PLEYSIER, Arie

Arie Pleysier

journalist bij Voorwaarts en Het Vrije Volk en omroepsecretaris van de VARA, is geboren te Vlaardingen op 1 januari 1891 en overleden te Hilversum op 14 maart 1980. Hij was de zoon van Johannes Pleysier, haringkuiper, en Sophia Molendijk. Op 16 augustus 1916 trad hij in het huwelijk met Maria Neeltje van der Weijden, met wie hij twee dochters en twee zoons kreeg. Dit huwelijk werd ontbonden op 8 juli 1924. Op 24 september 1924 hertrouwde hij met Rosa Elise van Dam, journaliste, met wie hij een dochter en een zoon kreeg.
Spellling familienaam bij Burgerlijke Stand: Pleijsier.
Pseudoniemen: Mr. Punch, Sijtje Snavel, Arend Vreugde.

Pleysiers vader, kuiper en haringpakker in Vlaardingen, verdiende net genoeg om aan 'de beste kant' van de straat te wonen en om schoolgeld voor zijn twee kinderen te kunnen betalen. Hij sympathiseerde met de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). In mei 1905 ging Pleysier naar de Haarlemse Rijkskweekschool, net als andere arbeiderskinderen die goed konden leren. In 1907 werd ook zijn vriend en achterneef Koos Vorrink er toegelaten, die al snel een rol in de Kweekelingen Geheelonthoudersbond (KGOB) speelde. Ook Pleysier werd lid. Uit zijn onuitgegeven Het Genootschap der Zwijgers, Schoolmeester en schriftgeleerden, Memoires van een sociaal-democratische 'schoolmeester voor volwassenen' en het tweede deel van zijn vierdelige boekenserie over zijn alter ego, Leen Wouters op de kweekschool (Amsterdam 1929), blijkt dat Pleysier zich op de kweekschool niet thuis voelde. Hij was introvert, bemoeide zich nauwelijks met zijn medescholieren en vond het onderwijs weinig inspirerend. Hij slaagde op 20 april 1909 voor de onderwijzersakte en behaalde in 1913 de hoofdakte. Op 30 april 1909 begon hij als onderwijzer op de kosteloze school in Vlaardingen. In De kosteloze school (Amsterdam 1934), dat voor negentig procent op de realiteit is gebaseerd, beschrijft hij hoe Wouters op een dag in 1916 tot het inzicht kwam dat hij te lang een dagdromer was geweest. Hij besloot voor de realiteit te kiezen en zich in te zetten voor de sociaaldemocratische beweging met als doel dat er voor de eerste keer een sociaaldemocraat in de gemeenteraad zitting zou nemen. Pleysier was intussen als bestuurslid, meestal secretaris, actief in zes plaatselijke organisaties: de afdelingen van de Bond van Nederlandse Onderwijzers, de SDAP en Volksonderwijs, de coöperatie, de Openbare Leeszaal en (tijdens de Eerste Wereldoorlog) de Levensmiddelencommissie. Ook begon hij artikelen te schrijven voor de bladen van de SDAP-afdeling en Volksonderwijs.

In 1919 richtten Vorrink, Piet Schuhmacher en A.M. de Jong het blad De Nieuwe Stem op, dat een jaar bestond. Vorrink verzocht Pleysier bijdragen te leveren. In 1920 werd Pleysier dankzij Vorrink redacteur van Het Jonge Volk van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Pleysier schreef hierin over buitenlandse politiek. Vanaf 1922 leverde hij ook bijdragen, meestal onder het pseudoniem Mr. Punch, aan Opgang, het driemaandelijkse culturele jeugdtijdschrift van de AJC. Ook werkte hij mee aan De Notenkraker. De directeur van Voorwaarts, de sociaaldemocratische krant in Rotterdam, Y.G. van der Veen, benoemde Pleysier in april 1922 tot chef binnenland. Op 24 maart 1924 verscheen op de kinderpagina de eerste aflevering van de 'muizenhistorie' over Snuffelgraag en zijn zusje Knagelijntje. Pleysier had het verhaal van de strip (in die tijd een nieuw genre) in opdracht van Van der Veen ontwikkeld. Vanaf 1925 moest hij zich bezighouden met gemeentepolitiek (de satirische rubriek 'Kijkjes op de Raad'), algemene reportages en de variapagina's met rubrieken voor kinderen, de rijpere jeugd en vrouwen (de laatste onder het pseudoniem Sijtje Snavel). Pleysier schuwde in zijn artikelen de polemiek niet. Een geduchte tegenstander was Mr. P. Swart, hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, door Pleysier aangeduid als 'Lord Loonsverlaging'. Nadat S. de Vries Jr., de latere hoorspelregisseur van de Vereeniging van Arbeiders Radio-Amateurs (VARA), de verantwoordelijkheid voor de 'variarubriek' had overgenomen, werd Pleysier parlementair verslaggever. Naast zijn werk voor Voorwaarts gaf hij lezingen en cursussen voor de AJC en het Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAO), aanvankelijk dicht bij zijn woonplaats, later door het hele land. Ook gaf hij les op de Arbeiders-Avondscholen. Pleysier meende dat er een nauwe relatie bestond tussen politieke, sociaal-geografische en economisch-geografische factoren. Hij kreeg van het IvAO-bestuur opdracht hierover een schriftelijke cursus te ontwikkelen. De 15 afleveringen van elk 48 pagina's werden gebundeld in De mensch in de leerschool van moeder aarde (Amsterdam 1931) met door Pleysier zelf getekende kaarten.

In 1934 werd Gerrit Jan Zwertbroek, omroepsecretaris van de VARA, ontslagen door het bestuur vanwege diens te linkse beleid dat hem te vaak met de overheid in conflict bracht, wat tot het intrekken van zendtijd leidde. Pleysier kwam als opvolger in beeld, maar ging pas na lang aandringen akkoord. Hij moest de VARA van Zwertbroeks erfenis ontdoen en nieuw beleid ontwikkelen met een werkbaar evenwicht tussen de verschillende politiek-ideologische stromingen binnen de SDAP, het vormingsideaal van het cultuursocialisme, zoals belichaamd in AJC en IvAO, en pragmatische overwegingen. Veel VARA-leden wilden dat hun zender naast verantwoorde vorming ook vermaak zou bieden. Verder moest het bestuur, dat bij elke 'uitglijder' door de Radio Omroep Commissie op de vingers getikt kon worden, zijn houding bepalen tegenover het opkomend fascisme. Pleysier had zijn handen vol aan het ontwikkelen en uitvoeren van inhoudelijk beleid en aan de organisatorische en bestuurstaken. Van de omroepsecretaris werd verwacht dat hij zou spreken op de VARA-avonden, die overal in het land werden gehouden. Ondanks deze drukke werkzaamheden vond Pleysier tijd voor het schrijven van de teksten voor de door hem met S. de Vries Jr. opgezette maandrevues en voor het uitspreken van de zondagmorgenlezingen. Een bloemlezing uit de radiolezingen verscheen in 1936 bij de Arbeiderspers onder de titel Over helden en horden. Pleysier werkte mee aan de samenstelling van de bloemlezing Het Boek voor de Jeugd (Amsterdam 1937) en voltooide het vierde (en bekendste) deel van zijn serie over Leen Wouters, De Speelweide (Amsterdam 1938). Het aantal VARA-leden groeide in zijn periode flink. Na de capitulatie voor de Duitsers op 14 mei 1940 zag de leiding van sociaaldemocratische organisaties zich geconfronteerd met de vraag 'doorgaan of opheffen?'. Mede omdat het SDAP-bestuur aanvankelijk weinig leiding gaf, moest iedere organisatie deze vraag zelf beantwoorden. Het dagelijks bestuur van de VARA besloot door te gaan. Belangrijke argumenten waren de zorg om de joodse medewerkers en het in takt willen houden van de organisatie voor na de oorlog. De Verenigingsraad keurde de keuze goed. Velen in de beweging waren echter verontwaardigd, speciaal over een door de VARA uitgezonden toespraak van de voorzitter van het dagelijks bestuur, Arend de Vries, waarvan Pleysier de tekst geschreven had. VARA-geschiedschrijver H. Wijfjes noemt het 'een goed bedoelde rede die verkeerd uitviel'. Op 12 december 1940 werden alle omroepen opgeheven. Omdat de radiogidsen nog mochten verschijnen, duurde het tot juni 1941 voor de VARA ook formeel werd opgeheven. Aan deze periode in zijn leven schonk Pleysier in zijn Memoires veel aandacht. Hij kon de kritiek accepteren dat hij een beleidsfout had gemaakt, maar voelde zich gegriefd door het verwijt dat hij een verrader van de sociaaldemocratie zou zijn. Na de oorlog keerde hij niet bij de VARA terug.

In 1945 werd Pleysier voor een periode van vijf maanden onderwijzer op een school in een Hilversumse arbeiderswijk. Hierna trad hij toe tot de redactie buitenland van De Stem van Nederland, dat in 1947 fuseerde met Je Maintiendrai en Vrij Nederland. Zijn leven was er een van schrijven. Tijdens de oorlog had hij een boek voltooid dat pas in 1945 kon verschijnen. In Europa tussen de wereldstaten liet hij zich kennen als voorstander van Europese eenheid. Hoewel hij geen bestuurder meer bij de VARA was, had hij niet alle banden verbroken. Nog jaren na de oorlog schreef hij teksten voor de VARA, bijvoorbeeld onder het pseudoniem Arend Vreugde voor de linkse cabaretgroep het G.G.-cabaret en voor de 'bonte zaterdagavonden'. In januari 1950 keerde hij terug naar De Arbeiderspers en werd redacteur gemeentepolitiek bij de Rotterdamse editie van Het Vrije Volk. Overgeplaatst naar Amsterdam werd hij kort daarna chef van de redactie buitenland. In zijn Memoires schreef hij het gevoel te hebben dat hij eindelijk zijn bestemming had bereikt. Op 14 januari 1956 ging hij met pensioen. Bij zijn afscheid kreeg hij een Liber Amicorum met de veelzeggende titel Uit de leerschool van Meester Arie. Na zijn pensionering bleef hij actief als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming en vanaf 1954 als redacteur van Verstandig Ouderschap. Hij bleef belangstelling houden voor de buitenlandse politiek en schreef enkele AO-boekjes (Algemene Ontwikkeling), zoals Diplomatieke betrekkingen (Amsterdam 1963) en Droom en werkelijkheid in de U.S.A. (Amsterdam 1965). In het samen met H. van Hulst en A. Scheffer geschreven boek Het roode vaandel volgen wij (Amsterdam 1969) nam hij de periode 1880-1920 voor zijn rekening. In zijn overlijdensadvertentie heette hij 'een van de laatste socialisten van de oude garde'.

Archief: 

Archief A. Pleysier in IISG (Amsterdam), Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (Hilversum) en privéarchief E.S. Touber-Pleysier/J.J.Vos (Nootdorp, Tynaarlo).

Publicaties: 

PUBLIKATIES:Behalve de genoemde: De lotgevallen van Snuffelgraag en Knagelijntje (3 delen, Rotterdam 1924-1925); Zes dwaze dagen (Amsterdam 1927); De roemrijke avonturen van Leen Wouters op zolder (Amsterdam 1928); Voor het kleine volk (Amsterdam 1928); De reuze-midvoor (Amsterdam 1929); Rodolfinus en Eleonora (Amsterdam 1934); Sociale kennis (Amsterdam 1934); Van licht en donker (Amsterdam 1941); Rotterdamse idylle (Amsterdam 1941); Klaas de landkrab. Hoe hij studeerde en ... naar zee ging (Amsterdam 1947); Eire, de Ierse vrijstaat (Amsterdam 1949); Arabisch tankstation (Amsterdam 1949); Wrijvingsvlak Perzië (Amsterdam 1950); Gandhi (Amsterdam 1950); In een halve eeuw van kaderblad tot de grootste krant van Nederland (Amsterdam 1950); De wereld in opbouw na twee wereldoorlogen (Amsterdam 1951); De kinderen van de muizenbarbier (Amsterdam 1952); Tunesië wil het zelf doen (Amsterdam 1952); Midden-Amerika in onrust (Amsterdam 1955); Het boek van de arbeid (Amsterdam 1956); Zuidslavië (Amsterdam 1956); De avonturen van Faris en Fatime Komenijs (Amsterdam 1961); In Rotterdam ben ik geboren. Jeugdherinneringen van Leen Riemers (Amsterdam 1967, met H. van Kuilenburg); 'VARA '34-'40 niét afzijdig. Lacune in De Jongs "Voorspel"' in: Het Vrije Volk, 29.3.1969; 'A.B.K. de oproerige krabbelaar. Asscher Benjamin Kleerekoper 1880-1940' in: De Toorts, september 1974, 3.

Literatuur: 

LITERATUUR:Gedenkboek van de Rijkskweekschool Haarlem 1862-1937 (Groningen 1937); G.J. Harmsen, Blauwe en rode jeugd (Assen 1961) 194-95; M. Sluyser, Hier is de VARA. 25 jaar democratisch-socialisme in de omroep (Amsterdam 1950) 109-16; M. Sluyser, Een klein mannetje met een klein potloodje (Amsterdam 1965) 80-82; E. en K. Kousemaker, Wordt vervolgd. Stripleksikon der Lage Landen (Utrecht 1979) 86, 136, 193; H.C.M. Michielse, Socialistiese vorming (Nijmegen 1980) 151-53, 163-64, 187, 197; G.P. Bakker, Het hellende vlak. Radio-omroep in nazi-greep (Hilversum 1981); L. Hartveld, Fr. de Jong Edz. en D. Kuperus, De Arbeiders Jeugd Centrale (Amsterdam 1982) 37-68; M. du Bois-Reymond, 'Onderwijsideologieën' in: Comenius, 1983/3, 44-71; Sj. Karsten, Op het breukvlak van opvoeding en politiek. Een studie naar socialistische volksonderwijzers rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1986); C.H. Wiedijk, Koos Vorrink. Een biografische studie (Groningen 1986); F. de Glas, Nieuwe lezers voor het goede boek. De Wereldbibliotheek en 'Ontwikkeling'/De Arbeiderspers voor 1940 (Amsterdam 1989) 239, 242-43, 260-62; J. Meilof, Een wereld licht en vrij. Het culturele werk van de AJC 1918-1959 (Amsterdam 1999) 135-37); H. Daalder, Gedreven en behoedzaam. Willem Drees 1886-1988 (Amsterdam 2003) 59-61, 147, 249; M. van Essen, Kwekeling tussen akte en ideaal (Amsterdam 2006) 146, 152-59, 163; F. Doppenberg, 'De Arbeiderspers moest blijven marcheeren'. Een uitgeverij in oorlogstijd (Amsterdam 2009) 119-20; J. Vos, 'Arie Pleysier' in: Lexicon van de jeugdliteratuur, februari 2009, 1-8; H. Wijfjes, VARA. Biografie van een omroep (Amsterdam 2009) 70-118, 121-67; J. Vos, 'Twee schrijvende schoolmeesters uit de Bak' in Lessen, 5/2, juni 2010, 6-11.

Portret: 

Arie Pleysier, privé-archief E.S. Touber-Pleysier/J.J. Vos

Handtekening: 

Huwelijksakte van Pleijsier/v.d.Weijden dd 16 augustus 1916. Pag. 70 akte 138; akteplaats Vlaardingen. Als bruidegom.

Auteur: 
Jacques Vos
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2011)
Laatst gewijzigd: 

04-04-2011

11-2-2017 (datum tweede huwelijk gecorrigeerd)