BORSJE, Maarten

Maarten Borsje

vakbondsbestuurder en voorzitter van de Nederlandsche Arbeidersreisvereeniging, is geboren te Rotterdam op 3 maart 1880 en overleden te Den Haag op 26 juni 1963. Hij was de zoon van Pieter Borsje, loodgieter, en Cornelia van den Berg. Op 27 juni 1900 trad hij in het huwelijk met Pietje van Varik, met wie hij vier dochters en een zoon kreeg.
Pseudoniem: Natuurvriend nr. 1.

Borsje koos na de lagere school voor het beroep van zijn vader en werd loodgieter. Hij begon op jonge leeftijd een zaak in lood- en zinkwerken, die echter onder slecht gesternte geboren bleek. Al snel stapte zijn medefirmant op en moest hij alleen verder. In de zomer van 1902 ging het bedrijfje van de pasgetrouwde en jonge vader failliet. Hierna trad Borsje in loondienst en werd in 1903 lid van de kleine, maar goed georganiseerde Nederlandsche Bond van Loodgieters, Gasfitters en aanverwante vakken (NBvLG). Hij zorgde ervoor dat de bond zich aansloot bij het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV), dat de bond ook financieel ondersteunde. In 1909 werd Borsje bondssecretaris en was hij lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Ook zijn vrouw was lid van de partij en actief als bestuurder van de Bond van Sociaaldemocratische Vrouwen-Propaganda Clubs. Via haar trad Borsje op als spreker voor de Clubs. Nadat loodgieters in Tiel na een staking in 1910 waren uitgesloten, richtte Borsje, samen met de Haagse SDAP’ers Leendert Hoejenbos en Antonie Harms, de Tielse loodgieterij De Gunst op om hen aan werk te helpen. Deze onderneming werd een succes en bestond vele jaren. Borsje was een praktisch bestuurder, die zich door het afsluiten van collectieve arbeidscontracten vooral bezighield met het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. De loodgieters en gasfitters voerden onder zijn leiding actie om het collectief arbeidscontract bij de loodgieterspatroons ingevoerd te krijgen. Vaak was de inzet de tienuren-werkdag en het handhaven van de wet op het arbeidscontract, die de patroons vaak omzeilden. Naar Brits en Duits voorbeeld zette hij zich ook in voor het verwerven van betaalde vakantie, iets wat de meeste arbeiders niet kenden. Vanaf 1912 was Borsje bezoldigd secretaris van de NBvLG en in 1913 benoemde de bond hem tot redacteur van het vakblad De Loodgieter en Gasfitter. Hij reisde het land af om afdelingen van zijn bond te stichten, maar de NBvLG bleef klein.

Naast zijn vakbondswerk koesterde Borsje een grote hartstocht: reizen. Omdat hij vond dat arbeiders hun schaarse vrije tijd zinvol dienden te besteden en niet in de kroeg moesten belanden, organiseerde hij dagreisjes voor zijn bondsleden. Hij vulde met die reisjes het gat dat SDAP en NVV lieten vallen tussen directe belangenbehartiging, culturele verheffing en een meer ontspannen vrijetijdsbesteding voor arbeiders. De moderne arbeidersbeweging toonde echter nog weinig belangstelling voor zijn initiatieven om arbeiders naar buiten te krijgen. In 1911 kwam Borsje in contact met de Nederlandsche Reisvereeniging (NRV), die in 1906 was opgericht naar het voorbeeld van de Britse Toynbee Travelers’ Club. In samenwerking met de NRV, waar nauwelijks arbeiders lid van waren, organiseerde hij reizen, zoals een driedaagse reis naar België voor Rotterdamse NVV-leden. Zijn initiatief was ook een aanvulling op het Toynbeewerk, dat wel aan arbeiderskinderen en zieke arbeiders de mogelijkheid bood in de bossen en aan zee vakantie te houden, maar niet aan volwassen en gezonde arbeiders.

Borsje verhuisde in 1913 naar Den Haag, waar hij naast bezoldigd secretaris van de landelijke bond ook secretaris van de plaatselijke NBvLG-afdeling werd. Vanwege de achterblijvende groei van zijn bond zocht hij samenwerking met de veel grotere Algemeene Nederlandsche Metaalbewerkersbond (ANMB), waarmee de NBvLG  op 1 mei 1914 fuseerde. In De Metaalbewerker zette Borsje de noodzaak van deze fusie uiteen: de grotere en bredere ANMB kon meer bereiken dan de kleine vakorganisatie van enkel loodgieters en gasfitters. Door de fusie werd hij lid van het bondsbestuur en bezoldigd secretaris-penningmeester van de nieuwgevormde afdeling Den Haag. Omdat ongeveer de helft van alle leden van de voormalige NBvLG in die stad woonde en werkte, was zijn benoeming geen probleem. Een jaar later werd hij districtsbestuurder van het uitgebreide district Rotterdam-Den Haag. Hij voerde ook propaganda buiten zijn district en schreef af en toe voor De Metaalbewerker. In 1917 werd hij bezoldigd bestuurder van het toen nieuwgevormde ANMB-district Den Haag. Borsje betoonde zich een professioneel bestuurder, al kon hij slecht overweg met de bestuurders van de confessionele vakorganisaties. Hij was actief in de plaatselijke SDAP en de Haagsche Bestuurdersbond (HBB), waarbinnen hij met de Haagse SDAP-federatievoorzitter Willem Drees het werk van de Haagsche Commissie voor Arbeidersontwikkeling ter hand nam. Borsje zorgde er namens de HBB, Haagse SDAP en coöperatie De Volharding voor dat in het voorjaar van 1918 twee riante panden aan de Prinsegracht werden aangekocht. Die stonden als Het Volksgebouw via de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van een Volksgebouw ten dienste van de Haagse sociaaldemocratische beweging. Hij maakte met Drees jarenlang deel uit van de raad van beheer van deze naamloze vennootschap. Verder vertegenwoordigde Borsje de sociaaldemocraten in de plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwijs en was hij namens de ANMB lid van het gemeentelijk adviesorgaan inzake de uitvoering van de werkloosheidsverzekering. Als ervaren vakbondsbestuurder was Borsje de aangewezen persoon voor de zich uitbreidende publieke sector. In augustus 1919 beëindigde hij zijn carrière als vakbondsbestuurder. Op 1 januari trad hij bij de invoering en uitbreiding van een aantal sociale wetten als controleur in dienst van de Haagse Raad van Arbeid. 

Met de invoering van achturendag in 1919 kregen arbeiders vrije tijd en werden in sommige cao’s zelfs vakantiedagen toegekend. Vanaf 1920 was in Den Haag onder voorzitterschap van Borsje de Algemeene Arbeiders-Reisvereeniging actief met wandeltochten door de duinen en reizen naar Brussel en de Belgische Ardennen. Borsje begon samen met NRV-voorzitter M.J. van der Flier propaganda te maken voor de arbeidersreisverenigingen. Hij vond dat een zinvolle vrijetijdsbesteding bijdroeg aan de emancipatie van de arbeiders. Om de verschrikkingen van de oorlog te ervaren werd het voormalige oorlogsfront in Noord-Frankrijk bezocht. De geïnteresseerden kregen daarbij deskundige begeleiding van Borsje en anderen. Later dat jaar nam hij het initiatief om een landelijke vereniging op te richten: de Nederlandsche Arbeiders Reisvereeniging (NARV), die als doel had ‘de ontwikkeling en ontspanning der arbeidersklasse te bevorderen door onder dezen de lust tot reizen te wekken, door het organiseren van reizen in binnen- en buitenland en kleine tochten van velerlei aard in de omgeving der stad’. Na enkele jaren telde de NARV een dozijn afdelingen en meer dan 4000 leden. Borsje werd voorzitter en was jarenlang redacteur van het maandblad van de vereniging. Elk jaar stelde hij voor de NARV een programma samen van binnen- en buitenlandse reizen en fiets- en wandeltochten, dat gepubliceerd werd in het maandblad. Borsje was weliswaar een overtuigd sociaaldemocraat, maar de NARV stond op een politiek-neutraal standpunt, omdat zich onder de leden ook communisten, vrije socialisten en syndicalisten bevonden. De NARV behoorde met de Britse Workers’ Travel Association tot de eerste arbeidersreisverenigingen in Europa. Deze arbeidersreisverenigingen waren tevens bedoeld om de arbeiders door buitenlandse reizen met elkaar in contact te brengen en de internationale solidariteit te vergroten en zo de vrede te bestendigen. Zo reisden arbeiders met de NARV, onder het zingen van de Internationale, per trein naar Zwitserland voor een bezoek aan de Volkenbond in Genève. Men trok ook voor tien dagen naar ‘Rood Weenen’. Borsje ging op deze reizen mee als reisleider en probeerde de arbeiders die voor het eerst in het buitenland kwamen voor problemen te behoeden. Op den duur was aan de NARV, onder directie van Borsje, een professioneel Arbeiders-Reisbureau verbonden, dat niet alleen reizen aanbood maar de arbeiders ook voorlichtte hoe te kamperen en om te gaan met de natuur. In 1923 ging de NARV samenwerken met Het Volk en Voorwaarts, die voor hun abonnees ook reizen organiseerden. Hierdoor kreeg de NARV de gelegenheid haar reizen in die kranten te promoten.

Borsje reisde als NARV-voorzitter door het land om met lichtbeelden propaganda te maken voor de vereniging. Te vaak stonden er volgens hem in de natuurgebieden bordjes met ‘Verboden toegang’, terwijl bij iedere kroeg ‘Vergunning’ stond. Beide vermaningen dienden volgens hem te worden omgedraaid. Van de VARA-radio kreeg Borsje gelegenheid over de buitenlandse reizen van de NARV te spreken. Door zijn veelvuldig bezoek aan de Duitstalige landen kwam hij in contact met sociaaldemocratische Naturfreunde, die de natuur introkken en in natuurvriendenhuizen verbleven. Dit was heel wat anders dan de groepsreizen die Borsje tot dan toe organiseerde. In 1924 reisde hij naar Leipzig voor het congres van de in 1895 opgerichte Naturfreunde Internationale (NFI) en verdedigde op het NARV-congres de aansluiting daarbij. Toen de NARV zich in 1925 bij de NFI aansloot, kreeg de vereniging niet alleen de toevoeging ‘De Natuurvrienden’, maar verwierven de leden ook het recht om in de Duitse, Zwitserse en Oostenrijkse natuurvriendenhuizen te verblijven. Borsje werd redacteur van het nieuwe maandblad De Natuurvriend. Hij zette zich nu in voor het oprichten van natuurvriendenhuizen in Nederland. Hij meende dat het natuurvriendenwerk het socialisme dichterbij bracht en citeerde daarbij graag de dichtregels van Dirk Troelstra: ‘Vrienden, ons wacht een betere tijd. ’t Huisje op de hei is er aan gewijd’. Borsje vond dat de arbeiders die de natuur introkken, daar ook verstand van moesten hebben en vroeg Henri Polak als natuurbeschermer voor de NARV te komen spreken en organiseerde lezingen over het vogelleven. Ook diende hij manifesten in bij de spoorwegen om de positie van derdeklasreizigers in internationale treinen te verbeteren. De verhouding van Borsje en de NARV tot andere sociaaldemocratische initiatieven om arbeiders op te voeden was gecompliceerd. De SDAP en het NVV organiseerden zogenoemde socialistische vakantieweken, maar die waren vooral bedoeld om arbeiders in de klassenstrijd te scholen. Een geduchte concurrent was het in 1924 door SDAP en NVV opgerichte Instituut voor Arbeidersontwikkeling (IvAO). Dit richtte zich in eerste instantie op de culturele en algemene ontwikkeling van sociaaldemocratische arbeiders, maar legde zich steeds meer toe op natuurbeleving. Toen het IvAO zich toelegde op kamperen en rondtrekken, lag een fusie voor de hand. Maar binnen de NARV verzetten tegenstanders van de sociaaldemocratie zich daartegen en Borsje moest samen met Piet Voogd van het IvAO voorzichtig onderhandelen om de weerstand te overwinnen en het ledenverlies te beperken. In 1928 besloot de NARV op voorstel van Borsje op te gaan in het veel grotere IvAO. Borsje bedong dat de NARV een onafhankelijke positie binnen het IvAO kreeg met een eigen lidmaatschap en een zelfstandige administratie, waardoor de reisvereniging zich binnen het Instituut snel ontwikkelde tot een zelfstandig onderdeel van de internationale natuurvriendenbeweging. Ook het Reisbureau bleef zelfstandig werken, zeker toen Het Volk en Voorwaarts in 1930 ermee ophielden reizen te organiseren. 

Borsje onderhield contacten met vertegenwoordigers van de NFI, die in Nederland belangstelling kwamen wekken voor reizen naar berghutten in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. In het Arbeiders Toeristen Zomerboekje, dat elk jaar verlucht met foto’s uitkwam, stonden de reizen die hij namens De Natuurvrienden aanbood. Daaronder waren ook skivakanties in de Alpen. Borsje was ervan overtuigd dat de economische crisis het begin inluidde van de ondergang van het kapitalisme. Hij onderzocht de mogelijkheid tot het organiseren van een reis naar de Sovjet-Unie, waarvoor hij het internationale reisbureau Esperanto inschakelde, maar de NFI raadde een dergelijke reis af. De onderlinge verhoudingen tussen NARV en IvAO waren niet altijd goed. Borsje koesterde minder pretenties dan IvAO-bestuurder en natuurkenner Henk van Laar. De vriendelijke Borsje wilde de leden vooral ontspanning bieden, terwijl de meer autoritaire Van Laar de leden aan het werk wilde zetten voor natuurbescherming. Samen met Voogd en Van Laar begon Borsje naast het Troelstra-oord ook andere accommodaties voor arbeiderstoerisme te ontwikkelen. Hij hielp mee het eerste natuurvriendenhuis, Krikkenhaar bij Almelo, op te richten. Bij de opening in 1928 sprak hij de wens uit dat er meer natuurvriendenhuizen zouden komen. Al snel beschikte het IvAO over vier natuurvriendenhuizen en een kampeerterrein op Oostvoorne. Tijdens de crisisjaren werden deze gebruikt om werkloze SDAP- en NVV-leden een vakantie te verschaffen. Borsje hielp mee het IvAO verder te ontwikkelen. Hij was tot 1933 voorzitter van De Natuurvrienden en daarna tot 1938 lid van het landelijk bestuur. Ook vanuit deze functies sprak hij voor de VARA over de rol van De Natuurvrienden binnen de sociaaldemocratie en bleef De Natuurvrienden op de NFI-congressen vertegenwoordigen. Met het aan de macht komen van Hitler in Duitsland, die de NFI spoedig onmogelijk maakte, besloten De Natuurvrienden niet meer naar Duitsland en later Oostenrijk te reizen. Borsje waarschuwde tegen fascisme en nazisme en verlegde de reizen naar de Franse Vogezen. Hij kon dat doen omdat hij vanaf 1931 de redactie voerde van de Gids voor natuurvrienden, grafisch verzorgd door Fré Cohen, waarin reistips werden gegeven en reclame werd gemaakt voor kampeerartikelen en overnachtingadressen. De Gids werd in 1934 opgevolgd door de Reisgids van de Natuurvrienden, waarvan Huib de Ru de ontwerper was en het Arbeiders-Reisbureau de uitgever. In al die gidsen liet Borsje een aanmeldingsformulier voor reizen invoegen. In 1938 verloor de NARV zijn onafhankelijke positie binnen het IvAO en verdween Borsje uit het landelijk bestuur. Zijn blad De Natuurvriend ging in 1939 op in De Toorts, het maandblad van het IvAO. Borsje moest weinig hebben van de meegaande houding van een deel van het IvAO-bestuur tegenover de Duitse bezetter in 1940. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam zijn oudste zoon en verzetsstrijder Pieter om in het concentratiekamp Dachau.

Na 1945 bleef de gepensioneerde Borsje, die zich aansloot bij de Partij van de Arbeid, tot op hoge leeftijd betrokken bij het natuurvriendenwerk binnen het IvAO. In 1947 werd op initiatief van het NVV samen met de confessionele vakorganisaties het Comité voor Volkstourisme opgericht, waarbij De Natuurvrienden zich aansloten. Het Comité probeerde vakanties te organiseren voor arbeiders door het opzetten van reisspaarkassen. Borsje genoot nog steeds aanzien en in 1955 werd hem de eer gegund het nieuwgebouwde Krikkenhaar, dat door een brand in de as was gelegd, te heropenen. In maart 1960 werd Borsje in het Haagse bejaardenoord Moerwijk, waar hij en zijn vrouw woonden, als ‘Natuurvriend nr. 1’ gehuldigd door het Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk (NIVON), dat in 1959 uit het IvAO en De Natuurvrienden was voortgekomen. Per brief kreeg hij ook de felicitaties van Drees. Bij de opening van het Koos Vorrink-huis bij Lage Vuursche eind 1962 verscheen Borsje met zijn vrouw naast bestuurders, zoals NIVON-voorzitter A.C.J. de Vrankrijker, voor het laatst in de openbaarheid. Een half jaar later overleed hij. In 1963 kwam eindelijk de door Borsje gewenste ontwerpwet voor een wettelijke vakantie op de agenda van de Tweede Kamer. Op de crematie herdachten Drees en Kees de Boer, voorzitter van de Stichting Natuurvriendenhuizen, hem als trouwe kameraad uit de Haagse sociaaldemocratische beweging.

Literatuur: 

C.A.M. Diepenhorst, De Sociaaldemocratie in de Residentie (Den Haag 1932); G. van der Houven, Een halve eeuw. Gedenkboek van de Algemene Nederlandse Metaalbewerkersbond 1886-1936 (Amsterdam 1936); L. Buurman, Ons Volksgebouw 1918 – 3 augustus – 1948 (Den Haag 1948); J. Wacht, Heet voor de vuren. Een halve eeuw ontvoogdingsstrijd der Rotterdamse metaalbewerkers (Rotterdam 1954); Zestig jaar Natuurvriendenbeweging 1895-1955 (Zürich 1955); A.C.J. de Vrankrijker, Volksontwikkeling. Geschiedenis en problemen van het sociaal-culturele werk in Nederland (Assen 1962); Het Vrije Volk, 28.6.1963; G. Harmsen, Natuurbeleving en arbeidersbeweging. De Nederlandse socialistische arbeidersbeweging in haar relatie tot natuur en milieu (Amsterdam 1992); L. Brug e.a. (red.), Organisatie in het ijzeren tijdperk. De ANMB gegevens van J.G. Sikkema toegelicht en aangevuld (Amsterdam 1995).

Portret: 

Maarten Borsje, IISG

Handtekening: 

Huwelijksakte van Borsje/Van Varik dd 27 juni 1900. Reg 1900H, akte 1210 ; akteplaats Rotterdam. Als bruidegom.

Auteur: 
Jannes Houkes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2017)