LIGT, Bartholomeus de

Bart de Ligt

(roepnaam: Bart), christen-socialistisch, later anarchistisch anti-militarist, is geboren te Schalkwijk op 17 juli 1883 en overleden te Nantes op 3 september 1938. Hij was de zoon van Nicolaas Marinus de Ligt, Nederlands-hervormd predikant, en Everdina Verbrugh. Op 17 november 1918 trad hij in het huwelijk met Catharina Lydia van Rossem, die al een dochter had en met wie hij een zoon kreeg.
Pseudoniem: J. Tellinck.

De Ligt groeide op in een orthodox protestants milieu. Het heeft hem veel moeite gekost zich hieraan te ontworstelen. Tijdens zijn studie theologie in Utrecht (1903-1910) onderging hij vooral invloed van mensen buiten de theologische faculteit. Ook de theoloog A.H. de Hartog leidde hem in vrijere banen, terwijl G.J.P.J. Bolland hem blijvend onder invloed van G.W.F. Hegel deed komen. De geschiedenisopvatting van Hegel en het Duitse idealisme vormden het raamwerk van De Ligts denken. De geschiedenis zag hij als 'wordende vrijheid', waarin de mens steeds redelijker en meer zedelijk handelend de hem omringende werkelijkheid en zichzelf beheerst.

In 1909 trad De Ligt samen met A.R. de Jong en Truus Kruyt-Hoogerzeil toe tot de redactie van het christelijk-sociaal maandblad Wereldvrede. Zij naderden met hun opvattingen in toenemende mate het christen-socialisme. In 1910 traden zij toe tot de Bond van Christen-Socialisten (BCS), nadat zij zich ervan vergewist hadden dat daarin ook ruimte was voor hen, die zich niet als stringent orthodox beschouwden. In 1910 werd De Ligt predikant in Nuenen. In die jaren verdiepte hij zich intensief in het sociale vraagstuk en de socialistische literatuur. Fel hekelde hij de opstelling van de kerken inzake het sociale vraagstuk in Profeet en volksfeest (Amsterdam 1913) en de oorlog en het imperialisme in Profeet en volksnood (Amsterdam 1914). In de BCS ging De Ligt een belangrijke rol spelen bij de herziening van het beginselprogramma - Ontwerp Beginselverklaring (Schiedam 1912) -, als redacteur van het bondsorgaan Opwaarts en als bestuurslid. Het socialisme zag hij als de maatschappelijke vormgeving van het christelijk beginsel van de liefde. Hij pleitte voor een eigen christen-socialisme. De opstelling van de christelijk-socialen verwierp hij als niet consequent genoeg. De SDAP was principiëel godsdienstloos en wezenlijk anti-godsdienstig. Bovendien moest voor de christen-socialist de klassenstrijd opgeheven worden in de rechtsstrijd, die op heilige wijze gevoerd moest worden. Hoewel hij de waarde van de marxistische maatschappij-analyse erkende, bleef voor hem het ethisch motief altijd primair voor zijn handelen. Hij werkte mee aan de samenwerking tussen religieus-socialisten in het Socialistisch Verbond als redacteur van het orgaan De Samenwerking (1912-1914) en het Religieus-Socialistisch Verbond (vanaf 1915). Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij één van de leidinggevende figuren in de dienstweigeringsbeweging Hij verwierp de oorlog omdat deze vloekte met het liefdesbeginsel en bovendien imperialistisch was. Hij was één van de opstellers van het manifest De schuld der kerken (1914), begon met zijn collega J.W. Kruyt een 'Actie voor Consciëntievrijheid' en was één van de opstellers van het Dienstweigeringsmanifest (1915). Dit laatste bracht hem vijftien dagen in de gevangenis (1916). Eerder was hij wegens een op 6 juni 1915 gehouden anti-militaristische Pinksterpreek zonder vorm van proces uit de Zuidelijke provincies verbannen. Voorjaar 1917 werd hij ook uit de provincies Overijssel en Gelderland verbannen. Hij wijdde zich nu geheel aan revolutionaire activiteiten en hield veel lezingen, onder meer voor de Internationale School voor Wijsbegeerte in Amersfoort.

Met anderen in de BCS maakte De Ligt een diepe geestelijke crisis door, die uitliep op zijn bedanken voor de BCS (1919). Hij was boven het christendom uitgegroeid tot een algemeen religieus levensbesef, dat gekenmerkt werd door een universele verbondenheid met mensen en al het levende. Wel pleitte hij voor een vrijdenken, dat niet een botte negatie was van godsdienstige waarden, maar de positieve elementen daarin onderkende, zoals blijkt uit zijn latere brochure Godsdienst en atheïsme (Nieuwe Niedorp 1934). Behalve door zijn negatieve ervaringen met kerk en staat, was zijn overgang beïnvloed door diepgaande cultuurfilosofische studies, waarin vooral vrijdenkers en anarchistische auteurs als J.M. Guyau hem beïnvloedden. Hij werd actief in de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging (IAMV) en was één van de initiatiefnemers van de oprichting van het Internationaal Anti-Militaristisch Bureau (IAMB) in 1921, waarvan hij voorzitter werd. Propagandistisch en organisatorisch is hij voor het IAMB van grote betekenis geweest. Geruchtmakend werd zijn toespraak bij de massademonstratie tegen de gevangenschap van de in hongerstaking zijnde dienstweigeraar Herman Groenendaal, waarin hij de menigte opriep tot werkstaking (1921). Het leverde hem 26 dagen gevangenisstraf op. Van het met de IAMV verbonden blad De Wapens Neder was hij redacteur van 1922 tot 1925. De Ligt behoorde in 1919 tot de oprichters van de Bond van Revolutionair-Socialistische Intellectueelen, waarvan hij geruime tijd voorzitter was en tot de opheffing in februari 1922 bestuurslid. Van het officieuze orgaan van de Bond, De Nieuwe Amsterdammer, werd hij redactielid. De Russische Revolutie begroette hij aanvankelijk met enthousiasme, maar hij ging deze steeds meer bestrijden vanwege haar gewelddadigheid en onderdrukking. Niet minder fel hekelde hij de pogingen van de geallieerden om de revolutie te doen mislukken. Het anarchistencongres te Berlijn van 25 tot 31 december 1921 bevestigde zijn vermoedens. Hij keerde er zich tegen diegenen, die meenden dat in een revolutionaire situatie het doel de middelen zou heiligen en schreef Anarchisme en revolutie (Baarn 1922). Het anarchisme met zijn principes van zelforganisatie en zelfregering achtte hij principieel superieur aan het marxisme, maar hij meende wel dat het eerste, wat maatschappij-analyse betrof, veel te leren had van het marxisme. In 1924 was hij betrokken bij de oprichting van het Sociaal-Anarchistisch Verbond en één van de redacteuren van het verbondsorgaan De Vrije Samenleving.

In 1925 vestigde De Ligt zich met zijn gezin bij Genève om meer tijd voor studie te krijgen en vanwege zijn zwakke gezondheid. Zijn directe betrokkenheid bij acties in Nederland werd hierdoor minder. Verscheidene malen per jaar kwam hij naar Nederland om lezingen te houden. In deze tijd publiceerde hij een aantal belangrijke werken zoals De Wedergeboorte van Maria (Arnhem 1926), over de door hem van groot belang geachte emancipatie van de vrouw, Vrede als daad (Arnhem deel 1 1931, deel II 1933), een geschiedenis van de radicale vredesbeweging, en een biografie van de zeer door hem bewonderde Erasmus (Arnhem 1936). Belangrijk was ook zijn medewerking aan het avantgardetijdschrift i 10 (1927-1929), waarin hij filosofische beschouwingen publiceerde die gebundeld werden in Wereldcrisis en wijsbegeerte (Arnhem 1928). Hierin pleitte hij voor een universele wereldcultuur en hekelde hij de superioriteitsgevoelens van de Westerse mens. In 1927 werd hij medewerker van het blad Bevrijding. Vanaf 1930 was hij redacteur en bracht hij het blad op hoog niveau. Bekend werd zijn briefwisseling met M. Gandhi over diens opvattingen over geweldloosheid, Een wereldomvattend vraagstuk (Utrecht 1930). De oorlogsdreiging in de jaren dertig deed hem een verzetsplan op basis van geweldloosheid tegen de oorlog uitwerken. Dit verscheen als Mobilisatie tegen den oorlog! (Nieuwe Niedorp 1934). Voorts was hij in 1937 één van de stuwende krachten achter de Rassemblement International contre la Guerre et le Militarisme. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog behoorde hij tot diegenen, die het revolutionaire geweld niet zonder meer veroordeelden maar dit ook niet wilden ondersteunen. Hij pleitte voor het zoveel mogelijk toepassen van geweldloze strijdmiddelen. Werkend aan een internationale werkgroep voor een 'wetenschap van de vrede' en een 'vredesacademie' bleef hij te veel van zich zelf vergen, hetgeen bijdroeg tot zijn vroegtijdig overlijden. De Ligts betekenis is dat hij de strijd voor geweldloosheid plaatste in het perspectief van de bevrijding van de mensheid en zijn antimilitarisme verbond met de vrijheidsstrijd van het proletariaat, vrouwen en gekolonialiseerde volkeren. Centraal stond voor hem de mens als persoon: de redelijk en zedelijk handelende mens, die op basis van een geestelijke weerbaarheid niet meer wil en kan doden en geweldloze strijdmethoden hanteert.

Publicaties: 

Behalve de genoemde: 'Inleiding' in: J. Giesen, Nieuwe geschiedenis (Rotterdam 1923); Kerk, cultuur en samenleving (Arnhem 1925); Naar een vrije orde. Bloemlezing uit de werken van Bart de Ligt (Arnhem 1951); De intellectuelen en de moderne oorlog (Bergen NH 1986); bibliografie in: Bart de Ligt 1883-1938 (Arnhem 1939) 256-272 en in: H. Noordegraaf, W. Robben (red.), Drie generaties over Bart de Ligt (zie onder Literatuur).

Literatuur: 

Vooruit, 13.9.1938; W. Banning in: Het Kouter, september 1938, 281-283; A.R. de Jong in: Bevrijding, 1938, 133; D. de Lange in: Bevrijding, 1938, 146-147; H. Roland Holst, in: Bevrijding, 1938, 132; H. Sterk in: Bevrijding, 1938, 134; A. Storm in: Bevrijding, 1938, 132-133; Bart de Ligt 1883-1938 (Arnhem 1939); W. Jochem in: Bevrijding, 1939, 175; H. Roland Holst in: De Vlam, 4.9.1948; P. Schut in: De Vlam, 4.9.1948; G.A. van den Bergh van Eysinga in: Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte en Psychologie, 1949, 17-18; P. Spigt in: De Vrijdenker, 16.4.1956; Bart de Ligt 1883-1938 (Groningen 1958); J.J. Buskes in: Tijd en Taak, 21.9.1963; P.J. Meertens in: Wending, 1963, 566-569; G. Nabrink in: De 3e weg, april 1963; K. Strijd in: Militia Christi, 28.9.1963; O. Lankhorst, Bart de Ligt (1883-1938) (Kandidaatsscriptie Nijmegen 1975); G. Jochheim - Antimilitaristische Aktionstheorie, Soziale Revolution und Soziale Verteidigung (Assen 1977); J.A.M. Verboom, Christensocialisme en antimilitarisme in en rond Eindhoven voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog (Eindhoven 1980); W. Robben, De Nederlandse vredes-aktivist Bart de Ligt (1883-1938). Zijn leven en denken tot 1919 (Zwolle 1982); De Ligt-nummer van De As, nr. 62, april/juni 1983; T. van Helmond in: NRC Handelsblad, 10.12.1983 met reactie L. Hornstra in: 7.1.1984; H. Noordegraaf, Antropologie bij Bart de Ligt (Schiedam 1983); H. Noordegraaf, 'Bart de Ligt en SDAP' in: Tijd en Taak, 5.3.1983; E. van der Tuin, 'Briefwisseling tussen Ghandi en De Ligt' in: Historisch vredesonderzoek, 2e jrg. nr. 3, 1983, 1-4; Sj. de Vrij in: Leeuwarder Courant, 16.7.1983; N.P. van Egmond in: BWN II, 352-354; H. Noordegraaf, 'Inleiding' in: B. de Ligt, De intellectuelen en de moderne oorlog (Bergen NH 1986) 9-38; H. Noordegraaf, W. Robben (red.), Drie generaties over Bart de Ligt (1883-1938) als vredesaktivist, christensocialist, anarchist, vrijdenker en humanist (Zwolle 1988); H. Noordegraaf, Het christen-socialisme van John William Kruyt en Truus Kruyt-Hogerzeil (Voorburg 1990); H. Noordegraaf, Henri van den Bergh van Eysinga. Revolutionair predikant en volksopvoeder 1868-1920 (Zutphen 1991); H. Noordegraaf, Niet met de wapenen der barbaren, het christen-socialisme van Bart de Ligt (Baarn 1994); H. Noordegraaf, 'Bart de Ligt: een geëngageerd intellectueel op het breukvlak van twee eeuwen' in: H. Krop, S. Thissen (red.), De wijsbegeerte van het fin de siècle (Rotterdam 1996) 95-108; H. Noordegraaf, 'Het religieus-humanistisch antimilitarisme van Bart de Ligt' in: P. Derkx e.a. (red.), Voor menselijkheid of tegen godsdienst? Humanisme in Nederland, 1850-1960 (Hilversum 1998) 101-115.

Portret: 

B. de Ligt, 1903, uit: Inventarissen van de archieven van het Theologisch-Litterarisch Gezelschap 'Secor-Dabat' te Utrecht 1844-1869

Handtekening: 

Huwelijksakte van De Ligt/Van Rossem dd. 17 december 1918. Archief 463, reg. 234-12, akte 36, akteplaats De Bilt. Als bruidegom.

Auteur: 
Herman Noordegraaf
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 3 (1988), p. 123-126
Laatst gewijzigd: 

17-11-2010 (tekstcorrectie: "tegen geweldloosheid" vervangen door "voor geweldloosheid")
25-06-2018 (dochter echtgenote vermeld)