PIETERS, Caspar Hubertus

Caspar Hubertus Pieters

districtsbestuurder moderne fabrieksarbeidersbond en SDAP-wethouder in Maastricht, is geboren te Maastricht op 11 april 1892 en aldaar overleden op 29 juli 1964. Hij was de zoon van Gerard Hubertus Pieters, stoker op een papierfabriek en typograaf, en Barbara Gordijn, tabaksbewerkster. Elisa Hubertine (Simonis-)Pieters was een zus van hem. Op 11 juli 1912 trad hij in het huwelijk met Neeltje Cornelia de Jong, met wie hij een dochter kreeg.

Toen Pieters geboren werd, zat zijn vader zonder werk. Een paar jaar tevoren was hij vanwege zijn activiteiten in de socialistische beweging als stoker op de papierfabriek van Lhoëst ontslagen. Voor het gezin Pieters, dat in de Maastrichtse periode ook nog eens getroffen werd door het verlies van vier kinderen op jonge leeftijd, brak een tijd van onzekerheid en armoede aan. In het najaar van 1897 na het instorten van de socialistische beweging in Maastricht verhuisde het gezin Pieters naar Rotterdam, waar de vader werk vond als typograaf. Begin 1900 trok het gezin naar Amsterdam. Na zijn schoolopleiding aldaar trad Caspar in de voetsporen van zijn vader. In meer dan één opzicht: als (leerling)typograaf en als socialist.

Op vijftienjarige leeftijd was hij reeds lid van de Typografen Jongelingen Vereeniging 'Eendracht maakt Macht'. Op achttienjarige leeftijd werd hij lid van de Algemeene Nederlandsche Typografenbond en de SDAP. Met het socialistisch milieu en propagandawerk was Caspar van huis uit vertrouwd. Al op jonge leeftijd hielp hij zijn vader, die werkzaam was in de partijdrukkerij Vooruitgang, in de avonduren bij zijn werkzaamheden als secretaris van de SDAP-federatie Amsterdam. Als (leerling)typograaf versleet Caspar nogal wat bazen. Zijn onrustige, wat opstandige natuur zal daar niet vreemd aan zijn geweest. Eind 1919 keerde hij met zijn gezin naar zijn geboortestad terug als vrijgestelde van de Nederlandsche Vereeniging van Glas - en Aardewerkers (NVGA). Met uitzondering van een tweetal korte periodes (maart-december 1930 en oktober 1939 - mei 1940) was Pieters in de jaren tussen de twee wereldoorlogen de voorman van de moderne vakbeweging in Maastricht. Eerst als districtsbestuurder van de NVGA (1920-1926), vanaf 1926 als districtsbestuurder van de Nederlandsche Vereeniging van Fabrieksarbeid(st)ers (NVvFa). Al die tijd was hij ook voorzitter van de Maastrichtsche Bestuurders Bond.

'Wilde' stakingen, die het op erkenning van de bonden door de werkgevers gerichte beleid doorkruisten, speelden Pieters in de roerige jaren twintig dikwijls parten. Landelijke bekendheid kreeg Pieters in het najaar van 1929, toen hij als stakingsleider optrad bij de Zinkwitstaking, waarbij het recht op organisatie inzet van de strijd was. Tijdens deze drie maanden durende staking stonden 'rood' (de stakers) en 'blauw' (de katholieke werkwilligen) als twee onverzoenlijke kampen tegenover elkaar. Na afloop van een schietpartij in oktober, waarbij door marechausseekogels twee doden vielen, werd Pieters op grond van opruiing gearresteerd. Na een week, toen bleek dat deze beschuldiging op niets berustte, werd hij uit de gevangenis ontslagen. In het voorjaar van 1930 werd Pieters als districtsbestuurder voor Noord-Brabant en Zeeland door de top van de NVvFa overgeplaatst naar Breda. Lang zou het verblijf in Breda, dat Pieters zelf als een straf ondervond, niet duren. Eind 1930 werd hij weer overgeplaatst naar Maastricht, waar hij tot oktober 1939 weer als districtsbestuurder actief was. Toen kreeg hij opnieuw Breda als standplaats toegewezen.

Naast zijn werkzaamheden in de vakbeweging was Pieters ook politiek actief. Van 1927 tot 1930 en van 1932 tot oktober 1939 was hij raadslid voor de SDAP. Een voortrekkersrol in de partij speelde hij evenwel niet. Die was weggelegd voor Hubert Paris en in de tweede helft van de jaren dertig voor Michael Ubachs. Met laatstgenoemde had Pieters een korzelige verhouding. Een (persoonlijk) conflict over kastekorten in de moderne bouwvakarbeidersbond begin jaren twintig zou de relatie tussen beiden blijvend bruskeren en kwam de partij niet ten goede. Ondanks de animositeit trokken Pieters en Ubachs in de tweede helft van de jaren dertig gezamenlijk ten strijde tegen de linkervleugel, die samenwerking zocht met de communisten.

Na de Duitse bezetting in mei 1940 stapte Pieters al snel op als lid van het NVV. In de oorlog was hij actief in het verzet. Samen met zijn schoonzoon dreef hij een valse passencentrale. Na de bevrijding van Maastricht in september 1944 trad hij weer snel op de voorgrond, niet als voorman van het heropgerichte NVV in Maastricht maar als woordvoerder van een groep dissidenten. Al tijdens de oorlog had hij met geestverwanten uit de vooroorlogse moderne vakbeweging plannen gesmeed om te komen tot een algemene vakbeweging na de oorlog. Aansluiting bij de Eenheids Vakbeweging (EVB), die korte tijd na de bevrijding opgang maakte in Maastricht, vond de groep-Pieters echter niet. Zij bleef min of meer als een dissidente groep in het NVV opereren en werd tenslotte weggewerkt. Na de bevrijding volgde Pieters korte tijd een andere politieke koers. Hij werd lid van de Communistische Partij in Nederland (CPN) en was in 1945 gedurende enige maanden zelfs voorzitter van de CPN-afdeling. In 1946 werd Pieters gekozen als raadslid voor de PvdA. In 1948 werd hij fractievoorzitter en in 1953 volgde hij zijn partijgenoot J.C. Sleebe op als wethouder van Openbare Werken, wat hij tot 1964 bleef. In zijn ambtsperiode legde Pieters de basis voor de sanering van de oude binnenstad en de uitbreiding van Maastricht.

Publicaties: 

Een socialistisch- of een R.K.-schrikbewind te Maastricht gedurende de staking aan de Zinkwitfabriek' in: De Fabrieksarbeider, 13.9-14.10.1930.

Literatuur: 

Het Vrije Volk, 30.7.1964; C. Cillekens, P. van der Heijden, W. Roebroeks, De Zinkwitstaking 1929 (Maastricht 1979); W. Klaassen, 'De vakbeweging in het bevrijde Maastricht (september 1944-augustus 1945) in: Jaarboek arbeidersbeweging, 1979, 225-286.

Portret: 

C.H. Pieters, circa 1934/35, GAL-archief (Maastricht)

Handtekening: 

Huwelijksakte van Pieters/de Jong dd. 11 juli 1912. Reg 5E fol. 16, akte 573; akteplaats Amsterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Caspar Cillekens
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 93-95
Laatst gewijzigd: 

22-05-2023 (spelling vornaam echtgenote gecorrigeerd)