VOSKUIL, Klaas

Klaas Voskuil

eerste hoofdredacteur van Het Vrije Volk na de Tweede Wereldoorlog en bekend radiospreker, is geboren te Zwolle op 2 december 1895 en overleden te Naarden op 22 januari 1975. Hij was de zoon van Johannes Jacobus Voskuil, bakker, en Johanna Francisca Vortanz. Op 30 september 1925 trad hij in het huwelijk met Antonetta Fenna Trijntje Lubbers, met wie hij drie zoons kreeg.

Voskuil was het derde kind in een christelijk, maar niet-kerks bakkersgezin in Zwolle. Hij beschreef zijn ouders later als sociaal bewuste mensen. Zijn vader was zeer actief in het Leger des Heils en de drankbestrijding. Voskuil heeft altijd met nostalgie teruggekeken op zijn ervaringen als jong kind in een middenstandsgezin. In zijn jeugd was hij een enigszins vrijgevochten non-conformist, wat voor diegenen die hem later hebben leren kennen, nauwelijks voorstelbaar was. Voskuil kreeg zijn opleiding op de Christelijke Normaalschool voor Onderwijzers en was lid van de Kweekelingen Geheelonthoudersbond (KGOB), waardoor hij onder anderen Koos Vorrink leerde kennen. Zij werden overigens geen echt persoonlijke vrienden. De Arbeiders Jeugd Centrale heeft Voskuil ook nooit aangesproken. Hij vond de Paasheuvel - in de woorden van zijn latere vriend, het Kamerlid J.E. Stokvis - te veel 'Tutti van Koossie'. 'Ik wil mijn kinderen niet in uniform zien', zei hij tegen zijn zoons.

Na anderhalf jaar als onderwijzer te hebben gewerkt, werd Voskuil in 1915 administratief medewerker, later tevens verslaggever, bij de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant. Van 1923 tot 1931 maakte hij als parlementair verslaggever van het Nederlandsch Correpondentiebureau in Den Haag (een van de voorlopers van het Algemeen Nederlands Persbureau) het toen nog veelgelezen uitvoerige dagelijkse Kamerverslag. Zo leerde hij zowel de politiek en de journalistiek als ook de mensen die op die terreinen werkten goed kennen. Voskuil was inmiddels in 1917 lid geworden van de SDAP en was actief in de Haagse federatie van die partij. Reeds gedurende deze periode werkte hij nauw samen met W. Drees, toen de invloedrijkste wethouder van Den Haag. In 1931 trad Voskuil in dienst bij De Arbeiderspers als chef van de redactie van Vooruit, de Haagse uitgave van het sociaal-democratische partijorgaan Het Volk. Ook in die functie stond Voskuil dicht bij de landspolitiek en midden in het Haagse partijleven. Hij schreef onder meer lekespelen voor de 1 mei-viering. De eerste van die uitvoeringen werd een succes, de tweede (die veel te lang bleek) een even grote flop. Een van Voskuils leerlingen in deze periode was Simon Carmiggelt, een toen nog bijzonder moeilijk hanteerbare jongeman. Carmiggelts leerjaren resulteerden echter in een wederzijdse bewondering tussen mentor en leerling die, gecamoufleerd door veel wederzijdse ironie, ook jaren later onverzwakt intact bleef.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Voskuil (naar eigen opgave) 'gemeene- en rijksambtenaar'. Als gemeenteambtenaar voor Sociale Zaken ontwikkelde hij een contraprestatieregeling voor kunstenaars, die veel later model heeft gestaan voor de landelijke regeling op dit gebied. Van 1943 af was zijn werkelijke hoofdtaak de voorbereiding van de opbouw van de redactionele staf van Het Volk na de oorlog. Zijn toenmalige officiële functie, inspecteur te water van de Eigen Vervoerdersorganisatie (een schijnbaan, hij moest het salaris op een andere rekening terugstorten) gaf hem de mogelijkheid door het hele land te reizen. Ook gaf Voskuil in februari 1945 met hulp van enkele vertrouwden uit de Haagse SDAP een illegaal blad uit, De Baanbreker, waarvan hij de enige redacteur was en dat door A.A.M. Stols werd gedrukt. Stols was ook de uitgever van een van de twee clandestiene uitgaafjes die Voskuil had geschreven, het gedicht 'Razzia' en het gedicht 'Mijn oudste zoon wordt morgen achttien jaar...' (beide Den Haag 1944). Deze zoon, de later bekende schrijver J.J. Voskuil, heeft zijn vader in verscheidene van zijn boeken geobserveerd met de kritische blik van een zoon. Daarbij worden vooral Voskuils eigenzinnigheid en zijn onhandigheid in de persoonlijke omgang met mensen scherp getekend. Voskuil werd in de oorlog eenmaal gearresteerd en drie dagen lang verhoord. Hij kwam echter spoedig vrij door bemoeienis van Willy Janke, in die tijd als hoofd van de 'Presseabteilung' van het Rijkscommissariaat een beruchte figuur door zijn voortdurende nazi-instructies aan de Nederlandse pers. Janke was vóór 1940 persattaché van de Duitse ambassade in Den Haag geweest en kende Voskuil uit die periode. Waarom Janke zich voor Voskuil heeft ingezet is niet bekend. De waardering was in ieder geval niet wederkerig. Na de arrestatie van H.B. Wiardi Beckman, hoofdredacteur van Het Volk van 1937 tot 1940, benoemde het illegale partijbestuur van de SDAP Voskuil begin 1942 tot diens waarnemer. Als zodanig woonde hij ook alle vergaderingen van het partijbestuur bij.

In 1945 werd Voskuil (met ingang van 3 mei), vooral door de invloed van Drees, benoemd tot hoofdredacteur van Het Vrije Volk als opvolger van Wiardi Beckman die in maart 1945 in een concentratiekamp was overleden. Voskuil ambieerde het hoofdredacteurschap eigenlijk niet. Hij had er verre de voorkeur aan gegeven onder Wiardi Beckman als tweede man te dienen. Het lag niet in zijn aard op de voorgrond te treden en zijn gezag te doen gelden. Mede daardoor heeft hij het in zijn eerste jaren als hoofdredacteur niet gemakkelijk gehad zich te handhaven. Vanwege een klacht van een medewerker van de Arbeiderspers moest Voskuil voor de Centrale Ereraad van de SDAP verschijnen. Deze oordeelde het principieel juister gevonden te hebben als Voskuil eerder als journalist was opgestapt en vond zijn houding tegenover de klager onjuist. Na deze uitsprak wilde Voskuil ontslag als hoofdredacteur nemen, maar zag hier later van af. Eind 1946 was er sprake van dat Voskuil zou aftreden om secretaris te worden van de Nederlandse Journalisten Kring. Er was kritiek op zijn beleid uit de kring van de Protestants-Christelijke en de Katholieke Werkgemeenschappen in de PvdA, van mensen die vonden dat de krant hún gevoelens te weinig ontzag en dat Voskuil nooit een echte voorstander van 'de doorbraak' was geweest. Achteraf bleek deze kritiek alleen bij een minderheid in de werkgemeenschappen echt te leven. Anderen vonden de krant te gezagsgetrouw in vergelijking met het zich onafhankelijker opstellende Parool. Na een voornamelijk in het dagelijks bestuur van de partij uitgevochten en overigens geheel binnenskamers gehouden discussie (zelfs in het partijbestuur kwam de zaak, en dan nog in het kader van een discussie over de officiële status van de krant, slechts eenmaal aan de orde), trok Voskuil zijn ontslagaanvraag in. De crisis was waarschijnlijk mede veroorzaakt door het optreden van Meijer Sluijser die korte tijd later aangesteld als 'journalistiek manager' op de redactie, een duidelijke greep naar de macht deed.

De periode van onzekerheid duurde maar kort: Sluijser ging, Voskuil bleef. Tijdens zijn hoofredacteurschap beleefde Het Vrije Volk, sinds november 1946 het officiële orgaan van de PvdA, zijn grootste bloei. Met meer dan 325.000 abonnees en veertig edities verspreid over het hele land, was de krant vele jaren de grootste van Nederland. Hoewel hij een ervaren journalist was en als schrijver duidelijk uitstak boven de gemiddelde journalist van zijn dagen, heeft Voskuil zich als hoofdredacteur vooral geoncentreerd op het bepalen van de politieke lijn van de krant en op de handhaving van de toen geldende journalistieke normen. Hij werkte daartoe nauw samen met een team van commentatoren en rubriekchefs. Via dit team heeft Voskuil onmiskenbaar zijn eigen (politieke) stempel op Het Vrije Volk gedrukt. De dagelijkse leiding en het management van de krant moest hij, mede als gevolg van het feit dat hij aan suikerziekte leed en snel vermoeid was, veelal aan de chef van de redacties, overlaten. Voor een groot deel van de redacteuren bleef Voskuil daardoor een verre hoge baas. 'Slechts zelden verliet de grote baas ... zijn kamer en als hij over de redactie kwam deed hij schutterig. Het leek of hij verlegen was', aldus Ben Maandag, een van de redacteuren uit die tijd in zijn necrologie. Ook in de kring van de PvdA bleef Voskuil een gedistantieerde man. In de tijd dat iedereen sprak over Koos Vorrink, Geert Ruygers of Hein Vos, bleef hij 'de heer K.'. Voor zijn naaste medewerkers was Voskuil echter een zeer meelevende man met een geheel eigen soort van humor en ironie.

De politieke lijn die Voskuil volgde was, en daar had hij geen aarzeling over, die van Drees, die overigens indertijd in de PvdA zeker niet onomstreden was. Hij verdedigde Drees' beleid met hardnekkigheid en grote loyaliteit, maar evenzeer met onbetwistbare bekwaamheid, ook toen hij daarover, met name in het tijdperk van de militaire acties in Indonesië, zowel van buiten de krant als door eigen redacteuren, hard werd aangevallen. Pas later begrepen intimi dat Voskuil het zelf met het Indonesië-beleid bijzonder moeilijk heeft gehad. Voor hem stond namelijk vast dat, na de periode van troebelen en wanorde, een snelle ontwikkeling naar zelfstandigheid en onafhankelijkheid voor Indonesië niet alleen onvermijdelijk, maar ook gewenst was. Zijn mening over het beleid met betrekking tot Indonesië was vooral gevormd in gesprekken met zijn twintig jaar oudere persoonlijke vriend J.E. Stokvis, lid van de Tweede Kamer en mede-opsteller van het Koloniaal Beginselprogramma van de SDAP.

Aangezien de hoofdredacteur van Het Vrije Volk in Voskuils tijd werd benoemd door het congres van de PvdA, was het Voskuils taak het beleid van de krant ook op die congressen te verdedigen. Dat ging deze schijnbaar zo schuchtere man, altijd met groot gemak en met duidelijk succes af. Het congres luisterde geboeid naar zijn betoog, enkelen spuiden kritiek die Voskuil rustig besprak en hij werd telkenmale zonder veel omhaal herkozen. In zijn vertrouwde kleine kring heeft Voskuil er meermalen op gewezen dat juist zijn verkiezing door het congres tot gevolg had dat zijn positie als hoofdredacteur in feite veel onafhankelijker was dan die van zijn collega's van zogenaamde onafhankelijke bladen. Eenmaal ge(her)kozen had hij zijn eigen legitimatie en behoefde hij zich noch door partijbestuur noch door partijfunctionarissen of directie in politiek opzicht ook maar iets te laten gezeggen. 'Partij en NVV hebben geen donder met de krant te maken en dat geeft ze een rustig gevoel', merkte hij op zijn bekende ironische manier op. Voskuil heeft van die vrijheid ook wel gebruikgemaakt. Hij was toegankelijker voor nieuwe ideeën en voor nieuwe nuances dan velen vermoedden en hij heeft zich meermalen standpunten veroorloofd die niet direct in de lijn van de PvdA of het NVV-bestuur lagen of ook meningen die pas later door 'partij en vakbeweging' werden aanvaard. Reeds jaren voordat dat gemeengoed was, onderkende hij de maatschappelijke betekenis van het feit dat burgers - met name óók arbeiders - zich steeds meer als consumenten gingen gedragen, alsmede de trend naar individualisering en de afnemende maatschappelijke solidariteit die daarmee gepaard ging. In kleine kring bezigde hij toen al de term 'consumentisme'. Ook aan de indertijd nog nauwelijks onderkende milieuproblematiek wijdde hij vooral in zijn radiorubriek in die periode al veel aandacht. Toch werd zijn politieke lijn door velen als te gezagsgetrouw, te weinig kritisch en te voorspelbaar ervaren, hetgeen op den duur een van de oorzaken (zij het zeker niet de belangrijkste) van abonneeverlies was.

Zijn grootste bekendheid kreeg Voskuil overigens niet als hoofdredacteur, maar als radiospreker. Van 23 februari 1946 tot mei 1966 gaf hij op zaterdagavond om kwart over negen op de VARA-radio, vlak na de meest populaire amusementsprogramma's van de week, zijn 'Socialistisch Commentaar'. Zijn betogen waren aansprekende beschouwingen vol aardige, de toehoorders direct aansprekende details en kenschetsen. Met zijn karakteristieke zware stemgeluid (door zijn stem dachten velen dat hij een rijzige figuur was, terwijl Voskuil in feite vrij klein was) werd hij een alom bekend radiospreker. 'Voskuil hield geen hoogdravende redevoeringen. Hij praatte met zijn luisteraars alsof hij bij twee of drie van hen in de kamer zat. Vaak als vader met de socialistische vinger belerend omhoog. Dàt was immers ook het socialisme van die dagen', aldus Maandag. Voskuil wist, tot ver na zijn pensionering als hoofdredacteur op 21 mei 1961, met zijn radiopraatjes grote groepen luisteraars te boeien. Hij was in die periode degene die beter dan wie ook in de PvdA met mensen binnen én buiten die partij kon communiceren, de man die er met zijn rustige en heldere betoogtrant in slaagde ook mensen ver buiten de kring van PvdA en NVV kennis te laten nemen van socialistische standpunten en argumenten, hetgeen op zijn minst opmerkelijk was in de meest verzuilde periode van de Nederlandse geschiedenis.

Na 1966 heeft Voskuil er, teleurgesteld door de ontwikkeling van de PvdA (Nieuw Links) en Het Vrije Volk (geen partijblad meer) en mede door zijn slechtere gezondheid (hij werd hartpatiënt), van afgezien in het openbaar nog standpunten in te nemen. Zijn begrafenis werd desondanks een roerende reünie van tientallen oud-redacteuren van 'zijn' krant. Gerda Brautigam (zelf jarenlang aan de krant verbonden, in 1975 inmiddels oud-lid van de Tweede Kamer) heeft er in haar toespraak op gewezen dat de zo gedistantieerde hoofdredacteur, over wie allerlei sterke verhalen de ronde deden dat hij de namen van zijn redactieleden niet kon onthouden, en dat hij verslaggevers niet zelden verwisselde, na zijn pensionering had bewezen dat dat niet uit ongeïnteresseerdheid was voortgekomen. In gesprekken gaf hij er in die periode blijk van dat hij vrijwel exact wist waar elk van die honderden vroegere redactieleden terecht was gekomen en waar deze thans werkte.

Archief: 

Enkele stukken in familiebezit.

Publicaties: 

Voorwoord in: W. Drees, Op de kentering. Het democratisch socialisme en de toekomst (Amsterdam 1945); De taak van onze krant (Amsterdam 1946); Socialistisch Commentaar (z.pl. 1946); voorwoord in: Wiardi Beckman (Amsterdam 1946); Waarom? Socialistisch Commentaar (z.pl. 1947); Rede ... uitgesproken op het congres van de Partij van de Arbeid op 24, 25 en 26 April 1947 te Utrecht (Amsterdam 1947); Lonen prijzen en winsten (Amsterdam 1947); Kleine zaken, grote zorgen (Amsterdam z.j.); De zuivere kern (Amsterdam 1948); Socialistisch Commentaar, een keuze uit de Zaterdagavondtoespraken voor de VARA-microfoon (Amsterdam 1948; voorwoord van W. Drees); voorwoord in: Dr W. Drees in de caricatuur (Amsterdam 1952); Drees aan het woord. Geschriften en redevoeringen (Amsterdam 1952; redactie en voorwoord); (met anderen) 'Plaats en taak van de pers' in: Socialisme en Democratie, november 1953; Fourth Conference of the International Socialist Press (Brussel 1954); Report on the future of the co-operation of the International Socialist Press (Gent z.j.); Spraak en tegenspraak. K. Voskuil binnenskamers. Uitspraken van de hoofdredacteur van Het Vrije Volk 1945-1961 (Amsterdam 1961); 'Sectie op een nog levend kabinet' in: Weg met de socialen, leve wie o wie? (Amsterdam 1963) 5-52.

Literatuur: 

A.C.J. de Vrankrijker, Het wervende woord (Amsterdam 1950); Kronkel (= S. Carmiggelt), 'Proficiat' in: Het Parool, 27.9.1956; De redactie van Het Vrije Volk presenteert Amsterdam 1961); A. Romein-Verschoor, Omzien in verwondering II (Amsterdam 1971) 88; B. Maandag, 'Zestien jaar hoofdredacteur van een partijgebonden krant' in: Het Vrije Volk, 23.1.1975; P. van 't Veer, 'Voskuil en de jaren '50' in: Het Parool, 23.1.1975; A. Scheffer, 'Klaas Voskuil' in: De Journalist, 1.2.1975; M. Koomen, De roze vlag (Amsterdam 1975); F. van Baardewijk, 'De PvdA van het koninkrijk 1945-1947' in: Het tweede jaarboek voor het democratisch socialisme (Amsterdam 1980) 164-212; G. Mulder, H. Arlman, U. den Tex, De val van de Rode Burcht (Amsterdam 1980); B. Maandag, R. Robijns (red.), ... En niet vergeten. Herinneringen aan Het Vrije Volk (Amsterdam 1991); H. Wiedijk, W. Thomassen, In vuur en vlam! Wim, Thomassen, geïnspireerd organisator van de Partij van de Arbeid (Amsterdam 1992); F. Rovers, Voor recht en vrijheid. De Partij van de Arbeid en de Koude Oorlog 1946-1958 (Amsterdam 1994); M. Brinkman, Willem Drees, de SDAP en de PvdA (Amsterdam 1998); J.J. Voskuil, 'Een socialistische jeugd' in: Onvoltooid Verleden, nr. 11, maart 2001, 7-38.

Portret: 

Klaas Voskuil, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte Voskuil/Lubbers dd 30 september 1925. Akte 47; akteplaats Zwollerkerspel. Als bruidegom.

Auteur: 
Wim Polak
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 7 (1998), p. 249-254
Laatst gewijzigd: 

13-02-2003