MIDDELHUIS, Johannes Antonius

Johannes Antonius Middelhuis

(roepnaam: Toon), algemeen secretaris en later voorzitter van de Katholieke Arbeiders Beweging, is geboren te Haaksbergen op 5 maart 1902 en overleden te Utrecht op 12 november 1978. Hij was de zoon van Albertus Middelhuis, metselaar, en Dina Wegerink. Op 16 februari 1933 trad hij in het huwelijk met Alberta Johanna Vaarhorst, met wie hij vier dochters en twee zonen kreeg.

Direct na de zevende klas van de lagere school moest Middelhuis aan het werk. Hij had nog graag middelbaar onderwijs willen volgen, maar dat zat er niet in. Het bleef bij het volgen van gratis avondlessen, eigenlijk bedoeld voor burger- en fabrikantenkinderen. Terwijl collega's onder schafttijd zaten te kaarten, zat Middelhuis te lezen. Bij onrechtvaardige situaties kon hij fel worden. Dat overkwam hem binnen het jaar bij zijn eerste baan in de textielindustrie. De arbeiders waren ontevreden over het loon en de werkomstandigheden en kozen Middelhuis, die nog geen vakbondslid was, als hun woordvoerder. De werkgever was daar niet gelukkig mee en stuurde hem als stakingsleider de laan uit. Na de staking maakte de kapelaan Middelhuis lid van de Nederlandsche Rooms-Katholieke Textielarbeidersbond 'St. Lambertus'. Al snel werd Middelhuis actief, uiteindelijk als afdelingssecretaris. Dat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog als polderjongen bij de Heidemij werkte, stimuleerde naar eigen zeggen zijn zelfbewustzijn en kritische instelling. Gewend geraakt aan een beter loon dan in de textiel, nam hij zich voor om uit de textiel te ontsnappen en volgde hij lessen aan de ambachtschool. Hij kwam toch weer in de blekerij terecht en werd opnieuw een der woordvoerders in een loonconflict. Deze staking werd na enkele weken gewonnen. Volgens aantekeningen in zijn zegelboekje raakte hij in 1923-1924 ook betrokken bij de grote werkstaking en uitsluiting in de Twentse textiel. Hij kreeg gedurende 138 dagen een uitkering. Ondanks promotie wilde Middelhuis, die uiteindelijk stalenmaker werd, niet in de textielindustrie blijven. Eigenlijk wilde hij een boekwinkel beginnen. In 1929 solliciteerde hij op aandringen van zijn collega's en de kapelaan met succes op de functie van 'districtspropagandist' bij de bond. De crisisjaren betekenden veel onderhandelen met zuinige bazen. Dat onderhandelen lag hem naar eigen zeggen goed, 'totdat het spel wel eens te lang duurde en ik ontplofte'. Na de gelijkschakeling van de bond in juli 1941 vroeg en kreeg Middelhuis, inmiddels 'districtsleider voor Twente', ontslag. Om aan de kost te komen vond hij werk in de sociale zekerheidswereld. Zo was hij van juli 1942 tot 3 december 1945 inspecteur bij De Centrale Onderlinge. Opgepakt tijdens een razzia belandde hij van oktober 1944 tot januari 1945 in Duitsland in de Arbeitseinsatz.

In december 1945 pakte Middelhuis zijn vakbondswerk in Twente weer op. In 1946 werd hij echter naar Utrecht geroepen om de fusie tussen de katholieke bonden in de textiel- en kledingindustrie voor te bereiden. In 1947 werd hij voorzitter van de nieuwe bond, de Nederlandse Katholieke Kleding- en Textielarbeidersbond 'St. Lambertus' om al het jaar daarop gevraagd te worden als algemeen secretaris van de Katholieke Arbeiders Beweging (KAB). De samenwerking met voorzitter A.C. de Bruijn liep echter niet zo goed. Middelhuis sprak zelf van 'botsende karakters'. Hij noemde zichzelf 'vasthoudend, koppig, geen ja-knikker, van nature sarcastisch', eigenschappen die wel moesten botsen met die van De Bruijn. Als algemeen secretaris kreeg Middelhuis in 1949 de coördinatie van 'Plan M', het geheime plan van de KAB voor bestrijding van het communisme. Toen De Bruijn in 1952 minister voor de Publiek Rechtelijke Bedrijfsorganisatie (PBO) werd, volgde Middelhuis hem op als voorzitter van de KAB. De deelname aan de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Stichting van de Arbeid was voor Middelhuis niet zonder problemen. Zelf vertelde hij eens gezegd te hebben: 'Jullie hebben mooi praten, jullie hebben allemaal lang gestudeerd, en die hele economie is voor jullie gesneden koek'. Middelhuis pleitte keer op keer voor meer onderwijs voor arbeiders en voor overheidssubsidie aan de scholing en vorming van de KAB. De voorzitter van de KAB was traditiegetrouw lid van de Eerste Kamer en het bestuur van de Katholieke Volkspartij (KVP). Daarbij was het de bedoeling dat de katholieke arbeiders op deze manier hun aandeel in de macht kregen maar in de praktijk viel dat nogal tegen. Zo botsten de KAB en rechtse elementen in de KVP over het vraagstuk van wel of niet samenwerken met de Partij van de Arbeid (PvdA). Het Mandement van de bisschoppen uit 1954, waarin het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) een on-christelijke organisatie werd genoemd en het lidmaatschap van het NVV werd verboden, heeft Middelhuis veel hoofdbrekens gekost. Zijn pogingen om de tekst op een aantal punten af te zwakken mohten niet baten. Als katholiek kon hij de mening van de bisschoppen niet afwijzen, maar hij gaf wel in bedekte termen te kennen er niet gelukkig mee te zijn en deze niet als argument in de ledenwerving te willen gebruiken. Na uitspraken van M. Ruppert, voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), verbrak het NVV de samenwerking. Middelhuis evenwel bleef streven naar herstel van de relaties, niet alleen vanwege de voortslepende discussies over de loonpolitiek maar ook omdat de communistische Eenheids Vakcentrale zou kunnen profiteren van de verdeeldheid van de erkende vakcentrales. Onderdeel van Middelhuis' streven naar rechtvaardigheid was medezeggenschap voor de arbeiders. Dit zou via de PBO bereikt kunnen worden, maar door traineren van de werkgevers kwam de PBO slechts in enkele kleine sectoren van de grond. Middelhuis was daarover zeer verontwaardigd. Middelhuis' lidmaatschap van de Eerste Kamer, van 1955 tot 1969, gebruikte hij vooral als informatiebron en niet om zich te profileren. Hij zag zichzelf niet als politicus. In 1957 zorgde de dubbelfunctie van Verbondsvoorzitter en Eerste Kamerlid voor ernstige problemen met de Katholieke Mijnwerkersbond. In de Kamer had Middelhuis zich laten verleiden tot kritiek op de langzaam-aan-actie van de mijnwerkers, terwijl het Verbondsbestuur de mijnwerkers hun gang liet gaan. Steeds terugkerende punten in het overleg in de Stichting van de Arbeid en de SER waren de loon- en prijspolitiek. Begin jaren vijftig ging het economisch weer beter in Nederland, maar de arbeiders profiteerden daar niet van. In juni 1953 verklaarde Middelhuis op de Verbondsraad dat het uit moest zijn met de 'pietepeuterige centjespolitiek' en dat het tijd werd voor verschuiving van verantwoordelijkheid in het loonbeleid van de overheid naar werkgevers en werknemers. In dezelfde tijd pleitte hij voor bezitsvorming onder arbeiders en spreiding van het bezit van produktiegoederen. In een toespraak tot het congres van de KVP op 9 oktober 1955 onder de titel 'Katholieke politiek: rechtvaardige politiek' zei hij: 'In de maatschappij, die ons voor ogen staat, moet de vorming van groot-kapitaal als eigendom van enkelen worden omgebogen naar de vorming van veel kleine vermogens'. In katholieke kring werd strijd met de regering en katholieke werkgevers niet altijd in dank afgenomen. Na een klacht van een missionaris met verlof over het ontbreken van de katholieke solidariteit gaf Middelhuis hem in februari 1956 schriftelijk uitleg: 'Het ergste zou zijn, als we om die katholieke eenheid verhinderd zouden worden op te komen voor rechtmatige belangen. ... Het gaat hier niet om prestigekwesties, maar om het loon van de arbeiders, om hun deel in de welvaart, die zij mede helpen voortbrengen. Dat wordt ons nimmer spontaan gegeven. We moeten er steeds voor vechten. Ik schrijf U dit maar, omdat het nog wel een tikje erger kan worden alvorens we voor de arbeiders hun deel hebben verworven'. De tegenstelling arm-rijk liet Middelhuis zijn leven lang niet meer los. Nog in 1977 eindigde een interview in De Gelderlander met de uitspraak: 'Waarom moeten rijken zo bulkend rijk zijn?'. In het sociaal-economisch overleg in Nederland toonde hij zich trots op de instelling van het minimumloon en het mogen meebouwen aan het stelsel van sociale zekerheid. Binnen de KAB gaf Middelhuis leiding aan belangrijke beleids- en structuurwijzigingen. Hij stond bekend als een bekwaam voorzitter, die ieder zijn zegje liet doen. Aan het eind van lange bijeenkomsten wist hij de zaak scherp samen te vatten. Zijn optreden werd omschreven als collegiaal, intelligent en slim, eerlijk, humorvol en als het moest even keihard als gemoedelijk. Op de Verbondsraad van juni 1964 sprak zijn opvolger P.J.J. Mertens hem toe. In bepaalde kringen stond Middelhuis bekend als 'Toontje de uitverkoper'. Zo werden de rust- en vakantieoorden Nieuweroord en Drakenburg verkocht. Middelhuis' beweegreden daarvoor was de zorg voor de besteding van de gelden binnen de beweging. Het paste niet bij hem, aldus Mertens, om 'jaarlijks een ton uit te trekken voor een aantrekkelijke vakantiemogelijkheid voor een kleine groep die dan bovendien niet werd gevormd door de kleine man onde de werknemers. En aan een pronkgebouw had je lak'. Onder leiding van Middelhuis kwam op 1 januari 1964 de structuurwijziging tot stand van de geldverslindende en niet bij de andere vakcentrales passende dubbelstructuur van én vakorganisaties én standsorganisaties naar het ene ongedeelde Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV). Middelhuis was president-commissaris bij de Volkskrant van 1952 tot 1964. Na zijn pensionering werden Middelhuis en oud-NVV-voorzitter D. Roemers door minister B. Roolvink gevraagd om hem te adviseren over de ontwikkelingen inzake collectieve arbeidsovereenkomsten. Voorts maakte Middelhuis deel uit van de Commissie Enschedé, die onderzoek deed naar het Amsterdamse bouwvakoproer in de zomer van 1966. Begin 1977 trad Middelhuis uit de KVP. Na alle negatieve uitspraken van de KVP in 1975 over de fusie tussen NVV en NKV was het niet uitnodigen van de Federatie Nederlandse Vakbeweging, waarin het NKV voortbestond, op het oprichtingscongres van het Christen-Democratisch Appèl voor hem de emmer die de druppel deed overlopen.

Archief: 

Archief J.A. Middelhuis in het Katholiek Documentatiecentrum (Nijmegen)

Publicaties: 

Ten afscheid' in: Het Hoog Ambacht, 31.10.1948; De aanspraak der arbeiders op een aandeel in de investeringen (Utrecht 1952; voorzitter van de KAB-commissie); (met W.D. Lelieveld) 'Ter nagedachtenis aan de schrijver' in: C.J. Kuiper, Uit het rijk van de arbeid. Deel III (Utrecht 1953) 9-12; 'Ten geleide' in: Het Zuiden en de werkgelegenheid (Utrecht 1953); 'Voorwoord' in: C.J. van der Ploeg, Oogst van de laatste 10 jaren (Utrecht 1954); (met W.D. Lelieveld) 'Ten geleide' in: Wat heb ik nu aan de K.A.B.? (z.pl. 1955); 'Katholieke politiek: rechtvaardige politiek' in: Redevoeringen uitgesproken op het congres der KVP op 9 october 1955 te Utrecht (Den Haag 1955); Redevoeringen van prof. mr. C.P.M. Romme en de heer J.A. Middelhuis (Den Haag 1955); '(A.C. de Bruijn). Strijdbaar en bewogen man' in: de Volkskrant, 20.9.1968.

Literatuur: 

De Linie, 28.11.1952; De Tijd, 6.12.1952; Katholieke Illustratie, 6.2.1953; Ruim Zicht, 3, 1954-1955, 218-9; I. Cornelissen, 'Gesprek met J.A. Middelhuis (KAB voorzitter): De arbeiders zijn te passief in de partijen' in: Vrij Nederland, 26.10.1963; de Volkskrant, 20.6.1964; Ruim Zicht, 25.6.1964; 'Toon Middelhuis, ex-voorzitter NKV: KVP-er uit hondse trouw' in: De Tijd, 1.8.1975; De Gelderlander, 5.2.1977; M. van Weezel, 'Toon Middelhuis, voorzitter van de katholieke vakbond tijdens het Mandement, keert de KVP de rug toe' in: Vrij Nederland, 30.7.1977; W. Sprenger, 'Verdiensten voor sociaal welzijn. Harmoniemodel centraal bij Toon Middelhuis' in: de Volkskrant, 13.11.1978; De Gelderlander, 13.11.1978; 'Toon Middelhuis. Trouw bondgenoot' in: De Ambtenaar, 24.11.1978, 3; J. Roes (red.), Katholieke arbeidersbeweging. Twee delen (Baarn 1985 en 1993); J. Peet, Het uur van de arbeidersjeugd (Baarn 1987); J.A. Righart, 'Middelhuis, Johannes Antonius' in: BWN III (Den Haag 1989) 415-7.

Portret: 

Johannes Antonius Middelhuis, KLiB/KDC Nijmegen

Auteur: 
Christ Essens
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 170-174
Laatst gewijzigd: 

00-00-2001