VLIEGEN, Wilhelmus Hubertus

Wilhelmus Hubertus Vliegen

(roepnaam: Willem), voorman van de Nederlandse socialistische beweging sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog en een van de twaalf oprichters van de SDAP, is geboren te Gulpen op 20 november 1862 en overleden te Bloemendaal op 29 juni 1947. Hij was de zoon van Jan Martinus Hubertus Vliegen, schrijnwerker, en Helena Jacquemin. Op 23 mei 1888 trad hij in het huwelijk met Maria Margaretha Hofman, met wie hij twee dochters en twee zoons kreeg.
Pseudoniem: Caesar T.

Het was de toenmalige Tweede Kamervoorzitter P.J.M. Aalberse, die in 1937 de vijfenzeventigjarige nestor Vliegen uitluidde met de woorden dat deze lange jaren in 's lands vergaderzaal met zijn gaven had gewoekerd. In feite bestond de academische opleiding van de Limburger slechts uit enkele jaren lagere school, aangevuld met de ervaring als leerling-typograaf in zijn geboorteplaats. Hij verwierf zich een grondige kennis van het Duits bij zijn zetarbeid, weldra ook van het Frans, toen hij op negentienjarige leeftijd naar Luik ging. Te Amsterdam trad hij in 1883 toe tot de afdeling van de Sociaal-Democratische Bond (SDB) na het horen van een rede van de Belg Edward Anseele. Het jaar daarop ging hij naar Limburg terug, waar hij te Maastricht een afdeling van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht oprichtte. Aldra schreef hij ook bijdragen in landelijke organen als Recht voor Allen. Als typograaf ontslagen moest hij naar elders vertrekken. Te Den Haag ging hij een rol spelen als leidende figuur van de SDB (lid van de Centrale Raad). De sociaal-liberaal A. Kerdijk merkte zijn parlementaire welsprekendheid op bij een meeting tegen de arbeidswet van 1889. Vliegen verwierf in bijzondere mate het vertrouwen van F. Domela Nieuwenhuis, die hij zelfs tijdens diens vakantie als redacteur van Recht voor Allen verving. Vervolgens werd hij uitverkoren om in het donkere zuiden als bezoldigd functionaris (administrateur van het begrafenisfonds van de partij) de propaganda te gaan voeren. Van 1890 af verscheen te Maastricht De Volkstribuun, waarvan hij schrijver, zetter, drukker en colporteur in één persoon was, geholpen door G.H. Pieters.

Bij de revolutionaire sociaal-democraat die Vliegen in deze tijd was ontbraken de radicale accenten niet. Zijn overgang van het katholicisme naar de onkerkelijkheid was blijkbaar zonder veel moeite verlopen. De opstelling van katholieke kerk en geestelijkheid ten opzichte van de sociaal-democratie was niet bepaald welwillend te noemen, hetgeen de tegenstellingen toespitste. Toen de SDB vanaf 1893 in anti-parlementair vaarwater raakte, schroomde Vliegen aanvankelijk nog om tegenover de door hem vereerde Domela de zijde van opposanten als Franc van der Goes en P.J. Troelstra te kiezen. Op instigatie van de medezuiderling H.H. van Kol joegen J.H.A. Schaper en hij in de zomer van 1894 'de kogel door de kerk' en riepen zij de 'twaalf apostelen' van de nieuwe partij, de SDAP, bijeen. Vliegen ontwierp het manifest voor de oprichtingsvergadering te Zwolle en presideerde deze. Tot 1897 bleef hij nog zijn propaganda in Maastricht voortzetten, waar de klassenstrijd felle vormen aannam. Toen verhuisde hij naar Rotterdam om de functie van hoofdredacteur van het partijorgaan De Sociaal-Democraat en tevens die van partijvoorzitter te gaan vervullen. Persoonlijke verwikkelingen in de kleine kring van de top van de toenmalige partij dwongen hem tegen het eind van 1899 zich met zijn gezin enige jaren in Parijse ballingschap terug te trekken. Hij was er werkzaam als correspondent van binnen- en buitenlandse partijbladen en woonde ook het internationaal socialistisch congres aldaar in 1900 bij. Zijn aanraking met de Franse beweging, waarin de figuur van Jean Jaurès steeds meer op de voorgrond kwam, werd door deze episode sterker. Pas in het voorjaar van 1902 trad hij, teruggekeerd in Nederland, als redacteur buitenland van het nieuwe dagblad Het Volk op. Maar de weg van de Limburger zou ook thans nog niet over rozen gaan. In februari 1903 werd hij door zijn partij aangewezen als haar afgevaardigde in het landelijk Comité van Verweer, waarvan hij ook secretaris werd. Hij had deze taak 'met loden schoenen' aanvaard en achteraf werden van de zijde van de vrije socialisten beschuldigingen van verraad aan zijn adres gelanceerd, nadat de april-staking mislukt was. De felle aanvallen met name van Domela zelf troffen hem diep en leidden tot een definitieve breuk met de oude voorman, die hij een jaar tevoren in zijn boek De Dageraad der volksbevrijding nog zo indringend had geportretteerd. In zijn eigen partij werd hij door exponenten van de linkerzijde steeds meer als revisionist gekwalificeerd, maar toch was zijn invloed als lid van de Volk-redactie en sinds 1906 ook van het partijbestuur groeiende. Vanaf laatstgenoemd jaar was hij ook partijvoorzitter en als zodanig ging hij een tamelijk centrale plaats innemen.

Vliegen, die een grote sympathie had bezeten voor de figuur van de in 1907 overleden P.L. Tak, speelde een belangrijke rol bij de partijverwikkelingen in deze jaren, die ten slotte tot de scheuring op het buitengewoon congres van Deventer in 1909 leidden. Met F.M. Wibaut behoorde hij tot de meerderheid van het partijbestuur die deze afloop aanvankelijk trachtte te voorkomen, maar de polarisatie in het conflict tussen de Tribunisten en Troelstra maakte dit onmogelijk. In 1909 werd hij voor het eerst naar de Tweede Kamer afgevaardigd door het district Amsterdam IX. Eerder was hij reeds gekozen in de gemeenteraad van Amsterdam en in de Provinciale Staten van Noord-Holland. De 'parlementair van natuur' die hij volgens Domela Nieuwenhuis was, bepleitte in 1913 in zijn artikel 'Aanpakken' de aanvaarding van drie ministerportefeuilles die formateur dr. D. Bos aan de SDAP aanbood. In het oorlogsjaar 1914 werd hij naast Wibaut tot wethouder van Amsterdam gekozen, hetgeen hem noopte zijn taak aan Het Volk neer te leggen. Hoewel Vliegen gedurende bijna tien jaar belangrijke posten vervulde in het dagelijks bestuur van de gemeente (achtereenvolgens publieke werken, financiën en gemeentebedrijven, onderwijs en kunstzaken) was het wethouderschap volgens Luikinga toch 'niet de meest succesvolle periode in zijn leven'. Zijn hart ging naar de algemene politiek uit, hij bleef het partijvoorzitterschap bekleden en speelde een rol bij de pogingen tot herstel van de Internationale tijdens de conferentie te Stockholm in 1917 en ook in 1919. Ook hier was hij door zijn pro-geallieerde gezindheid veelal tegenspeler van de pro-Duitse Troelstra, evenals op het terrein van de binnenlandse politiek, zoals vooral in de gebeurtenissen rond de novemberdagen van 1918 tot uitdrukking komt. Tot een openlijke veroordeling van Troelstra's 'revolutionaire' escapades tijdens deze episode kwam het echter niet. 'Troelstra was nu eenmaal geen figuur die men gemakkelijk verloochent', heeft Vliegen later geschreven. Hij besefte te goed dat deze bij de massa een charismatische populariteit genoot. Toch heeft pas het eenheidscongres van de partij in april 1919 het gevaar van een scheuring tussen de 'revolutionaire' en de parlementaire richting bezworen.

Ook in de naoorlogse jaren bleef Vliegen een grote plaats in de partij innemen. In 1922 werd hij weer lid van de Tweede Kamer, nadat hij sinds 1917 zitting had gehad in de senaat. Kort daarna eindigde zijn Amsterdams wethouderschap en vervolgens vestigde hij zich in Den Haag, waar hij in 1927 ook weer lid van de gemeenteraad zou worden. Bovendien was hij tot 1926 partijvoorzitter, maar ook nadien bleef hij volgens H.F. Cohen (Om de vernieuwing, Leiden 1974) 'de overheersende figuur', ook nadat J.W. Albarda de parlementaire leider van de partij was geworden als opvolger van Troelstra. Tot in de jaren dertig behield hij een vooraanstaande positie, thans duidelijk op de rechtervleugel van de partij, die in 1932 op een congres, waar Vliegen weer presideerde, nogmaals een linkse groep uitstootte. Zijn functie als regeringsgedelegeerde bij de internationale ontwapeningsconferentie te Genève legde hij neer uit protest tegen de wijze van onderdrukking van de muiterij in 1933 op de Zeven Provinciën (hij gewaagde van een 'schandvlek op het Nederlandse volk'). In 1937 moest hij in verband met de toen ingestelde leeftijdsgrens zijn Kamerlidmaatschap neerleggen, maar hij bleef groot prestige genieten. Van de redactie van De Socialistische Gids maakte hij deel uit vanaf de oprichting (1916) tot de opheffing van dit orgaan in 1938. Als lid van het partijbestuur nam hij afscheid op het Paascongres in 1939 na gedurende negenendertig jaar daarin zitting gehad te hebben. Hij werd toen tot lid van de partijraad gekozen. In het begin van de bezettingstijd adviseerde hij het bedrijf van Arbeiderspers en nevenorganisaties gaande te houden. Nog op het laatste congres van de SDAP in 1946 voor haar opgaan in de PvdA voerde hij het woord met gevoelens van weemoed. Na zijn overlijden in 1947 hield de PvdA een herdenkingsplechtigheid in het Concertgebouw te Amsterdam, waar Albarda, W. Drees en C. Huysmans de redenaars waren. In Amsterdam is het Vliegenbos naar hem vernoemd.

Behalve politicus is Vliegen ook geschiedschrijver geweest van de beweging waarin hij gedurende zo lange jaren een kapitale rol heeft vervuld. Het betreft zijn geschiedenis van de 'oude beweging' voor 1894: De Dageraad der volksbevrijding en die van de SDAP tot 1919 onder de titel Die onze kracht ontwaken deed. Het ambt van geschiedschrijver heeft hem vrijwel levenslang begeleid temidden van zijn vele beslommeringen van andere aard. Eerstgenoemd werk schreef hij in de jaren na zijn terugkeer in Nederland, waarin ook de spoorwegstakingen van 1903 vielen, die voor de auteur zelf zulk een traumatische ervaring zijn geweest. Sindsdien keerde hij zich geheel af van de revolutionaire traditie waarin hij opgegroeid was in de oude SDB en werd hij de bedachtzame parlementaire sociaal-democraat zoals men hem later heeft leren kennen. Zijn oordeel over Domela Nieuwenhuis was dan ook aan het slot van zijn boek totaal gewijzigd. Het werk Die onze kracht ontwaken deed werd samengesteld in de periode na 1920, toen Vliegen tal van functies voor zijn partij bekleedde. Toch slaagde hij erin de eerste twee delen (tot 1914) te voltooien, het derde deel over de jaren van de Eerste Wereldoorlog schreef hij pas later, toen hij in 1937 politicus in ruste geworden was. Op tal van punten is het als steeds goed gedocumenteerd en onderhoudend geschreven werk van grote waarde.

Archief: 

Archief W.H. Vliegen in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens, 231).

Publicaties: 

De dageraad der volksbevrijding. Schetsen en tafreelen uit de socialistische beweging in Nederland 2 delen. (Amsterdam 1905, 19212); Het kapitalisme in Nederland (Rotterdam 1906); Klanken van strijd. Artikelen en schetsen (Amsterdam 1908); Die onze kracht ontwaken deed. Geschiedenis der sociaaldemocratische arbeiderspartij in Nederland gedurende de eerste 25 jaren van haar bestaan 3 delen. (Amsterdam 1924-1938); Over oorsprong, geschiedenis en hedendaagsche stand der socialistische beweging. Populaire voordrachten (Amsterdam 1931); Mijn herinneringen als typograaf (Amsterdam 1936).

Literatuur: 

Verhoor van Willem Hubertus Vliegen, oud 29 jaar, letterzetter en administrateur van het "Fonds der sociaal-democratische partij tot uitkeering bij overlijden" te 's Gravenhage, wonende te Maastricht.' in: Enquête gehouden door de Staatscommissie benoemd krachtens de wet van 19 januari 1890 (eerste afdeeling). De Maatschappelijke toestanden der arbeiders, in verband met zieken-, begrafenis- en andere verzekerings- en onderstandsfondsen, niet aan eenige onderneming of inrichting van nijverheid verbonden. I; F. Netscher, 'Karakterschets van Willem Hubertus Vliegen' in: De Hollandsche Revue 13 (1908) 656-664; H. Polak in: Onze kracht I, V-XIV; A.J. Luikinga in: Socialisme en Democratie, 1947, 209 e.v.; A.A. de Jonge in: BWN I, 620-622; J. Perry, 'Socialisme in Maastricht 1884-1894' in: TvSG nr. 1, mei 1975, 71-146; A.F. Mellink in: Jaarboek arbeidersbeweging, 1980, 10-47; J. Perry, Roomsche kinine tegen rode koorts. Arbeidersbeweging en katholieke kerk in Maastricht 1880-1920 (Amsterdam 1983); H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP. Het ontstaan van de Sociaal-Democratische Partij in Nederland (SDP) (Amsterdam 1989); B. van Dongen, Revolutie of integratie (Amsterdam 1992); J. Perry, De voorman: een biografie van Willem Hubert Vliegen, 1862-1947 (Amsterdam 1994); F. Boterman, P. de Rooy, Op de grens van twee culturen (z.pl. 1999); J. de Roos, Besturen als kunst. Lokale sociaal-democraten 100 jaar verenigd (Amsterdam 2002).

Portret: 

W.H. Vliegen, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte Vliegen/Speerstra dd. 25 mei 1921. Reg 2D fol 16, akte 413; akteplaats Amsterdam. Als vader bruidegom.

Auteur: 
Albert F. Mellink
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 1 (1986), p. 141-144
Laatst gewijzigd: 

13-02-2003