SLUIJSER, Meijer

Meijer Sluijser

socialist en journalist-propagandist, is geboren te Amsterdam op 9 september 1901 en overleden te Bussum op 26 januari 1973. Hij was de zoon van Mozes Sluijser, diamantslijper, en Sara Verdooner. Op 10 juni 1926 trad hij in het huwelijk met Henrietta Blog, met wie hij een dochter en een zoon kreeg. Na haar overlijden (op 9 januari 1958) hertrouwde hij op 20 mei 1959 met Selma van IJssel. Na haar overlijden (op 1 oktober 1962) hertrouwde hij op 18 maart 1966 met Mia Klorn, secretaresse. Sluijser schreef zijn naam als Sluyser.
Pseudoniem: Richard Perridon.

Sluijser groeide op in een socialistisch gezin in de arme jodenbuurt in Amsterdam. Zijn vader nam hem als vijfjarige jongen al mee naar vergaderingen waar F. Domela Nieuwenhuis en P.J. Troelstra spraken. De rede van Alida de Jong tijdens de naaistersstaking van 1912 maakte een onuitwisbare indruk op de jonge Sluijser. In zijn latere jaren - na 'Het Grote Verdriet' - heeft hij, vaak niet zonder nostalgie, zijn herinneringen aan de joodse buurt en haar bewoners in een aantal veelgelezen boeken neergelegd. Zijn ervaringen in de vroege socialistische beweging heeft hij in deze verhalen verspreid ingevlochten. Sluijsers opleiding bestond uit niet meer dan lagere school en één jaar vervolgonderwijs. Op dertienjarige leeftijd werd hij lid van de sociaal-democratische Jeugdorganisatie, waar hij werd ingedeeld bij een leesclubje dat mevrouw M. Wibaut leidde. In deze organisatie leerde hij later veel van Sam de Wolff, onder meer een spitse methode van denken en redeneren. Aanvankelijk zwierf Sluijser van kantoor naar kantoor of was werkloos, maar in 1919 kwam hij te werken bij - hoogst waarschijnlijk - het internationale beroepssecretariaat van werklieden in overheidsdienst. Daar leerde hij talen en deed internationale ervaring op. In september 1919 werd hij lid van de SDAP en nog geen twee jaar later publiceerde hij in het socialistische jongerenblad De Daad artikelen over stemgedrag en ontwikkeling van jongeren en trok van leer tegen het communisme. Bestuurlijke functies in de SDAP heeft hij nauwelijks vervuld, wel in de Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs (VARA), waar hij 37 jaar voorzitter van Amsterdam en 42 jaar hoofdbestuurder was. In die laatste functie speelde hij een hoofdrol bij het ontslag in 1934 van VARA-secretaris G.J. Zwertbroek. Sluijser schreef enkele brochures waarin hij de onafhankelijkheid van omroepverenigingen tegenover reclame en pers bepleitte. Op 21 juni 1930 organiseerde hij na de zendtijduitbreiding de inzamelingsactie 'Pak aan, kameraad', die ruim f 76.000,- voor de VARA opbracht.

Sluijsers wens in de journalistiek te gaan ging in 1929 in vervulling toen hij redacteur werd bij het dagblad Het Volk. Alert op politieke ontwikkelingen wees hij op de noodzaak van bestrijding van communisten en fascisten. Zelf deed hij dat in de fel anti-communistische brochure Eenheidsfront? (1934) en in het tegen de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) gerichte schotschrift De waarheid omtrent Mussert's financiën (1935). Het tot dit doel in 1933 door de SDAP op Sluijsers initiatief en onder zijn leiding opgerichte colportageblad Vrijheid, Arbeid, Brood werd met een wekelijkse oplaag van meer dan 100.000 exemplaren een groot succes. Het partijleven werd in deze tijd geactiveerd door het Plan van de Arbeid. In Nederland had Sluijser als eerste voor de opstelling van een dergelijk plan gepleit in artikelen in De Sociaal-Democraat (1934) en in het boekje Planmatige socialistische politiek (1934). Stijl en methoden van Vrijheid, Arbeid, Brood werden in het bestuur van de SDAP door J.W. Albarda, W. Banning en Suze Groeneweg banaal en demagogisch gevonden. Sluijser, voorstander van een emotionele aanpak, schroomde niet de prullebakken van de NSB te laten onderzoeken en zelf schandaalverhalen te verzinnen. Toen Vrijheid, Arbeid, Brood ook en vooral een propagandablad voor het Plan van de Arbeid werd, werd hij weggepromoveerd tot hoofdredacteur van het al evenzeer succesvolle familieweekblad WIJ.

In mei 1940 slaagde Sluijser erin met vrouw en kinderen naar Engeland te ontkomen. Hij werd er al spoedig chef van de Radioluisterdienst. De naam Radio Oranje is van hem afkomstig en de zender De Flitspuit was een vinding van hem. Koningin Wilhelmina droeg hem buiten de regering om op het nodige te doen opdat Koos Vorrink zich rechtstreeks tot haar zou wenden. Als gevolg van het Englandspiel is dit niet gelukt. Dank zij Sluijser, die de zaak in 1942 aankaartte bij 'Dear Comrade' Hugh Dalton, een invloedrijke Labour-minister, en er zich ook verder mee bezig hield, werden de zich renteloos in Engeland bevindende vermogensdelen van de VARA en enkele vakbonden gedeblokkeerd. In juni 1942 werd Sluijser als enige sociaal-democraat benoemd tot lid van de Buitengewone Raad van Advies waar hij er, aanvankelijk als enige, op aandrong dat het in 1940 zittende Nederlandse parlement, aangevuld en gezuiverd, bij de bevrijding van het land zijn functie diende te hervatten. Het vervolgens in deze geest uitgebrachte meerderheidsadvies had Sluijser opgesteld. Verder was hij voorzitter van de Kring van Nederlandse Sociaal-Democraten in Engeland. Minister-president P.S. Gerbrandy, met wie hij uitstekend overweg kon evenals met minister J.A.W. Burger, droeg hem eind 1944 op een onderzoek in te stellen naar de stemming in bevrijd Nederland. In zijn verslag wees Sluijser er onder meer op dat waakzaamheid tegenover het communisme gewenst was. In zijn hoedanigheid van oorlogscorrespondent kon Sluijser, in officiersuniform, na ruggespraak met J.W. Albarda in 1945 zeer veel doen voor de verschijning van Het Vrije Volk in bevrijd Zuid-Nederland. Hij was oorlogscorrespondent van een krant die hij nog moest oprichten. Na de bevrijding bleef hij als adjunct-chef van de redactie aan die krant verbonden. Hij maakte tal van reportages in het buitenland maar kon niet overweg met de in zijn ogen dilettanterige hoofdredacteur K. Voskuil.

Sluijser stapte in 1951 over naar het secretariaat van de PvdA, waar hij hoofd van de dienst Actie en Propaganda werd, een functie waarvoor hij geknipt was. Met het door hem opgezette fakkeldragerswerk, met 2000 clubs, 15.000 deelnemers en tweejaarlijkse fakkeldragersdagen, slaagde hij erin veel partijleden te motiveren en te activeren. De Kamerverkiezingen van 1952 en 1956 werden een groot succes voor de PvdA. De propagandatocht van Drees per helicopter en het 'visitekaartje van Drees' op de morgen van de verkiezingen in 1956 waren zijn vindingen. In 1958 verliet hij zijn functie bij de PvdA. De partij was al lang voornemens een reclamebureau aan te trekken en Sluijser wilde zich aan zijn joods-literaire werk wijden. In de VARA bleef hij een belangrijke figuur: lid van het Aetherforum (1953 - 1956), wekelijks commentaar op het nieuws (1953 -1969) en hoofdbestuurder (tot 1971) en auteur van twee boekjes ter gelegenheid van het 25-, respectievelijk veertigjarig bestaan van die Omroep: Hier is de VARA (Amsterdam 1950) en Een heel klein mannetje met een klein potloodje (Amsterdam 1965). Als erkenning van zijn vele werk voor de VARA èn voor zijn verdiensten gedurende zijn Londense tijd werd hij in 1965 benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Sluijser bleef een fel bestrijder van het communisme en een fervent verdediger van de Verenigde Staten, wat in de VARA kritiek opriep en ten slotte het einde van zijn 'commentaar' betekende. Het door Nieuw Links beïnvloede beleid van de PvdA ten aanzien van Vietnam, Israël en de Oostbloklanden stond hem tegen en hij verliet de PvdA. Hij kwam met een eigen lijst in de gemeenteraad van Bussum, waarvan hij sinds 1953 lid was, en sloot zich in 1970 aan bij DS'70. Behalve de geschiedenis van de VARA schreef Sluijser een overeenkomstig de opdracht 'van de gevoelskant bekeken, beknopt en populair historisch overzicht van de SDAP' De Partij (Amsterdam 1947). Met een inleiding van ir. H. Vos verscheen verder De Centrale, Vijftig jaar arbeiders-levensverzekering (Amsterdam 1954).

De verdiensten van Sluijser voor de sociaal-democratische arbeidersbeweging zijn vooral zijn initiatieven voor de bestrijding van communisme en fascisme en voor de motivering en activering van de leden van SDAP en PvdA in tijden van lauwheid en onverschilligheid. Hij was een briljant journalist en schrijver en voor de VARA was hij een bekend spreker. Sluijser had een scherpzinnige en vindingrijke geest, met een goed gevoel voor maatschappelijke bedreigingen. Hij was zowel idealist als cynicus en sprak de taal van de gewone mensen bij wie hij weerklank vond. Maar juist dat taalgebruik en zijn soms grove propagandamiddelen riepen weerstanden op in het partijbestuur. Hij was een in omgang moeilijk mens. Zijn meeste functies heeft hij ondanks zijn zin voor humor met ruzie of uit onvrede verlaten. Zeker is dat hij niet de erkenning heeft gekregen die hij wel verdiende.

Archief: 

Collectie M. Sluijser (Londen) in Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Amsterdam) en Collectie M. Sluijser in IISG.

Publicaties: 

Behalve de genoemde: In den greep van Holdert. De moord op de AVRO (Amsterdam 1930); De zendtijd in de Tweede Kamer (Hilversum 1930); Donker Nederland. De radio-censuur in de Tweede Kamer (Amsterdam 1930); Joden in Nood (Amsterdam 1932, met voorwoord van H. Polak); Jacobus Fredericus de Brie. Een bedenksel (Amsterdam 1933); Wat zij deden. Vier jaren van strijd en opbouw in Amsterdam's Raad (Amsterdam 1939); (met F. Thomas) Twaalf burgemeesters - 500 jaar Amsterdam (Amsterdam 1939); 'The Dutch Workingclass Movement during the German Occupation' in: International Postwar Problems (New York 1944) 387-395; Land van de toekomst. Het Plan van de PvdA op eenvoudige wijze verklaard (Amsterdam 1951); Wat is, wil, doet de CPN (Amsterdam 1951); 'Nehemia de Lieme' in: Socialisme en Democratie, 1954, 111-124; 'Iets over de "Periode Vorrink" in de geschiedenis van het Nederlandse socialisme' in: Paraat, 22.2.1955; 'De betekenis van propaganda in de politieke strijd' in: Het Parool, 22.6.1956; Voordat ik het vergeet (Amsterdam 1957, met voorwoord van W. Drees); Er groeit gras in de Weesperstraat (Amsterdam 1958, herdruk 1962); Geacht Aetherforum (Bussum z.j.); Hun lach klinkt van zover (Amsterdam 1959); Tussen speurders en spionnen. Avonturen van Dirk Poldervaert (Amsterdam 1960); Door storm en duisternis. Avonturen van Dirk Poldervaert (Amsterdam z.j.); Omnibus (Amsterdam 1961, met voorwoord van W. Drees); Before I forget (New York 1962, with an introduction by A. Cohn); Die en die is er nòg... (Bussum z.j.); De grond waarop wij staan. Rede over het rapport Pilkington (Hilversum 1962); Ik lijk op 't lijk (Een avontuur van Tony Toeroen) (Den Haag z.j., onder pseudoniem Richard Perridon); Amsterdam, je hebt een zoute smaak (Amsterdam 1964); ..., daar zaten wij. Impressies van 'Londen '40-'45' (Amsterdam 1965); Niemand die het antwoord weet (Amsterdam 1967); De wereld is rond, maar mijn zolen zijn plat (Amsterdam 1970); artikelen in Vrij Nederland (Londen), Vrij Nederland (na 1945), Het Parool, Paraat, Accent.

Literatuur: 

N.Tj. Swierstra, Geboorte en opkomst van de VARA (z.pl. z.j. stencil); Enquête-commissie 'Regeringsbeleid 1940-1945', Verslagen, bijlagen en verhoren, delen I-VIII (Den Haag 1949-1956); A. Cohn, 'Introduction' in: Before I forget (New York 1962) 9-22; Bibeb, in: Vrij Nederland 30.9. 1967; L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog (Den Haag 1969-1988) delen 1-11c; J.H. Wories, in: Het Parool, 26.8.1969; De Spiegel, 15.3.1969; H. van Hulst, A. Pleysier, A. Scheffer, Het roode vaandel volgen wij (Den Haag 1969) 266-268, 282, 301; J.A.W. Burger, 'Woord vooraf' in: M. van Amerongen, Voordat hij het vergat (Amsterdam 1973) 7-9; B. Stokvis, In memoriam Meyer Sluijser, Radiorede NOS, 2.2.1973; M. van Amerongen, in: Vrij Nederland, 24.2.1973; W. Bos, De fakkeldragersactie is begonnen. Over de aanloop en de opkomst van de fakkeldragersactie in de Partij van de Arbeid 1950-1956 (doctoraalscriptie Amsterdam 1989) 23-24, 51-52, 61-62; Amsterdams Stadsblad, Bijlage 25/26.4.1990; Ph. van Praag, 'Meijer Sluijser (1901-1973)' in: BNA, nr. 21, juli 1990, 2-19; E. Etty, 'Het Amsterdam van Meijer Sluijser' in: Ons Amsterdam, februari 1992, 30-35; E. Gans, De kleine verschillen die het leven uitmaken. Een historische studie naar joodse sociaal-democraten en socialistisch-zionisten in Nederland (Amsterdam 1999).

Portret: 

M. Sluijser, hoofd van de filmafdeling van de Regeeringsvoorlichtingsdienst te Londen, maart 1942. Fotocollectie Anefo/Londen, Nationaal Archief (Den Haag).

Handtekening: 

Huwelijksakte van Sluijser/Walvisch dd. 23 november 1927. Reg W2 fol 20, akte 38, akteplaats Amsterdam. Als getuige.

Auteur: 
Philip van Praag
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 5 (1992), p. 260-263
Laatst gewijzigd: 

26-01-2007