HAVER, Theodore Petronella Bernardine

Dora Haver

(roepnaam: Dora), redactrice van het tijdschrift Evolutie en medeoprichtster van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, is geboren te Amsterdam op 19 december 1856 en aldaar overleden op 1 november 1912. Zij was de dochter van Marinus Bernardus Haver, winkelier, en Jeanne Cornelie van Campen. Op 11 augustus 1887 trad zij in het huwelijk met Hermanus Wilhelmus Johannes Anthony Schook, hoofdonderwijzer, die al een dochter had en met wie zij twee zoons kreeg. Dit huwelijk werd ontbonden op 12 oktober 1900.

Haver werkte vanaf haar achttiende jaar als onderwijzeres en was onder meer enige tijd betrokken bij de lessen in Ons Huis te Amsterdam. Waarschijnlijk verrichtte zij geen betaald werk tijdens haar huwelijk en zocht pas weer een betrekking na de scheiding van tafel en bed in 1895. Haver werd toen door Wilhelmina Drucker voorgedragen als directeur van Het Volksdagblad, de eerste arbeiderskrant van Nederland (1895-1908). Hoewel zij in een eerste ronde bijna evenveel stemmen kreeg als J. Rot, verloor zij het uiteindelijk. Vanaf 1 oktober 1896 tot haar dood in 1912 was zij administratrice van de Algemeene Amsterdamsche Vereeniging voor Genees-, Heel- en Verloskundige Hulp 'Ziekenzorg'. Over het begin van Havers feministische activiteiten lopen de meningen uiteen. Hoewel in de bewaard gebleven exemplaren van het blad de naam van Haver niet te vinden is, zijn er aanwijzingen dat zij schreef in De Vrouw, waarvan in 1888 een achttal nummers verscheen. Anderen menen dat Havers eerste activiteiten voor de vrouwenbeweging later plaatsvonden. G. Romijn-Cohen bracht volgens eigen zeggen in de winter van 1888-1889 bij het echtpaar Schook de oprichting van de Vrije Vrouwenvereeniging (VVV) ter sprake. Beide echtgenoten vonden dat toen maar gekheid en meenden dat de vrouw in het gezin thuis hoorde. Op uitnodiging van Romijn-Cohen bezochten zij desondanks de eerste openbare vergadering van de VVV in mei 1890. Haver werd toen niet alleen lid van deze vereniging, maar tevens secretaris. Zij vervulde deze functie tot 1911, toen zij tot voorzitter werd gekozen. 

Haver gold als 'een goed spreekster en helder debatster, een uitstekend verslaggeefster, een zeldzaam begaafd journaliste en een propagandiste bij uitnemendheid voor elke zaak die haar ter harte ging.' (M. Rutgers-Hoitsema). En er waren veel zaken die haar ter harte gingen. Samen met Wilhelmina Drucker, haar 'tweelingzuster in de geest', verrichtte zij baanbrekend werk op het gebied van kiesrecht, onderwijs en arbeid voor vrouwen. Met Drucker vormde zij, vanaf de oprichting van het blad Evolutie in 1893 tot aan haar dood in 1912, de redactie van dit tijdschrift. Samen trokken zij regelmatig het land in voor spreekbeurten die vooral in het begin, toen men nog weinig gewend was aan openbaar optreden van vrouwen, het nodige opzien baarden. Daar bleef het niet bij. Haver bleek over enorme werkkracht en energie te beschikken en werd bestuurslid, propagandiste en spreekster van vele verenigingen. Zij combineerde deze taken bovendien met de zorg voor haar twee zoons en, sinds haar scheiding, met een veeleisende betrekking. Haver was een van de zeven initiatiefneemsters van de oprichting van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVVKr) in 1893 en werd later, van 1906 tot 1912, voorzitter van de afdeling Amsterdam. In 1909 trad zij toe tot de redactiecommissie van het Maandblad van de VVVKr, een functie die zij eveneens tot 1912 vervulde. Namens de VVVKr nam Haver deel aan het Nederlandsch Comité voor Algemeen Kiesrecht (NCVAK) tot de VVVKr in december 1905 besloot uit dit Comité te stappen omdat de SDAP zich niet duidelijk voor vrouwenkiesrecht uitsprak. Voor het NCVAK trok Haver eveneens het land in en sprak onder meer op een provinciale meeting in Arnhem in augustus 1903 en op een 'groote provinciale kiesrecht-betooging' te Assen in augustus 1906.

Haver ontplooide wellicht de meeste activiteiten als 'strijdster voor vrouwenarbeid'. Vanaf de jaren negentig bemoeide zij zich met vakorganisatie van vrouwen en nam met Drucker initiatieven om vakverenigingen voor naaisters, dienstboden en telefonistes op te richten. In haar lezing over 'Vrouwenvakvereenigingen' op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 sprak Haver zich uit voor een aparte vakorganisatie voor vrouwen: 'Als mannen en vrouwen, in hetzelfde vak werkzaam, wederzijdsch elkander slechts als vakgenooten beschouwen, kunnen zij gezamenlijk de vakbelangen behartigen. Zoolang echter de arbeider in massa zich nog verzet tegen den betaalden vrouwenarbeid, heeft - in dat overgangstijdperk - de vrouw afzonderlijke vakvereenigingen noodig.' Deze uitspraak leidde in het debat dat op haar lezing volgde tot reacties van onder meer H. Roland Holst en P.J. Troelstra, die meer heil zagen in een gemeenschappelijke vakorganisatie en het tegenover elkaar plaatsen van belangen van mannen en vrouwen bekritiseerden. In 1901 schreef en sprak Haver tegen de uitsluiting van vrouwen van het lidmaatschap van de Vereeniging van Handelsbedienden 'Mercurius'. Uit haar stukken in Evolutie blijkt dat Haver over arbeid van vrouwen uitzonderlijk radicale standpunten innam. Bij de toelating tot (vak)opleiding, bij beroepskeuze en bij de beloning van werk moest het onderscheid tussen mannen en vrouwen en dat tussen gehuwde en ongehuwde vrouwen verdwijnen. Gehuwde vrouwen moesten bij voorkeur in hun eigen onderhoud voorzien, waarmee 'kostwinnerslonen' overbodig waren: 'Noch de man alleen, noch de vrouw alleen, behoeft zoveel te verdienen, dat geheel het gezin daarvan moet bestaan.' Bij de oprichting van de Nationale Vereeniging voor Vrouwenarbeid in 1901 werd Haver gekozen tot voorzitter, een functie die zij tot in 1908 vervulde. Zij vertegenwoordigde deze vereniging in het Nationaal Comité inzake Wettelijke Regeling van Vrouwenarbeid, in 1903 door Marie Rutgers-Hoitsema en Wilhelmina Drucker opgericht om 'beperking en bescherming van vrouwenarbeid' tegen te gaan.

Haver beperkte haar maatschappelijke activiteiten niet tot specifieke vrouwenorganisaties. Zo was zij hoofdbestuurslid en 'een ijverig, veelbegaafd propagandiste' van de Bond voor Staatspensionneering, waarin zij opkwam voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Zij was lid van Vrijdenkersvereeniging 'De Dageraad', waarvoor zij in ieder geval in 1908-1909 voordrachten hield. Haver stelde zich bovendien onvoorwaardelijk achter de strijd voor anti-conceptie, was lid van de Nieuw Malthusiaansche Bond en voerde propaganda voor een bewuste regeling van het kindertal. Haver schreef geen boeken en weinig artikelen buiten de - al dan niet ondertekende - stukjes die zij voor Evolutie maakte. Voor tijdgenoten was zij vooral bekend vanwege haar veelvuldig optreden in het openbaar, door sommigen gekenschetst als 'flink en gedecideerd', door anderen als 'heftig'. Haar bijzonder stemgeluid, 'sonoor en dwingend', liet bij allen in ieder geval een diepe indruk na. Haar laatste openbare optreden dateert van april 1912, toen Haver de vergadering van de VVV voorzat. Kort daarna bleek zij ernstig ziek te zijn. De door velen als radicaal beschouwde Haver had een grote schare van bewonderaars en werd alom gewaardeerd. Haar kamer in het Burger-ziekenhuis werd een verzamelplaats voor geestverwanten. Vanaf haar ziekbed steunde zij nog het initiatief voor de tentoonstelling 'De Vrouw 1813-1913' en schreef kleine artikeltjes. Na haar dood werd Haver, evenals vrijdenker Elise Haighton het jaar daarvoor, in Duitsland gecremeerd, omdat dat in Nederland nog niet mogelijk was.

In opdracht van de VVVKr vervaardigde beeldhouwster J. Schreve-IJzerman een marmeren borstbeeld van Haver, dat in 1914 werd aangeboden aan het Stedelijk Museum te Amsterdam, waar het 'een goede plaats op de galerij' kreeg. Volgens een zaalwacht had het museum echter 'op straffe van niet-plaatsing' geëist dat alles wat maar enigszins kon verwijzen naar de positie van Haver en de verbinding met vrouwenkiesrecht verwijderd moest worden. Drucker ijverde er in 1920 voor om dat weer te herstellen. De reden tot 'wegvaging' van de naam van Haver was volgens haar met de komst van het vrouwenkiesrecht verdwenen. Iedere vrouw was Haver dank verschuldigd en zou daarom, aldus Drucker, moeten eisen dat haar naam terugkwam op de buste. Een maand later volgde een krantebericht dat de beeldhouwster toestemming had gekregen de volle naam van Haver weer op de marmerbuste aan te brengen. Rond 1937 werd het beeld in bruikleen afgestaan aan het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging. Nadat de verblijfplaats van de buste een tijdlang onbekend was geweest, was het in 1994 weer te zien op een expositie in het Historisch Museum te Amsterdam.

Archief: 

Knipseldossier Th.P.B.Haver in Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (Amsterdam).

Publicaties: 

(vertaling, met W. Drucker) L. Frank, Catechismus der vrouw (Amsterdam 1895); 'Vrouwenarbeid' in: Evolutie, 17.6.1896; 'Nogmaals vrouwenarbeid' in: Evolutie, 8, 15 en 22.7.1896; 'Sexe-vooroordeel' in: De Dageraad. Geschiedenis, herinneringen en beschouwingen 1856-1906 (Amsterdam 1906) 88-92; 'Lilia' in: De Vrije Gedachte, 1908, 29-31; 'Godsdienst, Vrije gedachte en de vrouw' in:De Vrije Gedachte, 1908, 233-236.

Literatuur: 

Besprekingen over den maatschappelijken toestand der vrouwen. Gehouden 29 en 30 augustus 1898 (Amsterdam 1899) 5-20; Evolutie, 3.5.1893, 4.10.1910, 10.4.1912, 13.11.1912 (speciaal nummer ter nagedachtenis van Haver), 9.6.1920; 'Th.P.B. Haver. Eene kloeke strijdster' in: De Vrije Gedachte, 1912-1913, 173-174; 'Een nieuw beeldhouwwerk van Mevr. J.A. Schreve-IJzerman in het Stedelijk Museum te Amsterdam' in: Eigen Haard, 1914, 826-828; M.G. Kramers, 'Eenige onzer pioniersters die zijn heengegaan' in: Gedenkboek bij het 25-jarig bestaan van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht 1894-1919 (Z.pl. z.j.) 60-62; J.A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten (Zeist 1933); 'Borstbeeld Mevrouw Schook-Haver' in: Vrouw en Gemeenschap, 1937, nr. 6, 73; D. te Winkel-van Hall, Wilhelmina Drucker (Amsterdam 1968); H.J. Scheffer, Het Volksdagblad. Arbeidersbeweging en dagbladpers (Den Haag 1981); M. Everard, 'Het burgerlijk feminisme van de eerste golf: Annette Versluys-Poelman en haar kring' in: De tweede feministische golf Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, deel 6 (Nijmegen 1985) 106-137; F. de Haan, Sekse op kantoor. Over vrouwelijkheid, mannelijkheid en macht, Nederland 1860-1940 (Hilversum 1992); C. van Eijl, Het werkzame verschil. Vrouwen in de slag om arbeid 1898-1940 (Hilversum 1994); M. Grever, B. Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998).

Portret: 

T.P.B. Haver, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Schook/Haver dd 11 augustus 1887. Reg 19 fol 40; akte 1825, akteplaats Amsterdam. Als bruid.

Auteur: 
Corrie van Eijl
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 6 (1995), p. 80-83
Laatst gewijzigd: 

26-03-2022 (Datum huwelijksontbinding gecorrigeerd, dochter van Schook vermeld)