WEG, Henricus Ursinus van de

Hein / Henri van de Weg

(roepnaam: Hein of Henri), sociaaldemocratisch journalist en verzetsman, is geboren te Dordrecht op 10 oktober 1894 en overleden te Amsterdam op 9 maart 1960. Hij was de zoon van Johannes Adrianus van de Weg, mede-eigenaar van een houtkoperij en loonzagerij, en Gesina Willemina Dirks. Op 22 augustus 1918 trad hij in het huwelijk met Clasina Wilhelmina van Anrooij, bureauambtenares bij de Dienst van het Stoomwezen.

Doordat twee van de zes kinderen op jonge leeftijd overleden, groeide Van de Weg op als jongste van vier kinderen. Zijn moeder overleed toen hij nog geen drie jaar was. Zijn vader was mede-eigenaar van een houtkoperij en loonzagerij in Dordrecht, een familiebedrijf. Van de Weg begon zijn carrière als kantoorbediende en debuteerde in 1916 als dichter in het literaire tijdschrift Het Getij, waaraan ook de dichter Herman van den Bergh en de essayist Constant van Wessem verbonden waren. Hij had ontegenzeglijk een talenknobbel. Hij sprak in ieder geval Esperanto en Russisch en vertaalde uit het Duits en het Engels. Tussen 1919 en 1922 verschenen bij de Larense uitgeverij A.G. Schoonderbeek in de populaire reeks ‘Karl May’s reisavonturen’ dertien delen die hij uit het Duits had vertaald. De illustraties waren van de hand van Henri van de Velde, de latere nationaalsocialistische schilder. In de tweede helft van de jaren twintig maakte Van de Weg vertalingen uit het Engels, onder andere van avonturenromans van de Amerikaanse tegenhanger van May, Zane Grey, voor uitgeverij D. Bolle te Rotterdam. Sommige van zijn vertalingen verschenen als feuilleton in verschillende kranten, waaronder Het Volk. Van de Weg was in 1918 getrouwd, maar het echtpaar kreeg geen kinderen. Wel kwam in juni 1934 de vijfjarige Kitty Janssen bij hen wonen. Haar ouders konden niet voor haar zorgen en deze tijdelijke oplossing groeide uit tot een semipermanente. Haar moeder, die in Nederlands-Indië woonde, zou haar komen ophalen, maar door de oorlog werden moeder en dochter pas in 1946 herenigd.

Van de Weg begon zijn journalistieke loopbaan waarschijnlijk in 1915 als opmaakredacteur bij De Courant/Nieuws van den Dag, een Telegraaf-dochter. Hier werkte hij tot Jan Willem Matthijsen hem eind jaren twintig naar De Arbeiderspers (AP) haalde. Matthijsen was in 1928 begonnen van het sociaaldemocratische Het Volk een krant te maken voor een breder publiek dan alleen de rode familie. Het moederbedrijf AP, toen nog gevestigd aan de Keizersgracht, had iemand nodig die op het gebied van opmaak ter zake kundig was. Ter voorbereiding van de verhuizing van de AP naar het Hekelveld stuurde directeur Y.G. van der Veen Van de Weg en zijn collega Johan Winkler op stage naar de Daily Herald, destijds in Londen een populaire krant van de Britse arbeidersbeweging, die ook onder de middenklassen een grote afzet kende. Hier kreeg Van de Weg een beter inzicht in een aantrekkelijke krantenopmaak. Het vernieuwde Het Volk, dat in 1930 het licht zag, dankte zijn uiterlijk in hoge mate aan hem. Geënthousiasmeerd door zijn Londens verblijf schreef hij een handleiding voor AP-journalisten die legendarisch werd als de ‘koppenbijbel’. Van de Weg ontwikkelde zich tot een allround journalist en doorliep alle ‘stadia’ van de journalistiek, van opmaker tot verslaggever, chef-nieuwsdienst en stadsredacteur om te eindigen als weekbladjournalist. Als redacteur binnenland begon hij in 1936 met andere verslaggevers een actie om de werkloze en arme slachtoffers van een grote brand op Amsterdamse Oudezijds Achterburgwal financieel te steunen.

Na de Duitse bezetting van Nederland werd op 20 juli 1940 de nationaalsocialist M.M. Rost van Tonningen commissaris van de SDAP en aanverwante bedrijven en organisaties, waaronder de AP. Van de Weg koos er bewust voor bij de krant te blijven werken. Nog diezelfde zomer begon hij samen met collega-journalist Wijnand Romijn de OZO-Berichten te verspreiden in een oplage van vijf. Zij vulden deze met nieuws dat de gelijkgeschakelde pers niet haalde. OZO stond voor ‘Oranje zal overwinnen’, een vaker gebruikte afkorting in de toenemende stroom van illegale publicaties. De berichtgeving eindigde steevast met de oproep aan de ontvanger het blaadje te vermenigvuldigen en te verspreiden. Toen Rost van Tonningen ter ore kwam dat er illegale lectuur in de AP werd vervaardigd, gaf hij de pro-Duitse hoofdredacteur Willem Goedhuys de opdracht een onderzoek in te stellen. Van de Weg werd gesignaleerd op de buizenpost terwijl hij bezig was illegale blaadjes te tikken. Ook zou hij zich samen met Romijn verdacht hebben opgehouden. Een redacteur zou hen hebben aangegeven en op basis van een aantal eenmalig gebruikte carbonvellen, die in het bureau van Van de Weg werden gevonden, kon het bewijs worden geleverd. Beiden werden in november 1940 gearresteerd. Tegen Romijn liepen nog enkele andere aanklachten, waaronder het verbergen van joodse vluchtelingen. Van de Weg werd tot vijf maanden, Romijn tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld. Hun gevangenschap vond plaats in het huis van bewaring te Scheveningen. 

Na zijn vrijlating bleven Van de Weg en zijn echtgenote onderduikers onderbrengen, ook in hun eigen huis aan de Stadhouderskade. Soms maakten zij er met veel pret en lawaai een huishouden van Jan Steen van. De journaliste Lies van Weezel, die hem in het voorjaar van 1943 in verband met de onderduik van derden opzocht, sprak met hem terwijl hij rustig achter zijn bureau zat. Nadat hij haar verhaal had aangehoord, gaf hij met een paar woorden de spaarzame mogelijkheden aan. Van Weezel: ‘Velen onzer zijn via zijn huis gedoken, talloze stam- en bonkaarten moeten daarbij door zijn handen zijn gegaan, van sommige zijner onderduikers zette hij het bedrijf voort, zodat de inkomsten konden doorgaan. Niets verdroot hem meer dan dat hij mensen die hij kende en waardeerde niet tot onderduiken had kunnen bewegen.’ Begin 1943 kwam Van de Weg in contact met R. Kampstra, een vroegere opmaakredacteur van Het Volk, die hem verboden telexberichten toespeelde, alsmede de clichés van foto’s voor het illegale signalementenblad. Via Kampstra werd contact gelegd met een AP-zetter voor het verrichten van illegaal drukwerk. Op basis van de door Van de Weg in zijn onafscheidelijke blocnootjes verzamelde moppen en verhalen, stelde hij in 1944 het boekje Ken-je-die samen. Volgens de titelpagina was het ‘een bundeltje volkshumor uit de oorlogsjaren, soms leuk, soms venijnig, soms een tikje grof, maar altijd anti-Duits, wat niet anders kan, omdat Nederlanders ze aan elkaar vertelden’. Het werd uitgegeven door Uitgeverij D.A.V.I.D. (De Algemene Vrije Illegale Drukkerij) met een omslagillustratie van Marten Toonder. Andere illustraties waren van de striptekenaar Jan Dirk van Exter. In 1944 en 1945 leverde Van de Weg beschouwende artikelen aan het illegale blad Paraat. Kort na de bevrijding verscheen een bundel met 49 spotprenten van Jan Rot die eerder in Paraat hadden gestaan. Het woord ter inleiding en de verklarende bijschriften zijn van Van de Weg. Geprobeerd was het boekje als illegale publicatie gereed te maken, maar de moeilijkheden bij het laten maken van de clichés vertraagden het verschijnen. Kort na de bevrijding verscheen Vijf jaar hakenkruis over Nederland, een uitgave van het nu bovengrondse en aan de Partij van de Arbeid (PvdA) en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen gelieerde Paraat. Van de Weg vormde met Hendrik Oosterhuis, Rot en Carel Woltz de redactie, maar toen Paraat op 5 april 1946 een partijweekblad werd van de PvdA, hadden de oprichters de redactie al verlaten.

Na de oorlog was Van de Weg opvallend mild over de velen die tijdens de oorlog minder flink waren dan hijzelf, of zelfs fout waren geweest. Hij had deze mensen voor de oorlog gekend in hun goede eigenschappen en in hun zwakheid. Over Goedhuys zou hij zeggen dat deze onder alle omstandigheden had getracht de AP in stand te houden. Van de Weg speelde een rol in het samenwerkende verzet, maar de strijd om de macht vervreemdde hem ervan. Hij was een gevoelsmens die zonder valse sentimentaliteit en zonder enige zelfverheffing over de feiten van de oorlog sprak. Na de oorlog kende hij zowel privé als in zijn werk de nodige teleurstellingen, maar hij slaagde erin niet verbitterd te raken. Daarvoor, aldus Van Weezel, was hij te beminnelijk en te bescheiden. Op 1 april 1947 trad Van de Weg in dienst van Het Parool, waar hij bureauredacteur werd en aansluitend chef nieuwsdienst. Het Parool onderhield zowel met het noodlijdende Vrij Nederland (VN), dat door de Stichting Het Parool in leven werd gehouden, als met de Groene innige betrekkingen in de vorm van personele unies. Dit verklaart waarom Van de Weg met ingang van 1950 bij VN/de Groene werd gedetacheerd. Hier viel hij op omdat hij geen gebruik maakte van een schrijfmachine, maar zijn handschrift bezorgde de zetters geen probleem. Winkler, voor wie VN het derde blad was waar hij met Van de Weg samenwerkte, had de indruk dat deze bij VN ‘zijn meest eigen journalistieke zelf’ vond. Eindelijk was hij bevrijd van de druk die het werken bij een dagblad met zich meebrengt en van het hollen tussen redactie en zetterij. Voor VN schreef Van de Weg tal van onthullende reportages, bijvoorbeeld over de falende ouderenzorg. Maar hij ging voor een sfeerreportage ook naar de Jaarbeurs of het Drentse dorp Norg. In april 1955 mocht hij, als enige verslaggever in dienst van VN, verslag doen van de onder het hoofdstedelijk trampersoneel uitgebroken algemene staking, die niet door de van overheidswege erkende vakbonden werd gesteund. Van de Weg kon de stakers navoelen, maar ging in zijn berichtgeving niet zo ver dat hij de staking verdedigde. Met zijn verslag had Van de Weg een primeur, omdat het de eerste keer was dat het beschouwende element in VN plaats maakte voor het nieuwselement, het eerste wapenfeit van de nieuwe hoofdredacteur Mathieu Smedts. Van de Weg schreef relatief veel artikelen over de zeevaart, wat in 1958 culmineerde in zijn boek Glorie ter zee over Nederlandse reddingswerkers, slepers en bergers.

Van de Weg betoonde zich een uiterst betrouwbaar collega op wie men altijd kon rekenen voor een snelle vertaling of een snel commentaar op de gebeurtenissen van de dag. Zijn werk was zijn leven, helemaal toen zijn vrouw kort na de Amsterdamse staking uit 1955 overleed. Zijn collega’s waren ervan overtuigd dat hij van eenzaamheid en verdriet zou sterven als hem zijn werk zou worden ontnomen. Met zijn naderend pensioen gaf Van de Weg te kennen dat hij toch graag zijn werk voor VN wilde continueren. Smedts stuurde hem in de vroege zomer van 1959 op reportagereis naar de Sovjet-Unie. Hij kon daarover smakelijk schrijven en vertellen. Aan Van Weezel vertelde hij later: ‘“Als ik mij daar met iemand in het Esperanto kon onderhouden, dan was het tien tegen één een Jehoede.” En dat deed hem, Dordrechtenaar van geboorte, maar Amsterdammer uit overtuiging, bijzonder veel genoegen.’ Van de Weg leed aan een maagkwaal, waaraan hij werd geopereerd maar die hem uiteindelijk in 1960 fataal werd. 

Publicaties: 

[vertalingen uit het Duits:] K. May, Het zand des doods: (El raml el helahk) (Laren 1919); K. May, De bloedprijs geschonken (Laren 1919); K. May, Het kruis van Jussuf Ali (Laren 1919); K. May, Twee Giaurs in een moskee (Laren 1919); K. May, De jacht op den paardendief (Laren 1920); K. May, Het loon van Aboe el Mawadda (Laren 1920); K. May, Van Moerzoek naar Kairwan (Laren 1920); K. May, De Pimpelpaarse Methusalem of De schat van den Chinees (Laren 1920); K. May, Het schot in de rotskloof (Laren 1920); K. May, De valsche talisman (Laren 1920); K. May, Het klokje in de bergen (Laren 1920); K. May, De gevloekte (Laren 1920); K. May, De blinde uit de woestijn (Laren 1921); F. Hollaender, Het laatste geluk (Laren 1921); M. Diers, Die niet mogen sterven (Laren 1922); [vertalingen uit het Engels:] Z. Grey, Naar de overwinning (Rotterdam 1925); Ch. Garvice, Nance (Rotterdam 1925); Z. Grey, De wind des doods (Rotterdam 1926); Z. Grey, Milly’s doodenrit (Rotterdam 1926); B. Tarkington, Op eenzamen post (Rotterdam 1926); Z. Grey, Waar de tarwe rijpt (Rotterdam 1926); Ch. Garvice, Zigeunerbloed (Rotterdam 1927); Z. Grey, De wildernis overwonnen (Rotterdam 1927); Z. Grey, De jacht op het rossige paard (Rotterdam 1927); Z. Grey, In den greep der woestijn (Rotterdam 1927); B. Tarkington, Toen alles afbrak (Rotterdam 1928); [overige publicaties:]: Nieuwe gids van Amsterdam (Amsterdam 1928); Ken-je-die? (Amsterdam 1944); Vijf jaar hakenkruis over Nederland (‘s-Gravenhage 1945, inleiding, bijschriften en commentaren); Glorie ter zee. Van redders, slepers en bergers (Amsterdam 1958); ‘Al te vaak faalt de verzorging van ouden van dagen’ in: Vrij Nederland, augustus 1958 (reportage serie); ‘Waarom en tegen welke prijs de Oranjelijn werd verkocht aan de KPM’ in: Vrij Nederland, 23.8.1958; ‘Hongeroproer in de Jordaan’ in: F. Endt (red.), Weet je nog wel de jaren dertig… (Amsterdam 1960) 17-22; ‘Max Blokzijl; Een herinnering aan “Goedenavond volksgenoten…”’ in: Vrij Nederland, 30.4.1960; ‘Het euvel der gedwongen alimentatie’ in: Vrij Nederland, 5.11.1960; ‘Armoe was troef onder de laatste tsaar’ in: Vrij Nederland, 3.12.1960.

Literatuur: 

Het Parool, 11.11.1947; ‘H. van de Weg – journalist – overleden’ in: Het Parool, 9.12.1960; J. Winkler, ‘Hein van de Weg’ in: De Journalist, 17.12.1960; J. Winkler, ‘In memoriam Hein van de Weg’ in: Vrij Nederland, 17.12.1960; M. Smedts, ‘Zijn werk was zijn leven’ in: Vrij Nederland, 17.12.1960; L. v[an] W[eezel], ‘H.U. van de Weg’ in: Nieuw Israëlitisch Weekblad, 23.12.1960; ‘De bloknootjes van Hein van de Weg’ in: Vrij Nederland, 2.5.1970; L. Lewin, Het clandestiene boek 1940-1945 (Amsterdam 1983); I. Cornelissen, ‘Memoires van een ernstige twijfelaar’ in: NRC Handelsblad, 4.6.1983; I. Cornelissen, Mathieu Smedts. De katholiek die Vrij Nederland redde (Amsterdam 2006); M. van der Heijden, Jan Rot. Leven en werk van een sociaal-democratisch tekenaar (1892-1982) (Amsterdam 1988); L.E. Winkel, De ondergrondse pers 1940-1945 (Amsterdam 1989); G. Mulder en P. Koedijk, Léés die krant! Geschiedenis van het naoorlogse Parool 1945-1970 (Amsterdam 1996); J. Jansen van Galen, De Gouden jaren van het linkse levensgevoel. Het verhaal van Vrij Nederland (Amsterdam 2016); F. Roest, ‘Hein van de Weg, vertaler van Karl May’ in: De Witte Bizon, nr. 22, oktober 2017, 21-23.

Portret: 

Bron: Vrij Nederland, 17.12.1960

Handtekening: 

Huwelijksakte van v.d.Weg/v. Anrooij dd. 22 augustus 1918. Akte12, akteplaats Laren. Als bruidegom.

Auteur: 
Bart de Cort
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2019)
Laatst gewijzigd: 

29-11-2020 (spelling voornaam gecorrigeerd)