VLETTER, Jacob de

Jacob de Vletter

activist tegen politionele willekeur en 'volksman', is geboren te Rotterdam op 30 juli 1818 en aldaar overleden op 6 juli 1872. Hij was de zoon van Willem de Vletter, pakhuisknecht, en Geertrui Torree. Op 21 oktober 1846 trad hij in het huwelijk met Wilhelmina Johanna Kleijweg, met wie hij vijf dochters en twee zonen kreeg.

De Rotterdammer De Vletter, afkomstig uit het volk, steeg op de maatschappelijke ladder door het volgen van een opleiding tot onderwijzer. Hij werd hulponderwijzer aan de departementale school van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. In 1855 werd hij benoemd tot directeur van een school voor haveloze kinderen. Als gevolg van een meningsverschil met de voorzitter van de schoolcommissie werd De Vletter, die een ongemakkelijk en principieel man was, ontslagen. Er volgde een lange periode van armoede, waarin hij zich als handelaar in tabak en zaakwaarnemer staande hield. In 1866 werd hij redacteur van het Rotterdamsch Weekblad. Hierin ageerde hij fel tegen het beleid van het Rotterdams gemeentebestuur en de politie, waardoor het blad tot vergaarbak van klachten en grieven over het establishment werd. Daartoe bestond alle aanleiding omdat het stadsbestuur veel aandacht had voor de snelle uitbreiding van haven en stad maar niets deed aan zaken als huisvesting, volksgezondheid, voeding of openbare voorzieningen. Tegen het ontbreken van sociale aandacht rees het verzet, waarvan De Vletter de exponent zou worden door zich net als andere 'volksmannen' op te werpen als verdediger van de rechten van 'de burgerij en de mindere volksklasse'. Hij slaagde er in de steun van de oppositie in de gemeenteraad te verwerven maar werd na een jaar onder druk van de autoriteiten als redacteur ontslagen. In zijn strijd voor betere hygiënische voorzieningen voor het volk bepleitte De Vletter onder meer het vrije baden in de buitenstadsingels. De Vletter, die graag zwom, bracht dit ook in praktijk. Omdat hij in 1868 in 'verboden' water gezwommen zou hebben, werd hij gearresteerd en gerechtelijk voorgeleid. Maar in augustus werd hij bij gebrek aan bewijs vrijgesproken. De Vletter bracht een brochure uit, waarin hij zijn aanvallen op politie en justitie voortzette en de burgers opriep zich te verenigen tegen de macht van de aristocraten. De brochure werd goed verkocht. De situatie in de stad escaleerde in oktober doordat de huren stegen en het gemeentebestuur belastingverhogingen doorvoerde. De Vletter nam het op voor de groenteschippers en marktventers, die door een raadsbesluit hun lig- en standplaatsen waren kwijtgeraakt. Hij leidde hun acties en organiseerde protestvergaderingen. De onrust in de stad nam toe. Op 28 en 29 oktober trokken rumoerige groepen door de stad, die een hard optredende politie tegenover zich vonden. Op de 29e raakte De Vletter naar eigen zeggen toevallig in een oploop verzeild. De mensen herkenden hem en hij stelde zich aan het hoofd van de menigte, die voorkwam dat de politie hem arresteerde. Urenlang werd het politiebureau belegerd. De volgende dag werden de ontevredenen versterkt door honderdvijftig ontslagen heiers. Aan het eind van de middag trok een menigte naar het huis van De Vletter, die een verklaring voorlas dat hij zou voortgaan het overheidsgeweld te bestrijden. Intussen bestormden mensen elders in de stad een politiebureau. Op verschillende plaatsen kwam het tot felle gevechten met de politie. Later op de avond bracht een menigte opnieuw een ovatie aan De Vletter, die in zijn toespraak nu aandrong op orde en rust. In het centrum woedden echter ware veldslagen die tot vier uur in de ochtend aanhielden. Op 1 november herstelden te hulp geroepen legertroepen de orde in de stad en arresteerden De Vletter in zijn huis. Deze moest teleurgesteld constateren dat geen van de toekijkende mensen hem bijsprong. Ondanks getuigenissen à décharge en een goede advocaat (J.J. Bergsma) werd De Vletter het jaar daarop veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf. Een beroep van cassatie werd verworpen en een gratieverzoek afgewezen.

De publieke verontwaardiging over dit harde vonnis was groot omdat dit als klassejustitie werd ervaren. Volgens J. Giele werd de kwestie-De Vletter een 'kristallisatiepunt voor de acties van alle volksmannen, ontevredenen en opposanten'. M.J.F. Robijns spreekt van een herleving van de democratische beweging. De vereniging Algemeen Stemrecht begon een felle actie ten gunste van het kiesrecht en de radicale democraat G.W. van der Voo riep in De Rotterdamsche Lantaren, waarvan het eerste nummer in oktober 1868 werd uitgebracht, op om massaal een petitie aan de koning te richten ten gunste van De Vletter. Het door Ph. Roessgen von Floss uitgegeven Volksblad en andere radicale krantjes verheerlijkten De Vletter als martelaar. Er werden brochures vóór en tegen De Vletter geschreven, petities ingediend en meetings belegd. Ook was er het plan om in september 1869 bij gelegenheid van de opening der Staten-Generaal massaal naar Den Haag te trekken om gratie te vragen. De Vletter, die een bewonderaar van Multatuli was en veel aan diens Ideën had ontleend, riep tijdens het proces diens hulp in. Multatuli, die weinig gecharmeerd was van De Vletters persoonlijkheid maar overtuigd van diens onschuld, zag in hem tevens een medeslachtoffer van de machinaties van heersende groepen. Hij sprak over 'het gewicht der rancune waaronder de heer De Vletter bedolven ligt' en typeerde de rechterlijke uitspraak als bespottelijk. De Vletter was het slachtoffer van 'de onkunde onzer magistratuur die geen besef schijnt te hebben van de eisen onzes tyds en onzer staats-inrichting'. In oktober 1869 zocht Multatuli hem op in de gevangenis in Den Haag, waarheen hij vanuit Rotterdam was overgebracht. Tot schrik van De Vletter wilde Multatuli hem uit de gevangenis ontvoeren door het handschrift van de officier van justitie te vervalsen en maakte hij ook deel uit van plannen ter voorbereiding van een staatsgreep. De Vletter zelf hoopte uitsluitend op gratieverlening door de koning. In februari 1870 diende J.Th. Dutillieux, een vriend van De Vletter, die in 1844 met Van der Voo de Physiologie van Rotterdam had geschreven en die al langer contact met Multatuli had, een rekest aan de Tweede Kamer in. De Nederlandse sectie van de Eerste Internationale pleitte bij monde van C.P. Michon voor gratie in een open brief aan de leden van de Tweede Kamer. Uiteindelijk werd De Vletters resterende straf bij Koninklijk Besluit van 17 december 1871 omgezet in acht maanden celstraf. Begin maart 1872 werd De Vletter in Leeuwarden in vrijheid gesteld, waar hij na zeven maanden Den Haag de rest van zijn straf had uitgezeten. Zijn gezondheid was in de gevangenis zodanig sterk achteruitgegaan dat zijn advocaat in Het Vaderland de vraag stelde 'Hoe heeft men De Vletter te Leeuwarden behandeld?' De gevangenisdirecteur antwoordde dat 'het oude mannetje' 'met de door hem opgedane leering' nog wel een aantal jaren mee zou kunnen. In werkelijkheid overleed De Vletter in juli van hetzelfde jaar. Een beperking van volksmannen als De Vletter en Multatuli is volgens Giele dat deze uit waren op een achterban uit het volk maar de facto tegenstanders van een onafhankelijke en voor eigen rechten strijdende arbeidersbeweging. Zij streden wel voor het volk maar hadden niet de democratische instelling om het volk werkelijke macht toe te kennen. Uit de gevangenis schreef De Vletter aan Multatuli dat hij alleen 'tegen de kwazi-liberalen, niet tegen de aanzienlijken' optrad en 'evenmin de heerschappij van den gemeenen man' bedoelde. B. Bymholt aarzelde of hij de kwestie-De Vletter in zijn geschiedenis van de arbeidersbeweging zou opnemen maar deed dit tenslotte wel, omdat 'ze zoo nauw met 't publieke leven des volks in verband staat'.

Publicaties: 

Openbare executie of een koud bad voor politie en justitie (Rotterdam 1868).

Literatuur: 

J.J. Bergsma, Pleitrede in zake het Openbaar Ministerie tegen Jacob de Vletter (Den Haag 1869); J.Th. Dutillieux, Lex Talionis. Open brief aan Mr. W. Terpstra in zake Jacob de Vletter (Rotterdam 1869); J.Th. Dutillieux, Quos ego. Tien jaren tuchthuisstraf (Rotterdam 1869); Regtsgeding tegen Jacob de Vletter, zaakwaarnemer te Rotterdam (Den Haag 1869); Een Rotterdammer, De eer van Jacob de Vletter, na de verwerping van zijn beroep in cassatie, gehandhaafd door - (Amsterdam 1869); Theophilus, Gedachten over het vonnis gewezen in zake Jacob de Vletter (Rotterdam 1869); Dr. F. B., 'Voorloopers van Domela Nieuwenhuis. J. de Vletter' in: Voorwaarts, 1887, 4-28.10.1887; Bymholt, Geschiedenis, 41-3; D. Hudig, De vakbeweging in Nederland (1866-1878) (Amsterdam 1904) 39; Senior (= J. Fagel) Het oproer te Rotterdam in 1868. Zijn oorzaken en gevolgen (Rotterdam 1905; derde vermeerderde druk onder eigen naam: Rotterdam 1915); B. Damme, Uit Multatuli's nalatenschap. De Zaak De Vletter, alsmede de onuitgegeven briefwisseling tussen Multatuli en den heer W. Wintgens over koloniale staatkunde. Verzameld door - (Zandvoort 1933); H.C. Hazewnkel, 'Rondom het De Vletter-oproer' in: Rotterdamsch Jaarboek 1946 (Rotterdam 1947) 66-100, 1947 (Rotterdam 1948) 173-218; L.J. Rogier, Rotterdam in het derde kwart van de negentiende eeuw (Rotterdam 1953) 37-54; M.J.F. Robijns, Radicalen in Nederland (1840-1851) (Leiden 1967) 324; P.N. Kalkman, 'Een vroeg oproer tegen tyranniek optreden van de politie' in: Nieuwe Rotterdamse Courant, 26.10.1968; L.J. Rogier, 'De nacht van Jacob de Vletter' in: Rotterdams Jaarboekje 1969 (Rotterdam 1969) 121-55; J. Giele, 'De oppositie der "Volksmannen" 1850-1869' in: TvSG, I, 2, september 1975, 171-218; M. Schouten, De socialen zijn in aantocht. De Nederlandse arbeidersbeweging in de negentiende eeuw (Amsterdam 1976) 99-100; H.J. Scheffer, De Controleur (Den Haag 1982); W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli (Amsterdam 19862) 172; Ch. Keijsper (red.), K. ter Laan's Multatuli encyclopedie (Den Haag 1995) 484-5.

Portret: 

Jacob de Vletter, uit: M. Schouten, De socialen zijn in aantocht. De Nederlandse arbeidersbeweging in de negentiende eeuw (Amsterdam 1976)

Auteur: 
Bob Reinalda
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 8 (2001), p. 309-312
Laatst gewijzigd: 

00-00-2001