(bekend als Took Heroma-Meilink), maatschappelijk werkster en sociaaldemocratisch politica, werd geboren te Arnhem op 18 april 1908 en is overleden te Amersfoort op 11 maart 1998. Zij was de dochter van Bokko Meilink, leraar natuurkunde en schooldirecteur, en Rensia Hovens Gréve, onderwijzeres en lerares huishoudkunde. Op 7 mei 1936 trad zij in het huwelijk met Jan Frederik Heroma, arts. Het huwelijk bleef kinderloos.
Meilink groeide op als oudste van twee meisjes in een vooruitstrevend, buitenkerkelijk gezin in Arnhem. Haar vader was leraar natuurkunde aan de gemeentelijke HBS (Hogere Burgerschool), waarvan hij in 1932 ook directeur werd. Haar moeder was tot haar huwelijk in 1904 onderwijzeres en lerares huishoudkunde. Meilink bezocht na de lagere school de meisjes-HBS met zesjarige cursus in Arnhem. In 1927 slaagde zij voor haar eindexamen. Uit haar keuze voor een opleiding aan de Amsterdamse School voor Maatschappelijk Werk mag worden afgeleid dat haar interesse voor sociale vraagstukken al in haar HBS-tijd was gewekt. In 1928 vertrok zij naar Amsterdam en werd zij lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). In december 1931 studeerde zij af met een specialisatie in arbeidszaken, maar ze ging niet meteen aan de slag als maatschappelijk werkster. Na haar afstuderen verbleef zij twee maanden in Parijs. Daarna werd zij de rechterhand van Liesbeth Ribbius Peletier, secretaris van de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs en in 1933 stichtster van het politieke vormingscentrum voor vrouwen De Born in Bennekom. Meilink werd leesclubleidster bij De Born en gaf lezingen voor arbeidersvrouwen. In mei 1933 was zij, gezeten naast de voorzitter van de Arbeiders Jeugd Centrale en de Socialistische Jeugd Internationale (SJI), Koos Vorrink, tolk op een bijeenkomst van de SJI in Amsterdam.
Dankzij haar docent arbeidsrecht Sal Mok, hoofd van het documentatiebureau van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) en Amsterdams raadslid namens de SDAP, kreeg zij in 1932 een baan als documentaliste bij het NVV. Toen de Duitse rechtssocioloog Hugo Sinzheimer na de nationaalsocialistische machtsovername in april 1933 naar Nederland vluchtte en in Amsterdam een door het NVV gefinancierde bijzondere leerstoel in de rechtssociologie kon bekleden, werd Meilink dankzij Moks bemiddeling in de avonduren Sinzheimers secretaresse. Ten huize van Sinzheimer werkte Meilink aan diens manuscripten en correspondentie, typte dictaten uit en verrichtte vertaalwerk. Dat laatste was van belang in verband met de publicatie van het handboek De Taak der Rechtssociologie dat in 1935 verscheen. Meilink vertaalde eveneens Sinzheimers oratietekst (Leiden, 1936) in het Nederlands. Zij verrichtte deze werkzaamheden onbezoldigd, naast haar andere activiteiten, waaronder vanaf 1934 ook een betaalde functie als maatschappelijk werkster bij de gemeente Amsterdam.
Meilinks kennismaking met medicijnenstudent Jan Heroma vond plaats binnen de Amsterdamse Sociaal-Democratische Studentenclub, waarvan Meilink lid was geworden in haar tijd aan de School voor Maatschappelijk Werk. Hij was er actief, vanaf 1931 als voorzitter van de landelijke federatie. Direct nadat Heroma in mei 1936 zijn artsexamen had afgelegd, trouwden zij. Zij hadden dat eerder willen doen, maar woonden vanaf mei 1933 ongehuwd samen omdat Meilink haar betrekking niet wilde opgeven. Zij woonden in bij SDAP-voorzitter Vorrink en diens vrouw Irene Bergmeijer, dochter van Jan Bergmeijer, die een belangrijke rol in de Dordrechtse politiek vervulde. In de zomer van 1936 verhuisden zij naar Dordrecht, waar Heroma zich als huisarts vestigde, en Meilink, die zich na haar huwelijk Heroma-Meilink noemde, weer aan het werk ging als maatschappelijk werkster. Het echtpaar bleef politiek en maatschappelijk actief, hij voornamelijk in de Dordtse gemeenteraad namens de SDAP en zij in de SDAP-Vrouwenbond, als spreekster over vrouwenzaken bij de VARA-radio en het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, als toezichthoudster van de kleuter- en bewaarscholen in Dordrecht, als bestuurslid van de Dordtse Buitenschool voor tuberculose-patiëntjes en vanaf december 1939 als bestuurslid van de gemeentelijke woningstichting in Dordrecht. Ook stond zij enkele jaren ingeschreven als student aan de Nederlandse Economische Hogeschool in Rotterdam.
Van begin 1942 tot het einde van de Duitse bezetting verborg het echtpaar enkele joodse onderduikers in het souterrain van hun huis. De ouders van Heroma hadden in de jaren dertig al joodse vluchtelingen uit Duitsland opgenomen en ook zijn zuster Dini, die tijdens de Spaanse Burgeroorlog verpleegster in Spanje was geweest, hielp na haar terugkeer naar Nederland joden onder te duiken. De wachtkamer van Heroma’s huisartsenpraktijk was regelmatig de plaats waar SDAP’ers elkaar ongezien konden ontmoeten en verzetslieden informatie konden uitwisselen. Bovendien namen zij een ontheemd joods meisje op dat ‘kwam aanlopen’. Uiteindelijk beschouwden zij haar als hun pleegdochter. In 1988 liet Heroma-Meilink in een uitgebreid interview aan Amerikaanse onderzoekers weten dat zij dat alles ‘de natuurlijkste zaak van de wereld’ had gevonden, ook nadat haar man begin 1943 was gearresteerd en enkele maanden werd vastgehouden zonder dat zij wist waar hij zich bevond. Uiteindelijk wist ze hem (per fiets) op te sporen in Utrecht. Hoewel Heroma-Meilink haar aandeel in verzetsactiviteiten in de spaarzaam door haar toegestane interviews (zij had er een grondige hekel aan) sterk heeft gerelativeerd, nam zij direct na de oorlog plaats in het bestuur van de Dordtse afdeling van de Raad van Illegaliteit, waarin oud-verzetslieden hun krachten bundelden.
Kort na de bevrijding sloot Heroma zijn huisartsenpraktijk om zich in oktober 1945 door het Internationale Rode Kruis te laten uitzenden naar Indonesië, het land waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Daar was zijn inzet naar eigen zeggen harder nodig dan in het bevrijde Nederland. Heroma-Meilink mocht aanvankelijk niet mee. Zij trok in december 1945 opnieuw in bij de Vorrinks in Amsterdam, waar zij secretaris vrouwenzaken werd van de SDAP, vanaf februari 1946 van de Partij van de Arbeid (PvdA). Zij reisde met een door de Zwitserse socialistische partij beschikbaar gestelde auto, met chauffeur, stad en land af om de vroegere leesclubleidsters van de Vrouwenbond op te zoeken en vrouwen te helpen hun plaatselijke afdelingen weer tot leven te brengen. Heroma-Meilink was zich bewust van het normverlies dat vrouwen voelden (‘in de oorlog hadden ze hun kinderen uit lijfsbehoud leren liegen en gappen’) en de noodzaak gezinnen na de terugkeer van de mannen weer in het gareel te brengen. Ook werd zij hoofdredacteur van Wij Vrouwen, het blad van de Vrouwenbond van de PvdA. In de tweede helft van 1945 was zij actief betrokken bij de oprichting van het Humanistisch Verbond, waarvan ze in februari 1946 bestuurslid werd en redacteur ‘huiselijk leven’ van het mededelingenblad.
Eind oktober 1947 mocht Heroma-Meilink zich alsnog bij haar man in Indonesië voegen. Zij zegde al haar verplichtingen in Nederland op en vertrok naar Medan, aan de oostkust van Sumatra, waar Heroma inmiddels zijn standplaats had. Daar werd ze geconfronteerd met vooroorlogse koloniale sentimenten en raciale vooroordelen die ze met weerzin onderging en die haar sterkten in haar politieke overtuiging dat Indonesië onafhankelijk van Nederland diende te worden. Dat haar eigen partij gedurende haar verblijf medeverantwoordelijk was voor twee gewelddadige ‘politionele acties’ raakte haar diep, maar deed haar niet met de sociaaldemocratie breken. In Medan had Heroma-Meilink geen betaalde betrekking. Ze werd actief in de plaatselijke Vereniging van Huisvrouwen, hield lezingen voor de radio en zette haar sociale en organisatorische talenten in om in Medan een Volksuniversiteit van de grond te tillen. Die ging na de zomer van 1949 van start. Kort voor haar repatriëring naar Nederland, eind november 1949, prees de plaatselijke Nederlandstalige pers haar prestaties uitbundig.
Op Eerste Kerstdag 1949 zette het echtpaar weer voet op Nederlandse bodem. Zij moesten terugkeren omdat het Nederlandse Rode Kruis na de onafhankelijkheid niet langer in Indonesië mocht werken. Voorlopig konden zij opnieuw terecht bij Vorrink in Amsterdam. Hun aankomst hadden zij vanaf de Willem Ruys, het schip dat hen repatrieerde, op 17 december per briefkaart aangekondigd. Heroma kreeg een baan als controlerend geneesheer bij de Raad van Arbeid, later het Gemeenschappelijk Administratiekantoor. Heroma-Meilink pakte haar werk als maatschappelijk werkster weer op en werd opnieuw actief binnen de vrouwenorganisatie van de PvdA en het vormingscentrum Mens en Wereld van het Humanistisch Verbond in Utrecht. In januari 1952 kregen ze een kleine tweekamerwoning toegewezen.
Op 15 september 1953 werd Heroma-Meilink tussentijds beëdigd als lid van de Tweede Kamer. Bij de verkiezingen van juni 1952 had zij op een onverkiesbare plaats op de lijst gestaan. Namens de PvdA-fractie voerde zij vanaf haar aantreden achttien jaar lang het woord over maatschappelijk werk, onderwijs, volksgezondheid en (later) ontwikkelingssamenwerking. Vanwege haar deskundigheid op het beleidsterrein van het maatschappelijk werk had ze veel gezag. Tussen 1956 en 1965 was zij voorzitter van de vaste Kamercommissie Maatschappelijk Werk. Heroma-Meilink oogstte Kamerbreed waardering voor haar afgewogen betoogtrant. ‘De rustige’ werd zij al in 1956 genoemd. Als pleitbezorgster van professioneel maatschappelijk werk keerde zij zich stelselmatig tegen de vooroorlogse confessionele armenzorg- en liefdadigheidssentimenten die het Ministerie van Maatschappelijk Werk haars inziens sinds 1952 te veel hadden geïnfecteerd en die de PvdA-fractie lange tijd hadden doen aarzelen de oprichting van een dergelijk ministerie te steunen. Het Ministerie van Maatschappelijk Werk werd sinds 1956 geleid door Marga Klompé van de Katholieke Volkspartij. Heroma-Meilink speelde een belangrijke rol bij de jarenlange debatten over de totstandkoming van de Algemene Bijstandswet, die bedoeld was om de Armenwet uit 1854, gestoeld op liefdadigheid, definitief te vervangen door een wet die uitging van een algemeen recht op ondersteuning door de overheid. Zij was voorzitter van de bijzondere commissie ter voorbereiding van de wet, die in 1963 werd aangenomen en op 1 januari 1965 werd ingevoerd. Heroma-Meilink was een vasthoudend pleitbezorgster van ruimhartige ontwikkelingssamenwerking. Van 1970 tot haar vertrek uit de Kamer was zij voorzitter van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking. In mei 1971 nam zij afscheid van de Kamer.
In 1957 was het echtpaar naar een nieuw opgeleverde woning in Amstelveen verhuisd. Daar overleed Heroma, na een kort ziekbed, in april 1962. Heroma-Meilink zou er tot 1992 blijven wonen. In het najaar van 1963 en 1964 was zij vertegenwoordigster van het Nederlands Vrouwencomité in de Nederlandse delegatie naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) in New York. In 1966 ging zij nogmaals voor langere tijd naar New York als Nederlands vertegenwoordiger in de VN-commissie die het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten voorbereidde, dat in december 1966 tot stand kwam. Heroma-Meilink bleef nog jaren maatschappelijk actief (van 1959 tot 1975 was zij voorzitter van het bestuur van de Amsterdamse School voor Maatschappelijk Werk) en verlegde haar aandacht naar het terrein van de bejaardenzorg en de bouw van bejaardenhuizen. In 1973 werd zij vice-voorzitter, vanaf 1975 voorzitter van de Uitkeringsraad Vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Ook was zij van 1975 tot 1978 Staatsraad in buitengewone dienst. Tot haar tachtigste verjaardag bleef zij betrokken bij de Nederlandse Federatie voor Bejaardenbeleid. Bij die gelegenheid verscheen een laatste interview in het maandblad LeefTijd, waarvan zij lange tijd redacteur was. Bij haar afscheid van de redactie las zij een gedicht over de ouderdom voor van haar generatiegenote M. Vasalis uit 1954. In 1992 verhuisde zij naar een seniorenflat in Doorn, in 1994 naar een serviceflat in Amersfoort. Zij stierf daar kort voor haar negentigste verjaardag. Necrologieën verschenen er niet. In de Tweede Kamer stond voorzitter Piet Bukman op 25 maart 1998 kort stil bij haar overlijden. Voor haar algemene verdiensten was zij in 1964 geëerd met een benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Helpen in deze tijd (Kampen 1980, met anderen); Volk en strijdkrachten (Kampen 1960, met anderen); Medewerken en meespreken in het NVV in de bijeenkomst van vrouwelijke leden van het NVV op 23 februari 1963 te Utrecht (Amsterdam 1963, met D. Roemers en N. Tegelaar); Dienstencentra voor bejaarden. Rapport van de Commissie voor de begeleiding van de dienstencentra voor bejaarden (Den Haag 1968); Sociale dienstverlening. Studieproject 4 Wiardi Beckman Stichting (Amsterdam 1971, met C. Egas e.a.); Getekend door de oorlog. Feiten en meningen over burger-oorlogsslachtoffers 1940 - 1945 (Deventer 1982, met C.M. Jacobs-Stam); Aan het einde van ’t herdenkingsjaar 1985 (Utrecht 1985); Kanttekeningen bij het vrijwilligerswerk voor oorlogsgetroffenen (Utrecht 1987).
M. Roelofsma, ‘Kennen wij onze vrouwelijke Kamerleden? Mevrouw D. Heroma-Meilink: PvdA’ in: Haagse Post, 10.3.1956, 10; ‘Mevr. D. Heroma-Meilink, de rustige’ in: Deventer Dagblad, 15.6.1956; A.H. Hertstein, ‘In Memoriam J.F. Heroma’ in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 106/23, 1962, 1213; T. Flokstra en S. Wieling, De geschiedenis van het Humanistisch Verbond 1946-1986 (Zutphen 1986); G. Block en M. Drucker, ‘Oral History Interview with Took Heroma’, 18.7.1988, United States Holocaust Memorial Museum, zie https://collections.ushmm.org/search/catalog/irn506522; M. Gilissen, ‘Took-Heroma-Meilink: ‘“Er zal tegen de positie van ouderen geduwd gaan worden”’ in: LeefTijd. Maandblad van de Nederlandse Federatie Bejaardenbeleid, nr. 12, december 1988, 8-10; E. de Gier, ‘Prof.dr. Hugo Sinzheimer (1875-1945). Een korte biografische schets’ in: A.J. Hoekema (red.), Hugo Sinzheimer: rechtshervormer, arbeidsjurist en rechtssocioloog (Amsterdam 1993) 1-12; M. Voogd, ‘Took Heroma. Hokte om baan te behouden’ in: Rooie Vrouwen Magazine, februari 1994, 22; I. van Dijk en Th. van der Linden, Twintig jaar Rooie Vrouwen. Een beweging in beeld (Amsterdam 1995) 13-15; ‘Took Heroma’ in: B. Gurewitsch (red.), Mothers, Sisters, Resisters: Oral History of Women who survived the Holocaust (Tuscaloosa 1998) 230-236; B. van Es, The Cut Out Girl: A Story of War and Family, Lost and Found (London 2018); ‘Jan en Took Heroma verborgen zeker drie joden, gewoon omdat dit zo hoort’ in: Stolpersteine Dordrecht – Het voorbije Joodse Dordrecht, z.j., zie https://stolpersteine-dordrecht.nl/het_voorbije_joodse_dordrecht_jan_en_took_heroma.html; S. de Leede en C. van Veen, ‘Heroma, Dini’ in: Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog, zie https://spanjestrijders.nl/bio/heroma-dini; ‘D. (Took) Heroma-Meilink’ in: Parlementair Documentatiecentrum, zie www.parlement.com/id/vg09ll1naifm/.
Fotograaf: Harry Pot. Collectie Nationaal Archief, collectie Anefo. Behandeling Algemene Bijstandswet in Tweede Kamer, 2 april 1963
Huwelijksakte van Heroma/Meilink dd 7 mei1936. Reg 12 fol 32v, akte 61; akteplaats Amsterdam. Als bruid.