MEIJER, Hendricus Johannes

Henk Meijer

(roepnaam: Henk), secretaris moderne bond van handels- en kantoorbedienden, werd geboren te Amsterdam op 23 december 1889 en overleed in Torremolinos, Spanje op 16 maart 1968. Hij was de zoon van Hendricus Johannes Meijer, meubelmaker, en Louisa Gerardina Rothe. Op 24 maart 1915 trouwde hij met Johanna Maria Wilhelmina Grevelt, met wie hij twee dochters en een zoon kreeg.

Meijer werd geboren in een kelderwoning aan de Kromboomsloot nabij de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt en bezocht alleen de lagere school. Hij verdiende mee door vóór schooltijd melk rond te brengen en na school de vissen van visverkopers levend te houden door hun met water gevulde bootjes te schommelen. Er volgde een aaneenschakeling van banen. Nadat het gezin in 1905 naar Den Haag verhuisd was, kwam hij op zijn vijftiende te werken bij de meubelfabriek Pander. Hij bleek nog te jong voor de machinekamer, waardoor hij eerst in de passementerie-afdeling terecht kwam. Zijn loon stelde hem in staat lid te worden van de sociaaldemocratische jeugdorganisatie De Zaaier, de meubelmakersbond en verschillende zangkoren. Zingen en voordragen deed hij zijn hele leven met plezier. In 1907 sloot hij zich aan bij de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij. Rond 1910 stuurde zijn moeder hem naar Duitsland, waar hij in het Roergebied werk vond in de railgieterij van staalbedrijf Krupp en ook in de mijnen werkte. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 werd hij gemobiliseerd en kwam hij terecht bij de geneeskundige troepen in Oldebroek. Na zijn demobilisatie werkte Meijer, die in 1915 in Amsterdam trouwde, als verpleger in dienst bij het Provinciaal Ziekenhuis Meerenberg, de inrichting voor geesteszieken in Santpoort. Hij had intussen het nodige bijgeleerd en solliciteerde in 1918 als bediende bij de Algemeene Nederlandsche Ambtenaarsbond. Hij werd uit ruim 80 sollicitanten gekozen, maar merkte bij aanvang dat hij het verschil tussen quarto- en foliopapier nog moest leren kennen. Hij bracht het evenwel tot chef de bureau en was lid van de eveneens bij het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) aangesloten Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoorbedienden. In 1921 solliciteerde hij met succes op de vacature van secretaris van de afdeling Amsterdam.

Toen Meijer in februari 1921 bij de moderne bond van handels- en kantoorbedienden begon, maakte hij ook deel uit van het bondsbestuur, maar hieraan kwam al in juni een einde na instelling van de bondsraad. Meijers voornaamste taak lag bij de afdeling Amsterdam, die tijdens de heersende crisis met een forse terugval in het ledental en een administratieve achterstand kampte. Nadat Meijer het ledenbestand had bijgewerkt, bleek het ledental gedaald van 2400 naar 1700. Zijn gevoel voor propaganda hielp de trend te keren. Tijdens de onder druk van het internationale beroepssecretariaat FIET (Fédération internationale des employés et techniciens) ingezette fusiebesprekingen tussen de moderne Algemeene en de neutrale bond Mercurius, die uiteindelijk mislukten, hielden de beide Amsterdamse afdelingen in april 1924 een betoging in de stad teneinde het conservatieve bestuur van Mercurius onder druk te zetten. Meijer sprak de grote demonstratie toe en ontbond deze ordelijk. Het was voor het eerst dat handels- en kantoorbedienden zo grootschalig op straat demonstreerden. In september volgden een meeting en straatdemonstratie tegen de weigering van de regering alle groepen hoofdarbeiders onder de arbeidswet te brengen. Dankzij Meijer en zijn afdeling namen hieraan meer dan vijfduizend mensen deel, beduidend meer dan verwacht. In november 1924 werd Meijer voorzitter van de afdeling Amsterdam en ook districtsbestuurder voor de afdelingen ten oosten daarvan tot en met Amersfoort. Hij ontwikkelde zich tot de man van het bondsapparaat, waarbij propaganda en culturele activiteiten, zoals scholing, fietstochten, excursies en sport, aandacht kregen. Hij schreef veel en begrijpelijk in de bondsorganen en gold als een spreker die de handen op elkaar kreeg. Vanaf 1926 was hij actief met radio-uitzendingen over voor bedienden belangrijke onderwerpen voor de Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs (VARA). Hij hield zich in 1926 staande tijdens de staking van 116 handelsreizigers bij het Haagse stofzuigerbedrijf Electrolux, die zeven maanden zou duren, maar had zich niet gerealiseerd hoe fysiek inspannend het was om in Amsterdam de vele onderkruipers tegen te houden.

Hoezeer Meijer ook geprezen werd om zijn inzet en de stijging van het ledental, hij gold niet als een makkelijk mens: ‘een norsche, sombere kerel, op ’t sjacherijnige af, kort aangebonden, opvliegend met wisselend heftige uitbarstingen, heerschzuchtig, uiterst onsympathiek’, aldus een door een medestander geschetst portret in 1931, toen hij tien jaar in dienst was en het ledental van de afdeling ver boven de vijfduizend lag. ‘Als jongste bediende was je helemaal de voetveeg’, herinnerde personeelslid Frits Uitterwijk zich. ‘Vooral Henk Meyer, de afdelingsvoorzitter kon ongelooflijk sneren: daar was iedereen bang voor’. Als afdelingsvoorzitter bekleedde hij een groot aantal functies in voor de bond belangrijke instellingen, waaronder het toezicht op de gemeentelijke arbeidsbeurs, de handelsschool voor verkoopsters, verschillende middenstandorganisaties en de gemeentelijke crisiscommissie. Samen met Huib Wouters, het pseudoniem dat Martien Beversluis hier gebruikte, schreef hij teksten die twee keer per week op de VARA-radio werden uitgezonden onder de benaming Wakker en Tropenduit: een georganiseerde pientere kantoorbediende en een pas uit de rimboe teruggekeerde planter met veel geld en weinig inzicht in sociale verhoudingen. In de seizoenen 1931-1933 behandelden de uitzendingen uiteenlopende onderwerpen. Vanwege de satirische teksten hield de Radio Omroep Controle Commissie de uitzendingen scherp in de gaten. Voorzitter Pieter Gerbrandy verzette zich tegen het beeld van de arme, machteloze werkloze als slachtoffer van de boze maatschappij en de slechte regering en wilde meer aandacht voor de slampampers onder de werklozen met een verderfelijke mentaliteit. Ter verantwoording geroepen verdedigen Arie Pleysier en Meijer zich met het argument dat de programma’s wilden bereiken dat werklozen niet verbitterd en ontmoedigd raken, wat hen vatbaar zou maken voor politiek extremisme. Meijer zegde toe de opvattingen van Gerbrandy in overweging te nemen, maar voerde geen veranderingen door. Aan de uitzendingen kwam een einde door het VARA-beleid programma’s niet te lang te handhaven. De toneeluitvoering van Wakker en Tropenduit in 1933 en 1934 was eveneens een succes. De autobiografische roman Wampie (1938) van schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van Cornelis Spoelstra), die in 1937 met Meijers dochter Johanna trouwde, beschreef hoe hij het meisje het hof maakte met Meijer als strenge vader.

Meijers plaats in het bondsapparaat van de Algemeene was zodanig dat bondsbestuur en bondsraad hem bij acclamatie per mei 1934 tot bondssecretaris kozen. Hij deed dit samen met Cor Jacobsen, die sinds 1932 secretaris was (de bond werkte met twee secretarissen). Opnieuw kwamen alle draden van het bondsapparaat bij Meijer samen, die belast bleef met de propaganda. In 1935 hield hij een uitvoerig gedocumenteerde inleiding over de wettelijke regeling van het ontslagrecht, die de bond als brochure uitbracht. De verschillende bonden van handels- en kantoorbedienden wendden zich gezamenlijk tot de regering om tot een nadere regeling te komen alsook een betere regeling van het concurrentiebeding bij handelsreizigers. De achtereenvolgende ministers waren hiertoe echter niet bereid. Met de uitverkopenwet die in 1935 in werking trad werden wel enige verbeteringen voor het winkelpersoneel bereikt. Omdat de propaganda-activiteiten onder vrouwelijke leden van de bond en het NVV intussen tot stilstand waren gekomen, drongen leden in 1937 aan op nieuwe actie onder vrouwelijke collega’s, maar Meijer had hier de moed opgegeven: ‘Op dit gebied zijn talrijke pogingen gedaan, die alle mislukt zijn.’ In 1939 gaf hij een inleiding over de winkelsluiting op zaterdag om 6 uur, bedoeld om het winkelpersoneel een vrije avond te bezorgen, die eveneens als brochure werd uitgegeven.

Na de Duitse bezetting van Nederland in mei 1940 en de benoeming van de nationaalsocialist Henk Woudenberg tot commissaris van het NVV in juni kwam het in oktober tot een gedwongen fusie van de Algemeene, Mercurius en twee handelsreizigersorganisaties onder de naam Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoorbedienden en Handelsreizigers ‘Mercurius’ met Meijer als secretaris. Begin 1941 waren vergaderingen weer toegestaan en werd hij, zoals dat toen moest heten, bondspropagandaleider. Het bondsbestuur had hem hiervoor voorgedragen, maar Woudenberg had Meijer op grond van zijn gebleken mentaliteit niet aanvaardbaar geacht en geëist dat het bestuur een ander voorstelde. Woudenberg trok zijn eis in toen het bestuur berichtte zelf verantwoordelijk te zijn voor de onderlinge taakverdeling. Enkele maanden later kwam het opnieuw tot een conflict met Woudenberg, nadat Meijer op een ledenvergadering in Rotterdam kritiek had uitgeoefend op het NVV en de tegen joodse landgenoten uitgevaardigde maatregelen had veroordeeld. Woudenberg ontbood Meijer bij zich op het NVV-kantoor, maar deze weigerde zich door anderen dan het bondsbestuur en de leden ter verantwoording te laten roepen. Hierop verzocht Woudenberg hem langs te komen om inlichtingen te verschaffen. Hij stelde voor dat Meijer samen met een nationaalsocialist op een openbare vergadering zou spreken, wat Meijer afwees. Toen bondsvoorzitter Anton Wamsteeker de week daarna op een klacht over Meijer werd aangesproken, weigerde het bestuur op anonieme klachten in te gaan. In januari 1942 waren de spanningen met Woudenberg zo hoog opgelopen dat Meijer en andere bestuursleden ontslag vroegen. Het duurde nog enige tijd voor Woudenberg de ontslagaanvragen inwilligde, zonder zich veel gelegen te laten liggen aan de geldende rechtspositieregeling. Het bondswerk was inmiddels grotendeels tot stilstand gekomen. In mei 1942 behoorde Meijer tot de ruim 450 Nederlanders die de Duitse bezetter opsloot in het gijzelaarskamp in het Noord-Brabantse Sint-Michielsgestel. Eind oktober schreef Meijer aan Wamsteeker dat hij van Woudenberg bericht had gekregen per 1 november ontslagen te zijn omdat hij niet wilde meewerken aan het Nederlandsch Arbeidsfront (NAF). Omdat van het NAF geen sprake was toen zijn werkzaamheden eindigden, vroeg hij Wamsteeker, die al langer en met veel geduld over de rechtspositie van het voormalig bondspersoneel correspondeerde, dit te laten corrigeren. Na zijn vrijlating uit Sint-Michielsgestel in 1944 hernam Meijer het contact met Wamsteeker en enkele andere voormalige bestuurders en employés die bezig waren de heroprichting van de bond voor te bereiden. In maart 1945 was er een plan voor alle bestuursposten. Op 7 mei nam het voorlopige bondsbestuur, met Meijer als secretaris, weer bezit van het leeggeroofde en toegetakelde bondsgebouw in Amsterdam, gevolgd door een schriftelijke oproep dat de bond weer functioneerde.

In het teruggekeerde bondsbestuur werd Wamsteeker voorzitter, Jacobsen vicevoorzitter en Meijer opnieuw secretaris. Zij vormden door hun gezamenlijke ervaringen een hecht gezelschap. In 1946 werd gevierd dat Meijer 25 jaar in dienst van de bond was, waarbij Piet Simonis, secretaris van de afdeling Amsterdam, hem als kampgenoot uit Sint-Michielsgestel toesprak. Behalve in de bond was hij actief in de Bedrijfsunie van samenwerkende bonden van handels- en kantoorbedienden, die het makkelijker zou moeten maken collectieve arbeidsovereenkomsten voor handels- en kantoorpersoneel af te sluiten. Omdat de bankdirecties hier weinig voor voelden, belegden de bonden in 1946 personeelsvergaderingen bij banken in de grote steden. Deze goed bezochte vergaderingen machtigden de Bedrijfsunie met 800 tegen 18 stemmen om de directies een ultimatum te stellen met als inzet onderhandelingen over een cao. Meijer sprak in Amsterdam 2500 bedienden in de Beurs toe en beïnvloedde er de stemming. De stakingsdreiging hielp, al wisten de bankdirecties de totstandkoming van de eerste bank-cao nog tot 1950 uit te stellen. Meijer pleitte binnen het NVV voor aparte aandacht voor de positie van ‘witte boorden’, zoals bleek uit zijn vlak na de bevrijding door het NVV uitgegeven brochure voor hoofdarbeiders. Organisatorisch zou die in 1952 vorm krijgen in het Contactorgaan voor Beambten in het NVV. Ook hielp hij mee aan de wederopbouw van de vakbeweging in Duitsland. In 1950 had hij de bij het NVV geldende pensioengerechtigde leeftijd van zestig jaar en nam hij in juni afscheid als bondsbestuurder. Hij bleef actief voor de VARA, waar hij met mensen als orkestleider Jan Corduwener en radiopresentator Bert Garthoff het programma ‘Zestig minuten boven de zestig’ maakte en van 1954 tot 1958 de stuwende kracht was achter de VARA Speelgoedactie. Ook was hij actief binnen de Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen (Expogé). Begin jaren zestig ging zijn gezondheid achteruit en in 1968 overleed hij tijdens een vakantie in het Spaanse Torremolinos.

Publicaties: 

Wettelijke regeling van het ontslagrecht. Inleiding, gehouden op de 28ste Algemene Vergadering van de Algemene Nederlandse Bond van Handels- en Kantoorbedienden (26 Mei 1935), Amsterdam 1935; 6 uur, winkelsluiting op Zaterdag. Inleiding, gehouden op de 30ste Algemene Vergadering van de Algemene Nederlandse Bond van Handels- en Kantoorbedienden (21 Mei 1939), Amsterdam 1939; Grijpt als het rijpt. Een woord tot de hoofdarbeiders in Nederland, Amsterdam z.j.; Regeling der rechtspositie voor de bedienden, werkzaam in het bank-, effecten- en verzekeringsbedrijf. Rede, uitgesproken… op het Rechtspositiecongres, gehouden op Zaterdag 16 Maart 1946 te Amsterdam, Amsterdam 1946; ‘De bond van Wakker en Tropenduit’ in: Jonge Strijd, 1/10, november 1948, 4-5.

Literatuur: 

W.A. de Tello, ‘Henk Meijer 10 jaar Bestuurder van Afd. Amsterdam’ in: Onze Strijd, 30.1.1931, 45-47; G.J.A. Smit jr., Een Kwart Eeuw in en met de Algemeene. Gedenkboek van de Algemeene Nederlandsche Bond van Handels- en Kantoorbedienden, Amsterdam 1931; A. den Doolaard, Wampie, Amsterdam 1938; Beknopt verslag van het Bondsbestuur [van de Algemene] over de periode van 10 Mei 1940 tot 5 Mei 1945, Amsterdam 1945, 5-10; ‘Twee pioniers leggen hun arbeid neer. H.J. Meijer’ in: Mercurius, 2.6.1950, 66; Jaarverslag Algemene Bond Mercurius 1950-1952, 6-9; C.Z. de Vries, ‘In memoriam: Henk Meijer’ in: Mercurius, 3.4.1968; B. Reinalda, Bedienden georganiseerd. Ontstaan van de vakbeweging van handels- en kantoorbedienden in Nederland van het eerste begin tot in de Tweede Wereldoorlog, Nijmegen 1981; B. Reinalda, De dienstenbonden. Klein maar strijdbaar, Baarn 1985; H. Wijfjes, Radio onder restrictie. Overheidsbemoeiing met radioprogramma’s 1919-1941, Amsterdam 1988; I. Schöffer, ‘Spoelstra, Cornelis Johannes George’ in: Biografisch Woordenboek van Nederland, Deel 5, Den Haag 2002, 482-485.

Portret: 

H.J. Meijer, Notulen bondsvergadering Mercurius, 19.6.1948, p. 21.

Handtekening: 

Huwelijksakte van Meijer/Grevelt, Amsterdam d.d. 24.3.1915. Reg 2a, fol. 44v, akte 181, akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Bob Reinalda
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2022)