SIEBENHAAR, Willem

Willem Siebenhaar

(Engelse roepnaam: Seeby), Multatuliaan en Australisch correspondent van Recht voor Allen en De Vrije Socialist, is geboren te Den Haag op 28 juli 1863 en overleden te Littlehampton, Engeland op 26 december 1936. Hij was de zoon van Christiaan Siebenhaar, schermmeester, en Geertruida Johanna Frölich. Op 7 maart 1899 trad hij in het huwelijk met Lydia Bruce Dixon.

Siebenhaar deed aan wedstrijdzwemmen en had intellectuele belangstelling. Als schaker kwam hij uit tegen de Nederlandse kampioen Dirk van Foreest, met wie hij jarenlang correspondentieschaak speelde. Siebenhaars vader was grondlegger van de schermsport in Nederland. Deze had zich ondanks een gebrekkige opleiding opgewerkt tot sergeant-majoor-hoofdschermmeester en was na zijn pensionering onderwijzer gymnastiek en schermkunst. Hij verhuurde atelierruimtes aan Haagse schilders als Georg Breitner. Na zijn dood in 1885 werd zijn vader in De Turnvriend herdacht als godsdienstig, Oranje-lievend en vaderlandsgezind. Waarom Siebenhaar pas op zijn veertiende naar de Hoogere Burgerschool (HBS) ging, is onduidelijk. Hij ontmoette daar een andere oudere leerling, Louis Couperus. De docenten Jan ten Brink en Arnold Stellwagen brachten hem bewondering voor Multatuli bij én liefde voor het toneel. Siebenhaar bezocht op 19 februari 1879 in Den Haag Multatuli’s lezing ‘Wijsbegeerte en Poëzie’. Hij sloot zich als scholier in 1881 aan bij de Sociaal-Democratische Bond (SDB), ‘een partij twee jaar oud toen ik haar leerde kennen. Ik was toen nauw de jongensjaren ontwassen’. Hij kwam bij Ferdinand Domela Nieuwenhuis thuis en mocht graag met hem debatteren en schaken. Hij gaf diens kinderen Theodoor, Ferdinand en Johanna bijles. Met Domela en Kees Croll, die nogal sportief was, ging hij in Scheveningen in zee zwemmen. Siebenhaar richtte de toneelvereniging TALMA op, omdat hij vond dat de Haagse SDB-afdeling in onderlinge samenhang versterkt moest worden door kunstgenot en gezellig samenzijn. De afdeling nam in 1882 de Haagse afdeling Volksonderwijs over, omdat die de SDB-eis tot het verstrekken van schoolvoeding van staatswege niet steunde. Siebenhaar werd penningmeester en polemiseerde over de kwestie met Arnold Kerdijk in Het Volksblad. Na het behalen van zijn HBS-diploma begon Siebenhaar in 1882 de opleiding tot telegrafist. 

Omdat hem als socialist in Nederland iedere betrekking en verdere opleiding onmogelijk gemaakt werd, vertrok Siebenhaar in 1884 naar Londen, waar hij als leraar Frans en Duits werkte, later ook in Reading en Brighton. Tijdens vakanties trok hij naar Den Haag of zwierf met Domela en diens zonen door Zwitserland. Ook bezocht hij met Domela Alexander Cohen in Parijs. Naar eigen zeggen liet hij Domela in gezelschap van Friedrich Engels Londen zien. In 1885 maakte hij kennis met William Morris en diens Socialist League en werd hij anarchist. In 1887 leerde hij dankzij hun ‘Art Evenings’ Edward Aveling en Eleanor Marx kennen. In december van dat jaar haalde Siebenhaar in Den Haag zijn middelbaar-onderwijs-akte Engels en zette zich aan een Engelse vertaling van Carel Vosmaers Nanno. In 1889 verzorgde hij voor het blad Holland-Vlaanderen een Engelse kroniek en schreef hij in Recht voor Allen. De Engelse dichter Percy Shelley was met zijn revolutionaire poëzie een inspiratiebron voor Siebenhaar en de dichter Edward Koster, met wie hij bevriend was geraakt. Ze kregen in De Leeswijzer sonnetten geplaatst, maar De Nieuwe Gids weigerde hun werk. Wel succesvol waren ze in 1891 in het blad van de dichter en Shelley-bewonderaar Jacob Winkler Prins, Wat wij willen. In de Nederlandsche Spectator plaatste Siebenhaar een artikel over de jonggestorven blinde dichter Philip Bourke Marston, die hij via Aveling kende. In Brighton sloot Siebenhaar zich aan bij de plaatselijke Theosophical Society, waarvan hij secretaris-penningmeester werd en de bibliotheek beheerde. Hij had in de Socialist League Annie Besant over theosofie horen spreken en leerde door het lezen van het theosofische blad Lucifer het werk van Helena Blavatsky kennen. De rest van zijn leven bleef hij als anarchist een overtuigd theosoof. Hij raakte via Aveling en Eleanor Marx bevriend met de Nederlander Jack Grein, die met zijn Independent Theatre de opvoering van maatschappijkritische toneelstukken van George Bernard Shaw en Henrik Ibsen mogelijk maakte. In Recht voor Allen van 31 december 1890 hoonde Siebenhaar Lodewijk van Deyssel, die in de beroemde discussie over kunst en socialisme in De Nieuwe Gids het socialisme afwees en Frank van der Goes verweet zich in te laten met de SDB. Hij noemde Van Deyssel een onbeschaamde en onwetende egoïst en bracht hulde aan Van der Goes met diens toetreden tot de SDB. Siebenhaar verbleef toen in Nederland vanwege zijn lezingen over theosofie die hij hield voor de Haagse SDB-afdeling en de afdelingen Den Haag en Amsterdam van het Theosofisch Genootschap. 

In 1891 emigreerde Siebenhaar met Ferdinand Domela Nieuwenhuis jr. op kosten van diens vader naar Perth in West-Australië, toen een stadje van negenduizend inwoners maar ‘booming’ vanwege de goudvondsten. Ook hierheen liet hij Recht voor Allen opsturen. Kort na aankomst interviewde hij de beroemde actrice Janet Achurch, die in Perth speelde, voor Life, het Londense blad van zijn vriend Grein. Achurch kende hij nog uit Londen, waar ze voor het Independent Theatre in Ibsens stukken speelde. Nadat hij in 1892 schaakkampioen van West-Australië was geworden, kreeg Siebenhaar een schaakcolumn in The Western Mail. In allerlei bladen kon hij gedichten en korte verhalen kwijt. Hij werkte als leraar en als ambtenaar en na zijn naturalisatie in november 1894 werd hij statisticus bij het Registrar-General’s Office. Ondanks aandringen van Domela schreef Siebenhaar in deze tijd niet voor Recht voor Allen, omdat hij als Engelstalig auteur wilde slagen. Toen hij in 1896 in de Parijse Revue Socialiste kritisch over Australië schreef, nam Recht voor Allen het stuk over en vermeldde dat Siebenhaar vroeger sobere en degelijke artikelen leverde. Siebenhaar wees op het racisme onder Australische arbeiders en bekritiseerde de Australische Labour Party, die zich tevreden toonde met kleine concessies door het kapitalisme. De achturendag was een verbetering, maar de partij streefde niet naar ‘afschaffing van de loonslavernij’. Hij raakte bevriend met Montague Miller, ‘de timmerman-wijsgeer-socialist’, zoals hij de grote man van het Australische anarchisme noemde. Deze was ook theosoof. In Perth vormden ze een groepje gelijkgestemden, die het werk van Blavatsky lazen en lezingen over feminisme, Peter Kropotkin, William Shakespeare en antimilitarisme organiseerden. Naast De Paradox van Cohen las Siebenhaar De Vrije Socialist, waarin hij artikelen en gedichten publiceerde. Hij raakte geïnteresseerd in de reizen die Nederlandse schepen in de zeventiende eeuw langs de westkust van Australië maakten. De kersteditie van The Western Mail van 1897 bevatte zijn ‘The Abrolhos Tragedy’ over de beruchte ondergang van het schip Batavia in 1629 voor de Australische kust. Het opzienbarende stuk was gebaseerd op een verslag uit 1647. Aan Domela schreef hij dat hij naar Europa kwam om te trouwen en als schrijver door te breken, vermeldend dat Multatuli ook pas op zijn tweeënveertigste beroemd was geworden. Na zijn huwelijk in 1899 ging hij met zijn vrouw in Bromley bij Londen wonen, tegenover Kropotkin, met wie hij omging en later correspondeerde. Hij bezocht Domela en het hoofdkwartier van de Theosofische Vereeniging, die hij op de hoogte hield van de Australische theosofische beweging. Terug in Perth begon Siebenhaar met Emily Nettle, de Australische vrouw van Domela Nieuwenhuis jr., in 1902 het vrouwentijdschrift The Social Kodak, waarin hij feministische artikelen en gedichten schreef.

In De Vrije Socialist schreef Siebenhaar in 1904 dat hij weinig zag in de Nederlandse en de Australische sociaaldemocratie en noemde hij Domela de echte revolutionair. Ook hij zag in de algemene werkstaking de aanjager van de revolutie. In Perth verkeerde Siebenhaar door zijn vriendschap met Miller in de kringen van de International Socialist League, een anarcho-syndicalistische beweging, verwant aan de International Workers of the World (IWW). In 1910 begon hij met de Duitse illustrator Adolph Plate en de journalist Alfred Chandler het kort bestaande literaire maanschrift The Leeuwin. Hij wist in dat jaar zijn autobiografisch gedicht Dorothea in Engeland gepubliceerd te krijgen, waarin hij in het Engels hulde bracht aan Domela en Kropotkin. Het blad De Tijdspiegel vergeleek Dorothea in 1912 met Pan van Herman Gorter en vond het in de boodschap van het socialisme sterker dan Pan. Siebenhaar was vrijwel onbekend in de Nederlandse literaire wereld. Maurits Uyldert had in De Beweging van 1904 een dichtbundel van Koster vernietigend besproken en ergerde zich aan de vele opdrachten daarin, uitroepend: ‘W. Siebenhaar – Wie is Siebenhaar? Ken je Siebenhaar?’. In 1910 werkte Siebenhaar mee aan het enige nummer van het tijdschrift De Spiegel van den Vooruitgang van B.P. van der Voo, waarin hij over Shelley en de Nederlandse literatuur schreef. 

In 1913 reisde Siebenhaar door Engeland om er een bestaan te vinden. Als feminist koesterde hij diepe bewondering voor Emmeline Pankhurst en trad op als spreker voor de suffragettebeweging. In Nederland bezocht hij Domela, die merkte dat Siebenhaar vervuld was van een epos waaraan hij werkte en dat hij Frederik van Eeden ter lezing aanbod. Dit keer vond Siebenhaar het aangenaam in Nederland. De grofheid en de ongemotiveerde vijandigheid van de massa uit zijn jeugd waren verdwenen. Met Domela trok hij naar Twente voor een aantal spreekbeurten. In Enschede voerde ook hij het woord. Hij merkte dat hij Multatuli een betere spreker vond dan Domela. Toen Domela in november bij hem in Londen logeerde, was dat de laatste keer dat ze elkaar zagen. Omdat hij in Engeland geen werk kon vinden, vertrok Siebenhaar opnieuw naar Australië. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog behoorde hij tot de oppositie tegen de verplichte dienstplicht. In The West Australian schreef hij een felle aanklacht tegen de Duitse sociaaldemocratie, die de oorlog niet had tegengehouden. Hij vond dat Domela op de congressen van de Tweede Internationale van 1891 en 1892 gelijk had gehad om oorlog met de algemene werkstaking te willen bestrijden. Behalve over Domela schreef hij over de Internationale School voor Wijsbegeerte, waaraan Van Eeden verbonden was. Hij verdedigde Miller, die als zesentachtigjarige leider van de Australische IWW was gearresteerd omdat hij het verzet tegen de oorlog leidde. Siebenhaar werd daarop beschuldigd illegale activiteiten binnen de IWW te verrichten. Daarom diende hij als Deputy Registrar-General ontslagen te worden. Zijn Dorothea zou bovendien anti-Britse propaganda zijn. Een schorsing volgde en in de rechtszaak werd Siebenhaar, die zijn eigen verdediging deed, van alle beschuldigingen vrijgesproken. Hij stelde een ‘academic anarchist’ te zijn, die een passieve opvatting van het anarchisme had. Hij werd toen een afzijdig iemand genoemd. In 1917 schreef hij Domela enthousiast over de Russische Revolutie, die zijn dichtader deed vloeien. Hij hoopte dat ook in Duitsland de revolutie zou uitbreken. Wat beiden niet wisten was dat de Australische geheime dienst de brieven ook las. In 1918 kreeg hij zijn gedicht ‘Christmas’ geplaatst in The English Review, onder werk van de Engelse anti-oorlogsdichter Siegfried Sassoon. In 1919 schreef hij in het Australische blad The Socialist een aanhanger van Domela en Morris te zijn. Aan het herdenkingsnummer van De Vrije Socialist één jaar na het overlijden van Domela in 1919 droeg Siebenhaar een gedicht bij, waarvan de slotstrofe luidde: ‘O, edelste der harten, menschenvriend/Standvastig en moedig, wijste der profeten/Verguisd, vervolgd, gemarteld onverdiend/Door hoog en laag met dom vervalscht geweten/Der menschheid denkende adel, helderziend/Zal nooit uw kruisgang op deze aard vergeten!’. 

In mei 1922 ontmoette Siebenhaar de Britse schrijver D.H. Lawrence, die ervan droomde in de heuvels rond Perth een commune te starten. Diens essays kende hij uit The English Review en The Word, een Haags drietalig cultureel-politiek weekblad van de Pacific World Union, waaraan ook Frederik van Eeden, Margaretha Meyboom, Felix Ortt en Leo Simons waren verbonden en dat sinds 1919 door de Duitse geheime dienst werd gerund. Siebenhaar wist Lawrence te interesseren voor Multatuli waarop Lawrence hem vroeg de Max Havelaar te vertalen. Lawrence kreeg van Siebenhaar een ongepubliceerd essay over Multatuli en Dorothea mee. Hij vond het essay goed maar het gedicht niks en gooide het boek op weg naar Engeland overboord. In 1923 was de vertaling van de Max Havelaar klaar. De New Yorkse uitgever Alfred A. Knopf gaf het in 1927 uit met een inleiding van Lawrence. Siebenhaar komt als de linkse militant ‘Willy Struthers’ voor in de autobiografische roman van Lawrence, Kangaroo (1923). In 1924 vertrok de gepensioneerde Siebenhaar naar Engeland, waar zijn vrouw al verbleef. Ze woonden in Findon in West Sussex en aan de Italiaanse Riviera, ondanks het door hem verfoeide fascisme. In 1926 hield hij in Nederland lezingen met lichtbeelden over Australië. Hij noemde het land vooruitstrevend en beschreef de Aboriginals als fijnzinnige en moedige mensen, die het onder de kolonisten niet gemakkelijk hadden. Siebenhaar deed in 1931 mee aan de prijsvraag van de vereniging Het Multatuli-Museum, maar zijn manuscript ‘Ontwaakt gij die slaapt’ werd afgewezen. Hij schreef dat als hij nog eens in Nederland kwam, hij het Multatulimuseum zou bezoeken. Maar in 1936 werd Siebenhaar door een auto geschept en overleed drie weken later aan de gevolgen daarvan.

Archief: 

W. Siebenhaar Personal file, Colonial Secretary’s Office, 2033 1919, Cons 752 AN24/2 and Premier’s Dept, 865/30 AN2/10 Acc 1704 in het State Records Office of Western Australia in Perth; ACC 8062A; Wilhelm (sic) Siebenhaar papers in de State Library of Western Australia in Perth.

Publicaties: 

Christiaan Siebenhaar. Stichter der Nederlandsche Schermschool. Eene biografische bijdrage tot de geschiedenis der gymnastiek en schermkunst in Nederland (Den Haag 1888); ‘Le paradis des ouvriers (l’Australie)’ in: Revue socialiste, jrg. 13, nr. 133, 1896, 87-95; ‘Uit den vreemde’ in: De Vrije Socialist, 23.4.1904; Dorothea. A Lyrical Romance in Verse (Londen 1910); ‘Dirk Hartogs’ Landing in Australia’ in: Scottish Geographical Magazine, jrg. 34, nr. 1, 1918, 20-28 en 56-59; Sentinel Sonnets (Melbourne 1919); ‘Multatuli en Domela Nieuwenhuis’ in: De Vrije Socialist, 12.5 en 15.5.1920; Max Havelaar or The Coffeesales of the Netherlands Trading Company (vertaling, met een introductie van D.H. Lawrence) (New York 1927); W. Siebenhaar’s herinneringen aan D.H. Lawrence in: E. Nehls (ed.), A Composite Biography of D.H. Lawrence. Volume III (Madison 1959) 104-112

Literatuur: 

‘Christiaan Siebenhaar, de stichter der Nederlandsche schermschool’ in: Tijdschrift van het Nederlandsch Gymnastiek-Verbond, jrg. 1, nr. 13, 1888, 245-248; ‘W. Siebenhaar, Perth, W.A.’ in: The Australian Town and County Journal, 28.3.1896; ‘Mr. Siebenhaar’s Story’ in: The Daily News, 23.11.1916; ‘Mr. Siebenhaar Writes’ in: The Socialist, 13.6.1919; C.A.M. Diepenhorst, De sociaaldemocratie in de residentie (Den Haag 1932); R. Vanderauwera, ‘Texts and Contexts of Translation. A Dutch Classic in English’ in: Disposito, jrg. 7, nr. 19/21, 1982, 111-121; A. Jongstra, De Multatulianen (Amsterdam 1985); N. Segal, Who and What was Siebenhaar. A Note on the Life and Persecution of a Western Australian Anarchist (Perth 1988); J.T. Boulton (red.), The Letters of D.H. Lawrence. Volumes IV en V (Cambridge 1989); B. Altena (red.), ‘en al beschouwen alle broeders mij als den verloren broeder’. De familiecorrespondentie van en over Ferdinand Domela Nieuwenhuis. 1846-1932 (Amsterdam 1997); O. Classe, ‘Multatuli 1820-1887. Dutch Novelist and Essayist’ in: Encyclopedia of Literary Translation into English (New York 2000) 976-978; ‘Introduction. Lawrence and Australia’ in: D.H. Lawrence, Kangaroo (Cambridge 2002) xix-lvi; O. Wellens, ‘A queer work. De totstandkoming van de tweede Engelse Max Havelaar (1927)’ in: Over Multatuli, jrg. 24, nr. 48, 2002, 36-40; P. Eggert, ‘The Dutch-Australian Connection. Willem Siebenhaar and D.H. Lawrence, Max Havelaar and Kangaroo’ in: Australian Literary Studies, jrg. 21, nr. 1, mei 2003, 3-19; P. Eggert en H.T.M. van Vliet, ‘Anarchist tussen de kangaroes: Willem Siebenhaar meets D.H. Lawrence’ in: De Parelduiker, jrg. 8, nr. 5, 2003, 39-51; biografie aanwezig op: https://adb.anu.edu.au/biography/siebenhaar-willem-13193; F. van Vloten, ‘Rechtvaardigheid bestaat niet en de waarheid is altijd een onvoltooid karwei. Max Havelaar in internationaal perspectief” in: Over Multatuli, nr. 64, 2010, 25-32; L.T.I. Penman, ‘The Wicked and the Fair. Changing Perceptions of Terras Australis through the Prism of the Batavia Shipwreck’ in: A. Scott (red.), European Perceptions of Terra Australis (London 2011) 247-272; P. FitzSimmons, Batavia. Betrayal. Shipwreck. Murder. Sexual Slavery. Courage. A Spine-Chilling Chapter in Australian History (Sidney 2011).

Portret: 

W. Siebenhaar, foto Adair, Perth, Australië. Collectie IISG, Amsterdam.

Handtekening: 

IISG, archief Ferdinand Domela Nieuwenhuis, correspondentie. map. nr.219, brief dd. 21 juni 1899.

Auteur: 
Jannes Houkes
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA online (2021)