RIJK, Ester van

Ester van Rijk (Esther de Boer-van Rijk)

(roepnaam: Hes; bekend als: Esther de Boer-van Rijk), sociaal-geëngageerd actrice, is geboren te Rotterdam op 29 juli 1853 en overleden te Amsterdam op 7 september 1937. Zij was de dochter van Moses van Rijk, administrateur, en Adriana Wolfhart, naaister. Op 24 augustus 1881 trad zij in het huwelijk met Henri de Boer, musicus, met wie zij een dochter kreeg.

Van Rijk was het veertiende en jongste kind in een eenvoudig joods-orthodox gezin. Zij was voorbestemd om net als haar moeder naaister te worden, maar van jongs af aan bleek het toneel haar meer te trekken. Van een toneelcarrière kon echter geen sprake zijn. In het milieu van het gezin golden het toneel en zijn beoefenaren als verderfelijk en gevaarlijk. Haar aanleg uitte zich al op ongeveer vijfjarige leeftijd. In het hotel van haar tante werd zij op tafel gezet om 'als een kleine tooneelspeelster met allerlei parmantige gebaren' liedjes te zingen. Toen haar vader dat ontdekte werd hij woedend en nam haar mee 'uit vrees voor die booze neiging'. In dezelfde tijd verzon Van Rijk volgens eigen zeggen hele stukken en vervulde er alle rollen in, hoewel zij nog nooit een toneelstuk had gezien. Na haar eerste schouwburgbezoek speelde zij thuis op zolder het stuk dat zij gezien had na, waarbij zij zich zo inleefde dat anderen op haar geschrei afkwamen. Het inleven in personages bleef haar sterke punt: 'Mijn tranen zijn altijd écht gebleven. Want als 't niet uit je hart komt, wat je speelt, dan kunnen zij er wel poppen met een mechaniek erin neerzetten, dan hebben ze geen menschen nodig. ... Iederen avond, iederen avond weer doorleef ik mijn rollen, bén ik wie ik uitbeeld. Tot in de zooveel honderdste voorstelling van "Op hoop ..." huilt Kniertje soms nog wel oprecht ... al wordt zóó'n rol natuurlijk op den duur wel gewoonte'. Terwijl zij al werkzaam was als naaister vond zij via het dilettantentoneel haar echte roeping. Haar debuut vond plaats in 1867 in het stuk 'De Jager, de huzaar en het oestermeisje' van C. Alex van Ray, waarbij haar spel zo opviel dat zij ook bij andere amateurgezelschappen werd gevraagd. Op negentienjarige leeftijd behaalde zij tijdens een wedstrijd voor amateurgezelschappen de prijs voor de beste actrice. Dit bleef niet onopgemerkt. Zij kreeg een engagement aangeboden bij het vooruitstrevende Rotterdamse gezelschap van Legras, Van Zuylen en Haspels. Van Rijks vader was inmiddels overleden, maar haar moeder verzette zich heftig tegen een professionele toneelcarrière. Vooral A.J. Legras, bekend geworden als Nederlands eerste regisseur, wist het verzet van Van Rijks moeder te breken. Eén belangrijke voorwaarde stelde zij als joodse moeder wel. De avond voor Grote Verzoendag moest Ester vrij zijn. In 1874 speelde Van Rijk haar eerste rol als professioneel actrice: Laura in 'Emma Berthold' van J.J. Cremer. Lang bleef zij Rotterdam trouw. Zij leerde in die tijd veel van een Belgische collega bij het gezelschap van Legras, de bekende actrice Catharina Beersmans. Een kort intermezzo in Antwerpen bij het gezelschap van Victor Driessens mislukte vanwege heimwee naar Nederland.

In 1881 trad Van Rijk in het huwelijk met de musicus Henri de Boer. Een jaar later volgde zij hem naar Amsterdam, waar hij een betrekking kreeg bij het operagezelschap van J.G. de Groot. Zij speelde enkele seizoenen bij diverse kleine gezelschappen in kluchten en draken, amusement voor de grote massa. Na haar verblijf bij de modernere Rotterdamse gezelschappen was dit een grote overgang. Zij was dan ook blij toen zij terecht kon bij het gezelschap van M. Kreukniet en H. Poolman, exponenten van de nieuwe ontwikkelingen in het begin van de jaren negentig in het Nederlandse toneelleven. Kleine, vooruitstrevende gezelschappen met idealistische acteurs probeerden het toneel te vernieuwen en streefden een meer realistische speelstijl en een modernisering van het repertoire na. Zij voelde zich goed thuis bij deze gezelschappen. Toen dan ook in 1893 na de zelfmoord van toneelleider Kreukniet diens gezelschap werd opgeheven en een aantal spelers besloot een eigen gezelschap op te richten, was Van Rijk een van de eerste leden. Op 1 september 1893 werd de Vereeniging tot Bevordering der Dramatische Kunst in Nederland opgericht, die als naam De Nederlandsche Tooneelvereeniging (NTV) voerde. In tegenstelling tot de meeste andere gezelschappen had de NTV een ideële doelstelling. Dat kwam ook tot uiting in haar democratische besluitvorming. Zo werd het bestuur van het gezelschap gekozen door en uit de leden, de acteurs zelf dus. Bij problemen hadden de acteurs de laatste stem. Deze moesten zich inkopen voor een bedrag van 250 gulden, waarbij zij recht kregen op een aandeel in de winst. Bekende acteurs en actrices speelden in dit gezelschap. In het eerste jaar zaten onder meer L.H. Chrispijn (tevens regisseur) en A. van der Horst in het bestuur. Verder waren M. Ternooy Apèl, L. van Westerhoven en H. van Kuyk aan het gezelschap verbonden. Een dag na de oprichting opende het gezelschap met Multatuli's 'Vorstenschool'. Bij de première van dit stuk in 1875 door het gezelschap van Legras, Van Zuylen en Haspels had Van Rijk al in een kleine rol in travestie meegespeeld, tot tevredenheid van de auteur. In de eerste jaren ging het de NTV voor de wind. In 1895 ging men zelfs op tournee naar Berlijn. Na ongeveer tien jaar ging het echter bergafwaarts. In 1912 bleek een faillissement onafwendbaar. Ondanks het hoge artistieke peil van het gezelschap was de publieke belangstelling steeds verder afgenomen. Artistieke kwaliteit was geen garantie voor financieel succes. Vaak was de opbrengst van de voorstellingen zo laag dat er geen gages konden worden uitbetaald. In deze jaren werd Van Rijks echtgenoot bovendien zo ziek dat hij niet meer kon werken. Vanaf dat moment moest zij dus voor drie personen verdienen, het huishouden doen en haar man en kind verzorgen. Ondanks haar voortdurende geldzorgen en het feit dat zij soms hard overkwam deden collega's die in nood zaten nooit tevergeefs een beroep op haar. Volgens haar dochter deed zij veel goeds in stilte. Ook leende zij haar naam aan liefdadigheidsacties, waar zij zich regelmatig persoonlijk voor inzette. Dit varieerde van de Vereeniging tot nazorg van TBC-patiënten 'Zonnestraal' tot diverse joodse organisaties, zoals voor ondersteuning van joodse ballingen.

Ondanks alle problemen waren de jaren bij de NTV voor Van Rijk de mooiste jaren an haar leven. Niet alleen het gezamenlijk nastreven van artistieke idealen en de goede samenwerking met de collega's waren hier debet aan. Belangrijker was dat zij zich in die jaren ontplooide tot wat zij in de geschiedenis van het Nederlands toneel zou blijven: de vertolkster van de markante vrouwenrollen in vrijwel alle stukken van Herman Heijermans. Het begon met de rollen van Ester in 'Ghetto' (1898) en Engel in 'Het Zevende Gebod' (1899). In 1900 volgde het hoogtepunt van haar carrière, een rol die voor altijd aan haar naam verbonden zou blijven: Kniertje in 'Op Hoop van Zegen'. Meer dan 1200 keer zou zij met een pannetje soep over het toneel schuifelen. Ook in twee verfilmingen speelde zij, in 1918 en in 1934. Daarna volgden nog de rollen van Maaike in 'Ora et Labora' (1902), Bet in 'Uitkomst' (1907), Anna Maria in 'De opgaande zon, spel van den middenstand' (1908), de dienstbode Annemie in 'De Meid' (1908), Jeanne in 'Beschuit met muisjes' (1910), de dienstbode Brigitta in 'Nocturne' (1910, door Heijermans aan haar opgedragen), moeder Schulz in 'Glück Auf, spel van de mijnen' (1911), Eva, de inwonende buurvrouw van Jasper, in 'Eva Bonheur' (1917, na Kniertje een van haar grootste successen), de weduwe Karolien Dijkerpot in 'Nero' (1921) en ten slotte Moeke in 'Van ouds "De Morgenster"' (1923). Dit laatste, door Heijermans voor haar gouden jubileum geschreven stuk werd geen succes. Daarnaast vervulde Van Rijk rollen in stukken van andere moderne auteurs als E. Zola, H. Ibsen, G. Hauptmann, J.A. Simons-Mees en F. van Eeden. Na het faillissement van de NTV in 1912 stichtte Heijermans een nieuw gezelschap. Dat dit verder bouwde op de fundamenten van zijn voorganger bleek al uit de naam: De Tooneelvereeniging. Dankzij enkele successen van vooral stukken van Heijermans en het feit dat hij veel eigen geld in het gezelschap stak, kon het tot 1922 blijven bestaan. Terwijl Van Rijk haar roem voor een groot deel aan Heijermans dankte, was de waardering van Heijermans genuanceerd. In 1916 schreef hij: 'Iedereen die het talent van mevr. de B. kent, weet dat dit talent enorm is in een bepaalde richting. De groote artiste is groot in het klein-burgerlijke milieu, in de sfeer die mij in verschillende stukken lief was. Daarnaast, in het romantische en klassieke repertoire of in de salonstukken, die thans tijdelijk in de mode zijn, schiet zij in meerdere of mindere mate tekort'.

Na het einde van De Toneelvereeniging in 1922 stond Van Rijk op 69-jarige leeftijd weer zonder gezelschap en dus zonder werk. Altijd door geldzorgen geplaagd, was zij gedwongen te blijven spelen. Zij stichtte een eigen gezelschap, waarmee zij door heel Nederland reisde: Tournee Esther de Boer-van Rijk, voortgezet als Gezelschap Esther de Boer-van Rijk. Vooral de successtukken van Heijermans werden gespeeld: 'Op Hoop van Zegen', 'Eva Bonheur' en 'De meid'. Na 1924 vervulde Van Rijk verscheidene gastrollen bij diverse gezelschappen, om in de jaren 1927-1933 bij Het Schouwtooneel te belanden. Vanaf 1933 tot haar dood in 1937 had zij weer haar eigen gezelschap, het De Boer-van Rijk Ensemble. Naast de stukken van Heijermans schitterde zij in die periode vooral in de stukken van J. van der Poll. Toen haar gezondheid het vele spelen en het vermoeiende reizen niet meer toestond besloot zij te stoppen. De voorgenomen afscheidstournee die haar nog één keer door het hele land zou voeren ging niet meer door, omdat Van Rijk kort tevoren na een kort ziekbed overleed. Op haar zeventigste had Van Rijk gezegd: 'Mijn dood zal het zijn, wanneer ik moet afscheid nemen van mijn werk, van het tooneel. Als ik niet meer speel, kun je me begraven ... dan zit mijn tijd erop!' De verklaring van haar succes werd na haar dood gezocht in allerlei factoren. Een toneelrecensent meende: 'Haar kunst spreekt onmiddellijk aan, zij is het groote publiek het naast verwant, omdat zij zoo zuiver Hollandsch is'. Volgens hem was het haar geluk dat zij in de bloeitijd van het realisme en tijdens de opkomst van het socialisme in Nederland op de planken stond. Tekenend voor de waardering door alle lagen van het publiek waren de vele huldeblijken die Van Rijk ontving. Een van die huldeblijken kwam van vissers uit Den Helder, die haar bedankten voor het feit dat mede door haar spel in 'Op Hoop van Zegen' een einde kwam aan misstanden, als het naar zee sturen van niet-zeewaardige schepen. Door haar optreden was Van Rijk een nationale beroemdheid geworden. Haar portret stond op prentbriefkaarten, bekers, lucifersstandaards en wandborden. Er waren Esther-sigaren, er was Esther-tabak en Esther-wol. Een ander blijk van waardering ging niet door. Bij haar gouden jubileum in 1923 had de gemeente Amsterdam beloofd dat er in de nieuwbouwplannen van de stad een stuk grond gereserveerd zou worden voor een kleine villa voor Van Rijk. Enkele jaren daarna bezochten twee ambtenaren onaangekondigd haar bovenwoning. Van Rijk dacht dat de belofte eindelijk ingelost zou worden: 'U komt zeker van het stadhuis heren, om mij te vertellen dat mijn huisje klaar is'. De heren keken elkaar aan, schuifelden wat ongemakkelijk, en een van hen zei: 'Neen, mevrouw, helaas niet. Wij zijn van de belasting, wij komen beslag leggen'. Zelfs haar erepenningen waar ze zo trots op was ontkwamen niet aan beslaglegging. Het had een scène uit een stuk van Heijermans kunnen zijn.

Publicaties: 

Ik kijk terug. Episodes uit mijn leven (Amsterdam 1934).

Literatuur: 

Multatuli, Volledige werken XVII (Amsterdam 1986) 402, 404, 431, 614, 797; H. Heijermans, 'Mevr. E. de Boer-van Rijk en de Tooneelvereeniging' in: Algemeen Handelsblad, 4 en 6.3.1916; E. de Boer-van Rijk, 'Mijn antwoord aan den heer Herman Heijermans' in: Algemeen Handelsblad, 7.3.1916; M.J. Brusse, Esther de Boer-van Rijk. Vijftig jaar tooneelspeelster. Haar herinneringen (Rotterdam 1923); W. van Itallie-van Embden, Sprekende portretten (Rotterdam 1928) 7-19; C. Veth, 'Esther de Boer-van Rijk overleden' in: De Socialistische Gids, 22 (1937) 520-521; J. Meijer, Zij lieten hun sporen achter. Joodse Bijdragen tot de Nederlandse beschaving (Utrecht 1964) 219-222; 'Esther de Boer-Van Rijk' in: P.H. Honig, Acteurs en kleinkunstenaarslexicon: 3200 namen uit honderd jaar Nederlands toneel (Diepenveen 1984) 803-805; H. Goedkoop, Geluk. Het leven van Herman Heijermans (Amsterdam 1996).

Portret: 

Ester van Rijk (foto Leenheer), Theater Instituut Nederland (Amsterdam)

Auteur: 
Paul Post
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 7 (1998), p. 194-198
Laatst gewijzigd: 

09-11-2007