstelling Socialistische Kunst Heden, die eind 1930 in het Stedelijk Museum gehouden werd. Ze stelde in 1931 in een artikel in De Socialistische Gids, een maand na een polemiserend artikel van Bonger 'Over het bolsjewisme in de kunst', de vraag of de Socialistische Kunstenaars Kring wel een levensvatbare organisatie was. Haar zeventigste verjaardag vierde de 'rode familie' grootscheeps. Tijdens het haar aangeboden diner in Krasnapolsky voerden onder anderen E. Polak, S.R. de Miranda en A.H. Gerhard het woord. Bij haar overlijden in 1937 herdacht J.F. Ankersmit haar in een groot artikel in Het Volk. Een speciale trein vervoerde de tallozen, die de crematie in Westerveld wilden bijwonen. K. Vorrink sprak als partijvoorzitter het afscheidswoord.

Archief: 

Archief C.M. de Roode-Heijermans in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens2, 322).

Publicaties: 

De Van Gogh-tentoonstelling der vereeniging "Kunst aan het volk"' in: De Nieuwe Tijd, 1915, 199-200; 'De Socialistische Kunstenaarsking. Een levensvatbare organisatie?' in: De Socialistische Gids, 1931, 123-5; 'Ter herinnering aan S.J. Pothuis' in: De Vakbeweging, 27.5.1937, 3; 7 tekeningen in: J. Winkler, Pieter Jelles Troelstra (Amsterdam 1933).

Literatuur: 

Vliegen, Kracht II 26, 32-4, 407, 417, III, 533; H. Dekking, 'Marie de Roode-Heijermans' in: Elseviers Geïllustreerd Maandschrift, 18, december 1908, 367-75; C. de Dood, 'Bij haren zeventigsten verjaardag' in: Het Volk, 12.10.1929; J.F. Ankersmit, 'Bij Marie de Roode's heengaan. Bezielde en vurige socialistische kunstenaresse' in: Het Volk, 27.9.1937; P.F. Sanders, 'Marie de Roode. Haar werk appelleerde aan de menselijkheid' in: Het Volk, 27.9.1937; 'Het leven van Marie de Roode. Innige liefde voor de arbeidersbeweging. Haar kunst in dienst van het proletariaat' in: Vooruit, 27.9.1937; J. Kooijman, 'Marie de Roode-Heijermans' in: Ons Amsterdam, juli 1972, 200-1; A. van der Blom, Kunst die partij koos. Een eeuw sociale strijd in de Nederlandse beeldende kunst (Amsterdam 1980); P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1880 (Den Haag 1981); T. Jansen, J. Rogier, Kunstbeleid in Amsterdam 1920-1940 (Nijmegen 1983) 321-2; J. van Dijk, Het socialisme spant zijn gouden net over de wereld (Utrecht 1990); M. van der Heijden, Albert Hahn (Amsterdam 1993); I. Lommers, Marie de Roode-Heijermans (doctoraalscriptie universiteit Utrecht 1994); L. Tibbe, R.N. Roland Holst 1868-1938 - Arbeid en schoonheid vereend (Amsterdam 1994); 'Elck zijn waerom'. Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950 (Arnhem 2000); H. de Wit, 'Vrouwen uit het verdomhoekje'' in: Het Parool, 19.4.2000.

Portret: 

Catherine Mariam Heijermans, ca. 1889, coll. Joods Historisch Museum, Amsterdam

Handtekening: 

Huwelijksakte De Roode/Heijermans dd 23 augustus 1899. Fol. g85v, akte 1507; akteplaats Rotterdam. Als bruid.

Auteur: 
Ger Harmsen
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 85-88
Laatst gewijzigd: 

22-08-2020 (spelling voornaam en kindertal ouderlijk gezin gecorrigeerd)