KADT, Jacques de

Jacques de Kadt

communistisch later sociaal-democratisch politicus en politiek essayist, is geboren te Oss op 30 juli 1897 en overleden te Santpoort op 16 april 1988. Hij was de zoon van Roelof de Kadt, bedrijfsleider bij Zwanenberg, en Bertha Koppens. Op 20 januari 1948 trad hij in het huwelijk met Esther Stern, die al een dochter en een zoon had.
Pseudoniem: K. Lambrechts

De Kadt groeide op in een liberaal-joodse omgeving met sympathie voor de vrijzinnig-democraten, Aletta Jacobs en Multatuli (zijn vader vond diens 'gebed van de onwetende' het mooiste gebed dat hij kende). Na de middelbare school verhuisde hij naar Haarlem en trad in dienst van de PTT. Hij had zich intussen in de historische ontwikkeling van Europa verdiept en raakte in 1916 voor het socialisme gewonnen door het essay 'The Soul of Man Under Socialism' van Oscar Wilde. Zijn belangstelling voor het communisme werd gewekt door het optreden van Rosa Luxemburg, een van de leiders van de Kommunistische Partei Deutschlands tijdens de Duitse revolutie van begin 1919. Na de oprichting van de Communistische Internationale in maart van dat jaar trad hij toe tot de Communistische Partij in Nederland (CPN). Hier kwam hij spoedig in conflict met de leiding, die naar zijn mening een gebrek aan revolutionair élan manifesteerde en een vrije discussie over de politieke koers onmogelijk maakte. Als leider van een groep oppositionelen werd hij eind 1922 in het partijbestuur gekozen. De meningsverschillen leidden in 1923 tot zijn royement, dat in opdracht van de Komintern ongedaan werd gemaakt. In verband met de conflicten reisde hij twee maal naar Moskou. Uit ontevredenheid over de volgens hem voortdurende 'kazernetucht' verliet hij de partij in 1924 en richtte met een aantal geestverwanten, onder wie Henriette Roland Holst, de Bond van Kommunistische Strijd- en Propagandaclubs (BKSP) op. De toen al veelschrijvende De Kadt werd redacteur van het wekelijkse orgaan De Kommunist. De ambitie van de BKSP de CPN als voorhoede van het Nederlandse proletariaat te verdringen bleek weldra te hoog gegrepen en in 1927 hief de partij zichzelf bij gebrek aan succes op.

De Kadt bleef tijdens de jaren twintig kritiek uitoefenen op het dictatoriale karakter van de Komintern en de in deze organisatie dominerende Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Toch verwelkomde hij de door Stalin in 1928 afgekondigde planpolitiek, omdat de wetenschappelijke organisatie van de samenleving in zijn ogen de meest urgente politieke taak was. Om die reden had hij zich in 1921 tegen Lenins op een zekere liberalisering gerichte Nieuwe Economische Politiek gekeerd. In 1933 kwam De Kadt echter tot de conclusie dat Stalins politiek op chaos en bankroet was uitgelopen. Bovendien verweet hij de leider van de Sovjet-Unie een te verzoenende houding tegenover de in januari 1933 aan de macht gekomen Adolf Hitler. Twee jaar later publiceerde hij zijn eerste boek, Van Tsarisme tot Stalinisme, een definitieve en integrale afrekening met het communisme.

Na de opheffing van de BKSP was De Kadt in 1928 lid geworden van de SDAP. Hij sloot zich aan bij de radicale linkervleugel en greep als redacteur van het oppositieorgaan De Socialist de gelegenheid aan zijn revolutionaire opvattingen te propageren. Het partijbestuur vreesde dat de oppositie een partij in de partij zou worden. Om meer greep op de oppositie te krijgen, richtte het in november 1931 het discussieorgaan De Sociaal-Democraat op met in de redactie namens de partijleiding J. Oudegeest, W. Banning en E. Boekman en namens de oppositie P.J. Schmidt en De Kadt. De samenwerking eindigde al na een maand. Schmidt en De Kadt richtten nu De Fakkel op, dat in januari 1932 voor het eerst verscheen. Tot de redactie trad ook F. van der Goes toe. Kort na de oprichting van het blad publiceerde de oppositie een grotendeels door De Kadt geschreven brochure Actie of scheuring?, een aanval op de passiviteit van de partijleiding en een persoonlijke tirade tegen J.W. Albarda en Oudegeest. De brochure eindigde met de waarschuwing dat de oppositie de partij zou verlaten indien het komende congres het bestuursvoorstel De Fakkel te verbieden zou overnemen. Nog vóór het congres van 1932 royeerde de afdeling Haarlem De Kadt. Na het congres verliet de linkse oppositie de partij en organiseerde zich als Onafhankelijke Socialistische Partij 0SP. De Kadt werd secretaris van deze groepering, die hij twee jaar later alweer verliet na een conflict met voorzitter Schmidt over het optreden van de OSP tijdens het Amsterdamse Jordaanoproer. Naar aanleiding van een oproep in De Fakkel in 1933 aan soldaten en matrozen zich achter de muiterij op De Zeven Provinciën te scharen, bracht De Kadt drie maanden in de gevangenis door die hij benutte voor het schrijven aan zijn boek Van Tsarisme tot Stalinisme. Tijdens het Jordaanoproer in juli 1934 was De Kadt al snel tegenstander van de barricadenromantiek. Hoewel hij in De Fakkel eerst nog voor uitbreiding van de opstand pleitte, herzag hij enkele dagen later deze mening, nota bene in hetzelfde nummer waarin Schmidt tot uitbreiding opriep. De Kadt en zijn vriend Sal Tas zegden hierna hun lidmaatschap op maar kwamen daarvan terug na de arrestatie van Schmidt. Omdat De Kadt er niets voor voelde opnieuw gearresteerd te worden, week hij met Tas uit naar België en Parijs om pas na enige maanden naar Nederland terug te keren. Hun mening over de gebeurtenissen en de partijlijn publiceerden zij in de brochure Politiek of romantiek? Dit kon royement door het OSP-congres in september niet voorkomen. In Antwerpen richtte De Kadt met Tas in oktober 1934 het maandblad De Nieuwe Kern op. Daarin volgde hij niet alleen de actuele ontwikkelingen maar pleitte ook voor een vernieuwing van het socialisme.

De periode tot het begin van de Duitse bezetting was in publicistisch opzicht de meest vruchtbare van zijn leven. De Kadt schreef behalve talrijke bijdragen voor zijn tijdschrift vier boeken. Hoewel De Kadt in zijn CPN-tijd op bepaalde punten met Leo Trotski overeenstemde, had hij teveel kritiek op onderdelen van diens denken en op zijn aarzelend leiderschap na de dood van Lenin in 1924 om een aanhanger te kunnen zijn. Nadat de OSP in 1932 lid geworden was van het Internationaal Bureau van Links-Socialistische Partijen, woonden De Kadt en Schmidt in 1933 een congres van dit Internationaal Bureau bij, waarop Trotski een zwaar stempel drukte. De Nederlandse afgevaardigden konden na afloop 'met zekerheid en vreugde vaststellen dat wij tot de engere geestverwanten van de grote revolutionair behoren'. De invloed van Trotski in de OSP groeide. Op aandrang van Trotski vormden OSP en de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) van Henk Sneevliet samen het Comité van Verweer tegen Reactie, Fascisme en Oorlogsgevaar. De Kadt werd voorzitter, maar gebruikte deze functie om de volgens de wens van Trotski in het najaar van 1933 op gang gebrachte fusiebesprekingen tussen deze twee partijen te bemoeilijken. De uit zijn CPN-tijd daterende achterdocht die hij tegen Sneevliet koesterde, droeg daaraan het nodige bij, evenals zijn gebrek aan vertrouwen in Trotski's plannen tot samenwerking tussen de revolutionair-socialistische partijen en de Komintern. Vooral ten aanzien van de Komintern verschilde hij met Trotski van mening. Als redacteur van De Nieuwe Weg, een door RSP en OSP gezamenlijk geredigeerd blad, deed hij eind 1933 een felle aanval op Trotski's plannen, die naar zijn inzicht onvoldoende rekening hielden met het perfide karakter van Stalins politiek. Tijdens een tweede ontmoeting met Trotski eind 1933 in Frankrijk kwam hem dit op een scherpe reprimande te staan. Na 1935 veranderde De Kadt van een revolutionaire anti-kapitalist in een anti-communistische en anti-fascistische verdediger van de vrijheid. Beïnvloed door auteurs als Friedrich Nietzsche, Georges Sorel en Hendrik de Man pleitte hij voor een vrije en welvarende samenleving die in alle sectoren geleid zou moeten worden door een elite van de bekwaamsten. De beweging voor een nieuw 'cultuursocialisme' zou moeten streven naar een zo hoog mogelijke kwaliteit op materieel en immaterieel niveau. Voordat de vestiging van een volgens deze opvattingen ingerichte samenleving van de grond kon komen, moesten eerst, in samenwerking met de Verenigde Staten, zowel Hitler-Duitsland als de Sovjet-Unie worden verslagen.

In mei 1940 vluchtte De Kadt met zijn ouders en twee broers naar Londen en vandaar naar Indië. Alleen hij zelf en een van zijn broers overleefden de internering in Japanse kampen. Na de bevrijding van Indië in augustus 1945 behoorde hij tot de weinige Nederlanders die de toen uitgeroepen Republiek Indonesië steunden. Ook in de PvdA, waarvan hij lid werd na in het voorjaar van 1946 naar Nederland te zijn teruggekeerd, waren weinig medestanders voor dit standpunt te vinden. Hij behoorde tot de minderheid die de twee 'politionele' acties tegen de Republiek afwezen. In 1949 publiceerde hij zijn bittere aanklacht De Indonesische tragedie. Een jaar eerder was De Kadt lid van de Tweede Kamer geworden, waar hij als een van de fractiewoordvoerders voor buitenlandse zaken zijn reputatie van weerbare anti-communist vestigde. In januari 1947, nog vóór de afkondiging van de Truman-doctrine, riep hij in Rusland en wij op tot een tegen de Sovjet-Unie gerichte samenwerking tussen West Europa en de Verenigde Staten. Doordat het gros van zijn partijgenoten als gevolg van de internationale spanning zijn opvattingen over de Koude Oorlog weldra deelde, groeide zijn aanzien in de PvdA. De leiding van de partij steunde actief de verspreiding van zijn in 1950 verschenen De consequenties van Korea. In dit boek deed hij de voorspelling dat het Sovjetsysteem op den duur een wapenwedloop met het Westen niet zou kunnen volhouden. Vooruitlopend op de denkbeelden van Raymond Aron en Daniel Beli over 'het einde van de ideologie' pleitte De Kadt al in 1950 voor een zo rationeel en pragmatisch mogelijke oplossing van maatschappelijke problemen. Alle ideologieën die een blauwdruk voor de maatschappelijke organisatie aanboden, dienden volgens hem te worden afgewezen.

Hoewel De Kadt in de jaren vijftig voor zowel zijn opvattingen over binnen- als buitenlandse politiek in de PvdA op brede steun kon rekenen, werd hij in de partij nooit een op de voorgrond tredende figuur. Zijn talrijke bijdragen aan het maandblad Socialisme en Democratie riepen waardering maar ook afkeuring op. Veel partijgenoten stoorden zich aan zijn agressieve en vaak beledigende toon, die sinds zijn revolutionair-communistische periode niet was veranderd. Daardoor bleef zijn invloed in en buiten de partij altijd beperkt. Nadat De Kadt in 1963 wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd de Kamer had verlaten, raakte hij in de tweede helft van de jaren zestig ernstig teleurgesteld in de PvdA. De opkomst van Nieuw Links, dat volgens hem in haar opvattingen werd beïnvloed door een dogmatisch en achterhaald socialisme, riep zijn afkeer op, evenals de groeiende kritiek op het Amerikaanse optreden in Vietnam. In 1970 zegde hij zijn lidmaatschap op. Twee jaar later publiceerde De Kadt zijn laatste boek, De politiek der gematigden. Het bevatte een felle aanval op de jeugdrevolte van de jaren zestig ('de rebellie der pubers') en een waarschuwing tegen de steeds populairder wordende ontspanningspolitiek. Het werk werd door publiek en kritiek vrijwel genegeerd. Niettemin ging De Kadt door met het schrijven van politieke bijdragen, die werden afgedrukt in Tirade, het culturele tijdschrift van zijn uitgever en trouwe geestverwant G.A. van Oorschot. Bovendien publiceerde hij in de jaren zeventig nog twee delen herinneringen. Nadat zijn vrouw in 1979 was overleden, kwam er aan de publikaties van de in politiek opzicht inmiddels vrijwel geïsoleerde De Kadt een einde.

Archief: 

Collectie J. de Kadt in Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (Den Haag).

Publicaties: 

De lessen der metaalstaking' in: De Communistische Gids, 1922, 93-98; (met F. van der Goes, P.J. Schmidt), Actie of scheuring? Een woord van verweer door de redacteuren van 'De Fakkel' (Hilversum 1932); (met S. Tas, H. de Boer), Politiek of romantiek? Open brief aan de leden der O.S.P. (Amsterdam 1934); Van Tsarisme tot Stalinisme. Een critische geschiedenis der Russische Revolutie en een onderzoek naar haar betekenis voor het socialisme (Antwerpen 1935); Europa's toekomst. Oorlog-fascisme-socialisme (Antwerpen 1936); Georges Sorel. Het einde van een mythe (Amsterdam 1938); Het fascisme en de nieuwe vrijheid (Amsterdam 1939); Rusland en wij. Hoe redden we de vrede? (Amsterdam 1947); Herman Gorter: neen en ja (Amsterdam 1947); De Indonesische tragedie. Het treurspel der gemiste kansen (Amsterdam 1949); De consequenties van Korea. Een pleidooi voor vrede door kracht (Amsterdam 1950); 'Politicus in isolement: zuiver pogen zonder contact met de gemiddelde mens' in: Het Parool, 12.9.1952 (betreft H. Gorter); 'In memoriam Evert Vermeer' in: Socialisme en Democratie, 1960, 273-274; 'Denkend aan Heijermans' in: Tirade, 1964, 695-715; Beweringen en bewijzen (Amsterdam 1965); Uit mijn communistentijd (Amsterdam 1965); Afscheid van de PvdA? Van democratie naar volksdemocratie (Amsterdam 1969); De politiek der gematigden. Een open wereld voor de jaren '70 (Amsterdam 1972); Politieke herinneringen van een randfiguur (Amsterdam 1976); Jaren die dubbel telden (Amsterdam 1978); De deftigheid in het gedrang. Een keuze uit de verspreide geschriften (Amsterdam 1991); Bibliografie: H.F. Cohen in: Het eerste jaarboek voor het democratisch socialisme, 1979, 339-346, en (compleet) in: De deftigheid in het gedrang, 772-821.

Literatuur: 

Chr. Smit, 'De geschiedenis van een politieke zwerver' in: Politiek en Cultuur, 1947, 271-276; C. Geugjes, 'De Kadt uit de mouw' in: De Waarheid, 4, 9, 10, 14 en 16.11.1950; G. Harmsen, 'De gelaarsde Kadt en zijn Amerikaanse meester' in: Politiek en Cultuur, 1950, 559-565; J.H.W. Veenstra, 'Jacques de Kadt zestig jaar' in: Het Parool, 30.7.1957; P. van 't Veer, 'Jacques de Kadt krabt de krullen van de trap' in: Het Vrije Volk, 27, 28 en 29.6.1963; J. Jansen van Galen, 'Bezoek aan Jacques de Kadt' in: De Haagse Post, 12.7.1972, 18-21; J. Bank, M. Ros, B. Tromp, 'Profiel Jacques de Kadt' in: Het eerste jaarboek voor het democratisch socialisme, 1979, 283-347; M. van Amerongen, 'Het vermeende eerherstel van Jacques de Kadt' in: Vrij Nederland, 29.11.1980; M. van Amerongen, 'Een verdediger van het westen' in: De Groene Amsterdammer 5.8.1987; I. Cornelissen, 'Herinneringen aan Jacques de Kadt' in: Vrij Nederland, 23.4.1988; J. Havermans, M. Gijselhart, '"De onmiskenbare tragiek van Jacques de Kadt". Een interview met J.M. den Uyl' in: Socialisme en Democratie, 1988, 129-132; H.F. Cohen, 'Bij decrematje van Jacques de Kadt' in: Hollands Maandblad, juni 1988, 23-25; D. Verkuil, 'Jacques de Kadt en zijn wanhoop over 's werelds domheid' in: Vrij Nederland, 30.7.1988; P.F.H. Lauxterman, 'Jacques de Kadt en het onoplosbare dilemma' in: Hollands Maandblad, december 1988, 3-11; M. van Amerongen, 'Een politicus zonder partij' in: De Groene Amsterdammer, 2.5.1990; P. Kalma, 'De Kadts "nieuwe vrijheid" vijftig jaar later' in: Krigis, juni 1989, 69-77; R. Havenaar, De tocht naar het onbekende. Het politieke denken van Jacques de Kadt (Amsterdam 1990); B. Tromp, 'Inleiding' in: J. de Kadt, De deftigheid in het gedrag (Amsterdam 1991) 7-30; M. van der Linden (red.), Die Rezeption der Marxschen Theorie in den Niederlanden (Trier 1992); D. Pels, Het democratisch verschil. Jacques de Kadt en de nieuwe elite (Amsterdam 1993); F. Rovers, Voor recht en vrijheid. De Partij van de Arbeid en de Koude Oorlog 1946-1958 (Amsterdam 1994); M. Brinkman, Willem Drees, de SDAP en de PvdA (Amsterdam 1998); G. Voerman, De meridiaan van Moskou. De CPN en de Communistische Internationale (1919-1930) (Amsterdam 2001).

Portret: 

Jacques de Kadt tijdens Kamerdebat over Nieuw Guinea, 4 april 1962. Fotocollectie Anefo, Nationaal Archief, Den Haag.

Handtekening: 

IISG, archief Frank van der Goes, correspondentie. map. nr. 1833, brief dd. 17 maart 1932.

Auteur: 
Ronald Havenaar
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 5 (1992), p. 141-145
Laatst gewijzigd: 

21-03-2021 (spelling voornaam echtgenote gecorrigeerd)