ZWAGERMAN, Trijntje

Trijnte Zwagerman (Trien de Haan)

(roepnaam: Trien; bekend als De Haan-Zwagerman), revolutionair-socialiste en neomalthusianiste, is geboren te Hauwert op 3 april 1891 en overleden te Hoorn op 14 februari 1986. Zij was de dochter van Arend Zwagerman, landbouwer, en Maartje Jonkerman. Op 15 november 1916 trouwde zij met Bartele Boele de Haan, fabrieksmachinist, met wie zij twee dochters kreeg.

Zwagerman was de jongste in een arm landarbeidersgezin met zes kinderen in het West-Friese Hauwert. Haar vader werkte bij een boer en probeerde in de winter het inkomen aan te vullen met los werk. Dankzij de sociaal ingestelde dominee en de hoofdonderwijzer in het dorp kon het gezin de armoede ontstijgen. Via de hervormde kerk kreeg het een moestuin ('kerkenbouwtje') in pacht, dat de opmaat vormde voor een eigen tuindersbedrijfje. Na de lagere school hielp Zwagerman haar ouders op het land en in huis en vulde het gezinskomen aan met naaiwerk voor anderen. Zij had graag verder willen leren, maar dat was alleen weggelegd voor haar enige broer. Wel kreeg zij wat bijles van de dominee. Omstreeks 1912 leerde zij de Friese smidszoon Bart de Haan kennen, die brongasinstallaties aanlegde bij West-Friese boeren. Via hem kreeg zij bewondering voor de anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis, wiens portret in de woonkamer van Barts ouders hing. De Haan was al op jonge leeftijd politiek actief. In zijn vroege arbeidsjaren was hij enkele jaren lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, maar als libertair socialist kon hij zich niet verenigen met het parlementarisme. Ook was hij aangesloten bij het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS). Op een politieke bijeenkomst in Leeuwarden, waar zij vanaf haar huwelijk in 1916 woonde, leerde De Haan-Zwagerman in 1919 de revolutionaire socialist Henk Sneevliet kennen. Ze was direct onder de indruk van diens eruditie en retorische gave.

Het gezin verhuisde in 1924 naar Hoorn, waar een jaar later hun tweede dochter werd geboren. De Haan-Zwagerman, die met haar man al geruime tijd politieke vergaderingen bezocht, werd nu zelf politiek actief. In het kielzog van Sneevliet, die in 1924 bezoldigd voorzitter van het NAS was geworden, werd ook zij lid van de Communistische Partij in Nederland (CPN). Zij behoorde tot de vertrouwelingen die samen met Sneevliet na een ideologisch conflict over de centralistische, op Moskou georiënteerde koers in 1927 het partijlidmaatschap opzegden. Zij was inmiddels tot het besef gekomen dat het moederschap niet het enige doel in haar leven was, zeker niet bezien vanuit de klassenstrijd. 'Vrouwen, vooral voor ons is het nodig dat we leren inzien dat de strijd is buiten onze kleine kring, onze huishouding', schreef zij in De Vrouwenkrant, het orgaan van de revolutionair-socialistische NAS Vrouwenbond, waarvan zij in 1929 medeoprichtster was en het secretariaat voerde. Sneevliet herkende haar politieke talent en gaf haar een rol in de eveneens in 1929 opgerichte Revolutionaire Socialistische Partij (RSP), waarvan zij de eerste vrouwelijke bestuurder was. In 1931 stond zij op de lijst voor de verkiezing van de Provinciale Staten in Noord-Holland achter Sneevliet en Dolf Langkemper en in april 1933 op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen. De Haan-Zwagerman ontwikkelde zich tot de belangrijkste vertolkster van het vrouwenstandpunt binnen de RSP en het NAS. Geregeld stond zij samen met Sneevliet tijdens grote manifestaties op het podium om vrouwen op te roepen politiek actief te worden en zich in te zetten voor een socialistische samenleving. Met haar als belangrijkste ideoloog stond de NAS Vrouwenbond een radicaal-feministisch programma voor, met gelijke rechten op arbeid en gelijke beloning, maar ook een gelijkwaardige positie in het huwelijk. Zelfs beloning voor huisvrouwen stond in het programma. In de ideologie van de kleine Vrouwenbond, die binnen de vrouwenbeweging geïsoleerd opereerde, was de rol van de vrouw en moeder essentieel in het streven naar rechtvaardigheid en vrede. 'Beter dan de mannen zijn wij in staat de propaganda tegen militarisme en oorlog te voeren', aldus de brochure Vrouwen, doet mee aan den strijd (1933). De Haan-Zwagerman propageerde het zelfbeschikkingsrecht voor vrouwen ook in de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB), die zich sinds het einde van de negentiende eeuw beijverde voor geboorteregeling en -beperking. In 1933 zorgde zij ervoor dat een NMB-tentoonstelling een week lang in Hoorn te zien was. Tezelfdertijd werd de plaatselijke NMB-afdeling opgericht en twee jaar later volgde een inlichtingenbureau annex depot voor voorbehoedsmiddelen, dat zij met uitzondering van enkele bezettingsjaren tot begin jaren zestig zou beheren. Het gezin verhuisde naar een grotere woning waardoor er ruimte was voor een bureau aan huis. De Haan-Zwagerman, die talrijke lezingen in Noord-Holland hield over onderwerpen als liefde, huwelijk en geluk, werd in 1936 als enige vrouw in het NMB-hoofdbestuur gekozen. Zij steunde de vernieuwingsbeweging van Gé Nabrink en Johan Tuyt, die pleitten voor seksuele voorlichting aan jongeren en een gezond seksleven ten behoeve van een vreedzamere samenleving.

In Noord-Holland was De Haan-Zwagerman ook actief in het Comité van Verweer tegen Reactie, Fascisme en Dreigend Oorlogsgevaar, een RSP-initiatief dat streefde naar linkse samenwerking. Aan de door dit Comité gesteunde werklozenstaking in de Wieringermeer in april-mei 1936 namen circa duizend werklozen deel. Zwagerman zat in het centrale stakingscomité en voerde een grote demonstratie aan in Hoorn. Hoewel de staking tegen de overheid tot mislukken was gedoemd, werd de voornaamste grief van de stakers, het rouleersysteem van vier weken werkverschaffing afgewisseld met vier tot acht weken uitkering, in de loop van het jaar afgeschaft. Naast de economische crisis leden socialisten onder het ambtenarenverbod op linkse organisaties dat in 1933 was uitgevaardigd. De NAS Vrouwenbond was in 1935 ter ziele gegaan. Zowel het NAS als de Revolutionair-Socialistische Arbeiders Partij (RSAP), die in 1935 was voortgekomen uit een fusie van de RSP en de Onafhankelijke Socialistische Partij, zag de aanhang drastisch slinken. Voor de RSAP stond De Haan-Zwagerman op de kandidatenlijst voor de verkiezingen van de Provinciale Staten in Noord-Holland en de Tweede Kamer. In 1937 kreeg zij onenigheid met Sneevliet over de plaatselijke ontwikkelingen. Sneevliet, die niet makkelijk excuses maakte, gaf toe door onjuiste mededelingen op het verkeerde been te zijn gezet. In februari 1938 verscheen onder haar verantwoordelijkheid het blad Tegen de Stroom om in West-Friesland de revolutionair-socialistische boodschap te verkondigen, maar het blad was geen lang leven beschoren. 

De harde kern van de RSAP bleef de beweging trouw en richtte, nadat nazi-Duitsland in mei 1940 Nederland had bezet, het Marx-Lenin-Luxemburg Front (MLL-Front) op. De Haan-Zwagerman was de enige vrouw in de centrale leiding van deze verzetsgroep. De NMB hief zichzelf op, al bleef het depot in Hoorn nog tot december 1940 open. In 1941 vergaderde het MLL-Front bij De Haan-Zwagerman in Hoorn. Zij verspreidde het illegale blad Spartacus in West-Friesland, onderhield contacten met Friesland en zorgde voor vervalste persoonsbewijzen en onderduikadressen. Na verraad werd de hele groep in februari en maart 1942 opgerold. Ook De Haan-Zwagerman werd gearresteerd. De mannen, onder wie Sneevliet, werden gefusilleerd, maar zij kreeg vijftien jaar tuchthuisstraf. Zij werd in de zomer van 1942 naar Duitsland gedeporteerd en verbleef ruim twee-en-een-half jaar in concentratiekamp Ravensbrück. 'Waar je niet voor weg kan, moet je moedig dragen. En nu moet ik dat tonen, anders ben ik geen knip voor de neus waard', schreef zij in een afscheidsbrief naar huis. Zij overleefde het kamp ondanks haar zwakke hart en een slepende beenwond. Zij schreef er een reeks gedichten die in verschillende kopieën werden verspreid. 

De Haan-Zwagerman behoorde bij de groep gevangenen die dankzij het Zweedse Rode Kruis kamp Ravensbrück in april 1945 kon verlaten en na een gevaarlijke tocht in Zweden aankwam. Na enkele maanden van aansterken keerde zij terug in Nederland. Kort daarna hield zij een serie lezingen in West-Friesland over haar kampbelevenissen. Dat zag zij als een plicht, 'opdat het nooit meer zal gebeuren'. Enkele jaren later openbaarden zich de eerste verschijnselen van het zogeheten kampsyndroom. Ondanks medische diagnoses werd haar, onder politieke druk ten tijde van de Koude Oorlog, dertig jaar lang een verzetspensioen onthouden. Ook emigratie naar haar dochters in Australië werd gedwarsboomd. Haar politieke rol was, mede door het wegvallen van kameraden, partij en vakbeweging, min of meer uitgespeeld. Wel werd zij in 1946 bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, de opvolger van de NMB, waarvoor zij in 1957 het erelidmaatschap ontving. Eind jaren vijftig deed zij van zich spreken door het oprichten van een lokale afdeling van de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP). De latere verkiezing van PSP-leden in de Hoornse gemeenteraad was een kroon op al haar inspanningen voor de lokale linkse politiek. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1967 verhuisde zij naar een verzorgingshuis. Tot haar dood in 1986 volgde zij de lokale en landelijke politiek.

Publicaties: 

'Natuur en leven' in: De Baanbreker, 27.7.1929; 'Aan de vrouwen' en 'De Crisis' in De Vrouwenkrant (orgaan NAS Vrouwenbond), nr. 1, mei 1932; 'Dag van Goeden Wil' in: De Vrouwenkrant, nr. 2, juni 1932; 'Werkloosheid', 'Heb erbarmen' (gedicht), 'Onze plicht' in: De Vrouwenkrant, nr. 3, juli 1932; 'De onafhankelijkheid der vrouw' in De Vrouwenkrant, nr. 6, oktober 1932; zonder titel (bijdrage in verband met 50.000ste lid) in Verstandig ouderschap, april 1950; haar gedichten zijn te vinden op https://triendehaan.wordpress.com/gedichten-2/. 

Literatuur: 

D. Schilp, Dromen van de Revolutie. Herinneringen opgetekend door J. van Tijn (Amsterdam 1967); M. Perthus, Henk Sneevliet. Revolutionair-socialist in Europa en Azië (Nijmegen 1976); G. Nabrink, Seksuele hervorming in Nederland. Achtergronden en geschiedenis van de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) en de Nederlandse Vereniging tot Seksuele Hervorming (NVSH), 1881-1971 (Amsterdam 1978); W. Bot, Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog. Het Marx-Lenin-Luxemburg Front, juli 1940 - april 1942 (Amsterdam 1983); G.G. Schrander, M.G. Rem en J.J. Botman, 'Wij moeten versoberen, sprak de minister'. Hoorn en de regio in de dertiger jaren (Hoorn c.1987); C. Jaiser, Poetische Zeugnisse. Gedichte aus dem Frauen-Konzentrationslager Ravensbrück 1939-1945 (Stuttgart 2000); H. Smeets en D. de Winter (red.), Wij moesten door... (Ridderkerk 2002, uitgave Sneevliet Herdenkingscomité); B. van der Steen, Henk Sneevliet. Leider van de RSP (Amsterdam 2006, scriptie); S. Helm, Ravensbrück (Amsterdam 2015, vertaling uit het Engels); R. Blom, De oorlog, voor het volk een tragedie. De Provinciale Arbeiders- en Soldatenraad tijdens de Eerste Wereldoorlog in Friesland (Amsterdam 2017); B. Lankester, Kom vrouwen, aangepakt! De revolutie van socialiste Trien de Haan (Amsterdam 2017).

Portret: 

Pasfoto gemaakt tijdens gevangenschap in Tweede Wereldoorlog; in familiebezit.

Auteur: 
Bart Lankester
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2018)