GOES, Franc van der

Franc van der Goes

(roepnaam: Goes) theoreticus van het marxisme in Nederland en medeoprichter - 'geestelijk vader' volgens W.H. Vliegen - van de SDAP en de Onafhankelijke Socialistische Partij, is geboren te Amsterdam op 13 februari 1859 en overleden te Laren op 5 juni 1939. Hij was de zoon van Willem van der Goes, kapitein bij de infanterie, en later assuradeur, en Johanna Cnoop Koopmans. Op 2 maart 1893 trad hij in het huwelijk met Marie Koens, met wie hij vier dochters kreeg.
Pseudoniemen: D.[en] H.[aag], Ph. Hack van Outheusden, Mr. F.P.V.K..
   De voornaam wordt vaak als Frank gespeld.

Van der Goes stamde uit een oude, niet-adellijke Nederlandse familie met een militaire traditie. Hij was trots op zijn grootvader van moederskant, professor Wopko Cnoop Koopmans, hoogleraar aan het Doopsgezind Seminarie te Amsterdam, die daar in 1848 een brochure Algemeen Stemregt behoudens maatschappelijke orde, samen met de hoogleraar in de vaderlandse geschiedenis aan het Atheneum Illustre Hugo Beijerman, publiceerde. Na huisonderwijs kwam Van der Goes op de Hoogere Burger School waar hij de invloed van zijn leraar Nederlands, Dr. Willem Doorenbos, en zijn medeleerling Jacques Perk onderging. Door hen kreeg hij belangstelling voor literatuur en theater en werd al jong toneel-criticus van het links-liberale blad De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland, geredigeerd door J. de Koo. Hij leerde in deze tijd de kritieken van Conrad Busken Huet en Multatuli kennen en waarderen, terwijl de geschied-filosofie van H.Th. Buckle en Herbert Spencer zijn sociologische belangstelling verder ontwikkelde. Van der Goes was secretaris van de Multatuli-Commissie in 1881 en zou later elke herdenking van Multatuli bijwonen of steunen. In een serie artikelen in De Nieuwe Tijd (1896-1897) meende hij dat Multatuli 'de Lassalle van Nederland had kunnen zijn' maar dat hij was afgedreven naar het anarchisme. Met anderen richtte Van der Goes in 1881 de Breero-club en Flanor op, letterkundige kringen waarvan de leden het algemene tijdschrift De Nieuwe Gids - tegenover De Gids van 1837 - oprichtten of steunden. Hiervoor stelde hij de prospectus op en maakte een eerste budget. In 1885 verscheen het eerste nummer. In De Nieuwe Gids schreef hij, soms onder pseudoniem, artikelen over politiek. Hij trad op als politiek redacteur die andere radicalen aantrok om er in te schrijven. Sinds 1889 voelde Van der Goes zich innerlijk socialist en kwam daar het volgend jaar openlijk voor uit. Na 1890 schreef hij zijn artikelen in De Nieuwe Gids in die geest. Al heel spoedig kwam hij in conflict met A. Rot, voorzitter van de afdeling Amsterdam van de Sociaal-Democratische Bond (SDB). Volgens Van der Goes zou het privaat-bezit blijven bestaan - wat Rot ontkende - maar zouden in de toekomst de grondstoffen en produktiemiddelen gemeenschappelijk bezit zijn. In 1893 spatte de redactie van De Nieuwe Gids uit elkaar. Van der Goes onttrok zich met anderen aan elke medewerking en het blad werd het letterkundig tijdschrift van Willem Kloos. Van der Goes, die als een 1.82 meter lange en goed geklede heer door het leven ging, kon zich financieel ruim bewegen en hielp zo nodig zijn vrienden financieel. Hij volgde vanaf 1878 een opleiding op het assurantiekantoor van Ter Meulen en nam, toen zijn vader in 1881 overleed, diens plaats in als vertegenwoordiger van de Amerikaanse verzekeringsmaatschappij L'Equitable en als directeur van de stoombootmaatschappij Amsterdam-Rotterdam. Politiek gezien was hij in deze tijd een radicaal of linkse liberaal, lid van de Vereeniging voor Algemeen Kiesrecht en sinds 1887 van de vrijdenkersvereniging De Dageraad. Hij werd eveneens lid van de Vereeniging tot Opwekking van Staatkundig Leven 'De Unie'. Met de linkervleugelige aanhang uit deze organisaties richtte hij in 1888 de Kiesvereeniging Amsterdam op om kandidaten te stellen voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Al spoedig verliet hij deze, toen zij socialisten als A.H. Gerhard als lid weigerde. Van der Goes werd in 1889 voorzitter van de Unie en was intussen in ruimer kring bekend geworden omdat hij de brochure Majesteitsschennis (Amsterdam 1886) geschreven had om te protesteren tegen de wijze van procederen tegen F. Domela Nieuwenhuis. Een felle kritiek van het Algemeen Handelsblad op deze stellingname had tot gevolg dat hij door collega's van de Beurs werd 'afgedrongen'. Datzelfde gebeurde voor een tweede keer toen hij zes jaar later in 1892 - een vurige socialistische speech had afgestoken. Ten gevolge van deze acties moest hij eerst zijn docentschap Declamatie aan de Toneelschool en later het Conservatorium opgeven. Bovendien staakte hij zijn activiteit op de Beurs, die hem een vrij goed inkomen bezorgde. In elk geval veranderde zijn leven grondig door zijn gewijzigde financiële situatie en zijn trouwen in 1893 met de veertien jaar jongere, nog geen twintigjarige Marie Koens.

Met zijn politieke uitingen had Van der Goes de aandacht getrokken van Ignaz Bahlmann, een Nederlands-Duitse textielhandelaar die banden had met de top van de Duitse socialistische partij. In Nederland had deze Domela Nieuwenhuis gesteund met het uitgeven van Recht voor Allen. Hij had aandelen genomen in de partijdrukkerij Excelsior in Den Haag. Na het Internationaal Socialistische Congres in Parijs (1889) was de SDB-leiding nogal kritisch gestemd tegenover de Duitse socialistische leiders. Bahlmann zocht naar een tegenwicht en zag in Van der Goes een mogelijkheid om dat te bereiken. Door Bahlmanns financiële hulp kon deze zich abonneren op Die Neue Zeit en het Berliner Volksblatt (spoedig herdoopt in Vorwärts) en in 1890 naar het Duitse partijcongres in Halle gaan het eerste congres op Duitse bodem sinds de opheffing van de wet tegen het socialisme. Dit congres maakte een diepe indruk op Van der Goes. Zowel de gedisciplineerdheid als de tactiek vond hij navolgenswaard. Pas in juli 1891 werd hij lid van de SDB en kon toen afgevaardigde zijn van de kleine spoorwegvakvereniging Steeds Voorwaarts op het Internationaal Socialistisch Congres te Brussel in augustus 1891. In oktober ging hij naar het Duitse congres in Erfurt, waar de Duitse partij een nieuw programma aannam dat ook voor Nederland betekenis zou krijgen. In en buiten de SDB was Van der Goes spoedig in felle discussies gewikkeld over en met de zakenman Henry Tindal en M.W.F. Treub, concurrent van Domela Nieuwenhuis voor de zetel van Schoterland in de Tweede Kamer. Behalve met veel wantrouwen van de gewone partijgenoten kampte hij met die van Domela Nieuwenhuis zelf. W.H. Vliegen beschreef Van der Goes als 'een piekfijn jong heertje' dat bij hun eerste ontmoeting in 1893 zijn hoed voor hem afnam 'met een volmaakt aristocratische geste'. Van der Goes bekritiseerde de redactie van Recht voor Allen omdat deze te veel gewelddadigheid predikte, zich in toenemende mate anti-parlementair opstelde en meer agiterend dan scholend en vormend te werk ging. De utopische verwachting van een alles zuiverende revolutie op korte termijn was in deze tijd zeer verbreid. Het royement van Van der Goes door de afdeling Amsterdam van de SDB, nauwelijks een half jaar nadat hij lid was geworden, lag voor de hand. Domela Nieuwenhuis zag hem als een spion van de Duitse partij die op het congres van Halle waar ook Domela als officieel vertegenwoordiger van de SDB was - overgehaald was om Domela's plaats als partijleider in te nemen. Ook P.J. Troelstra en H.H. van Kol hadden onder het wantrouwen van Domela te lijden, die hen allen beschouwde als zijn persoonlijke tegenspelers. Van der Goes liet het niet bij discussies op vergaderingen maar publiceerde ook brochures die zijn standpunt duidelijk moesten maken. Zo schreef hij brochures tegen Chr. Cornelissen als Klasse-Vooroordeel (Amsterdam 1891) en Wat de socialisten niet willen (Amsterdam 1891). Deze antwoordde met Het Socialisme van den Heer Van der Goes (overdruk Recht voor Allen, 1891). In het land sprak Van der Goes overal waar hij werd uitgenodigd, voor de Vereeniging voor Algemeen Kies- en Stemrecht, afdelingen van de SDB of de Volkspartij - toen de verzamelnaam voor socialisten, radicalen en algemeen stemrechters, vooral in Friesland maar ook elders. Hij werd beschermheer en erelid van de Sociaal-Democratische Studenten Vereeniging met de leden P. Wiedijk en de gebroeders Triebels, Maurits, werktuigkundig student in Delft (pseudoniem: Kernen in Propria Cures), en Rudolf in Amsterdam (pseudoniem: J. van Meeden in De Nieuwe Tijd). Voor de Tweede Kamerverkiezingen in 1889 was Van der Goes al kandidaat voor de Volkspartij in Den Haag geweest maar hij kreeg toen slechts 59 stemmen. In juni 1891 was hij in méér districten kandidaat voor de Volkspartij, namelijk Groningen, Utrecht, Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. Hij sprak op de kiesrecht-meeting op 24 mei 1891 te Amsterdam en behaalde daar zijn maximum aantal stemmen (504). De financiële hulp van Bahlmann en Van der Goes' eigen kritische houding tegenover de SDB bevorderden zijn plannenmakerij. Eerst wilde hij het zieltogende Radicaal Weekblad van Joan Nieuwenhuis overnemen, vervolgens dacht hij over het oprichten van een nieuwe partij. Maar hier stak Bahlmann een stokje voor. Ook het oprichten in Zwolle op 4 oktober 1891 van een discussieclub à la de Engelse Fabian Society, samen met A.H. Gerhard en D. de Clercq, ging niet door. Van der Goes onderging ook de invloed van William Morris, van wie hij omstreeks 1897 News from Nowhere (Nieuws uit Nergensoord) vertaalde. Toen en ook in vroeger jaren was dat immers steeds onderwerp van gesprek. De vertaling gaf aanleiding tot een flinke polemiek met Lodewijk van Deyssel in De Nieuwe Gids. Steviger onderbouwd kon het socialisme alleen worden door een vertaling van Das Kapital van Karl Marx, waarvan Domela Nieuwenhuis eerder al een samenvatting in Kapitaal en Arbeid (Amsterdam 1881) had gegeven. Met de vertaling van het eerste deel wilde Van der Goes de ideeën van Marx beter bekend maken. Hij werd geholpen door Maurits Triebels, die alleen in de editie van 1894 als medevertaler wordt genoemd. Cornelissen leverde stevige kritiek op deze vertaling in De Sociale Gids (1894, 225-236) en schreef F. Engels hierover. Blijkens een aantekening op de brief werd er niet op gereageerd, waarschijnlijk omdat Engels toen al ziek was. Van der Goes zou in 1895 diens begrafenis in Londen bijwonen en daar de top van de Duitse partij ontmoeten. Met Anton Pannekoek begon hij aan de vertaling van Das Kapital deel twee totdat hij naar het Gooi verhuisde. De oorspronkelijke uitgave van het eerste deel bevatte slechts de eerste acht hoofdstukken, de herdenkingsuitgave uit 1933 bevatte alle 25 hoofdstukken.

Van der Goes' te lange kritische redevoering op het SDB-congres van 1891 had de irritatie van zijn toehoorders gewekt. Hetzelfde gebeurde in 1893, toen hij sprak in aansluiting op A.S. de Levita die corruptie in de partij probeerde aan te tonen. De Levita behoorde met hem tot de 'parlementaire' groep in Amsterdam van voornamelijk diamantbewerkers als Henri Polak, Andries van Wezel en Jos Loopuit. In 1894 richtten zij een Sociaal-Democratische Vereeniging op. Ook onder de 'parlementairen' bestonden tegenstellingen die de stichting van een nieuwe partij vertraagden. Deze speelden tussen de 'heren' en de 'arbeiders', en tussen de 'heren' Van der Goes en Troelstra onderling. De laatste tegenstelling was ontstaan naar aanleiding van het blad De Nieuwe Tijd, de voortzetting van De Sneeker Courant, waarvan Van der Goes betaald redacteur en medewerker was geworden. In het conflict tussen de uitgever Hessel J. Poutsma en Troelstra had Van der Goes de kant van Poutsma gekozen, die Troelstra verweet tijdens zijn gevangenschap slecht voor zijn financiële belangen te hebben gezorgd. Uiteindelijk kwamen alle 'parlementairen', meest redacteuren van bladen met een dergelijke strekking, op één lijn. Als 'twaalf apostelen', onder wie Van der Goes, stichtten zij in augustus 1894 in Zwolle de SDAP. In de gecompliceerde verhoudingen onder socialisten had Van der Goes eerder dan alle anderen gezien dat dit noodzakelijk was om een constructief en wervend socialisme in Nederland te bevorderen. Met recht noemde Vliegen Van der Goes daarom 'de geestelijke vader van de S.D.A.P.'. Van der Goes werd niet in de nieuwe partijleiding gekozen, volgens Vliegen omdat hij nog steeds dezelfde heerachtige manieren had. Maar hij schreef omstreeks 1903: 'nu kunnen we er beter tegen, ze irriteren ons minder'. Wel werd Van der Goes met anderen in de program-commissie gevraagd. Uiteindelijk stelden Van Kol en Van der Goes samen het programma op met als leidraad het Duitse programma van Erfurt (1891) en de resoluties van het Internationaal Socialistisch Congres van Zürich (1893). Het werd in veel opzichten een kopie van Karl Kautsky's program uit 1891 maar wees onder meer het verplichte staatsonderwijs af, zodat subsidiëring van het bijzonder onderwijs mogelijk was. In de volgende jaren leefde Van der Goes van voordrachten, lezingen, artikelen en lessen. Velen van zijn leerlingen werden ook vrienden: Pannekoek, H. Gorter, Wiedijk en F.M. Wibaut. Discussies ging Van der Goes niet uit de weg. Rond 1900 nam hij deel aan het debat over de waardeleer in De Kroniek, geredigeerd door P.L. Tak. Tegenover Wiedijk bleek Van der Goes' tekort aan marxistische kennis, een gevolg van het selectief bestuderen van alleen het eerste deel van Das Kapital. Dit was te meer pijnlijk omdat Van der Goes in 1899 was toegelaten als privaatdocent aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam om colleges te geven in 'socialistische' economie of, officiëler, de 'staathuishoudkunde'. Zijn colleges trokken niet veel toehoorders omdat het geen verplicht vak was. Toen Van der Goes een vaste baan bij Het Volk kreeg, gaf hij dit privaatdocentschap op. Het Leidsch Universiteitsfonds ontving in deze tijd van Jacobus Scheltema een erfenis van veertigduizend gulden met de suggestie dat 'gedurende vier of vijf jaar na zijn overlijden ... door een erkend Socialist, zoo mogelijk den heer F. van der Goes aan Studenten Colleges worden gegeven of lezingen worden gehouden, over sociologie'. De beperking tot een aantal jaren maakte Scheltema omdat hij vertrouwde dat daarna 'van regeeringswege een leerstoel in dat vak' zal worden ingesteld. Met kunst en vliegwerk ontweek het universiteitsfonds echter de personele invulling. Het vroeg de Utrechtse socioloog S.R. Steinmetz om deze taak op zich te nemen, zo bang waren de bestuurders van de Leidse Universiteit om een socialist tijdelijk aan te stellen. Van der Goes had het geld goed kunnen gebruiken. Nu was de hulp van goede vrienden nodig om zijn gezin door de moeilijke tijden te helpen. Dit verklaart ook de vrij grote, regelmatige stroom artikelen in bladen als De Amsterdammer, De Nieuwe Gids (1885-1893), De Nieuwe Tijd (1893-1894), het maandblad De Nieuwe Tijd (1896-1916), Die Neue Zeit (na 1905), het Duitse theoretische blad onder redactie van Kautsky en De Socialistische Gids (1916-1927). Daarnaast publiceerde hij in Het Volk, Het Weekblad en De Kroniek. Van De Nieuwe Tijd en De Socialistische Gids was hij bovendien redacteur.

In de partij twisten over de agrarische kwestie en de schoolkwestie begin twintigste eeuw stond Van der Goes achter de partijleiding. De spoorwegstakingen van 1903 en de rol van Troelstra wekten echter zijn kritiek. Zelf werd hij wegens opruiing veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf. In hoger beroep werd dit teruggebracht tot een maand. In een rede in Handwerkers Vriendenkring in Amsterdam had hij gezegd dat 'Als er geschoten moest worden, zeggen wij niet: schiet niet, maar: schiet in de goede richting'. Hij zat zijn straf in de zomer van 1903 uit. Met Gorter, Pannekoek en Henriette Roland Holst stelde Van der Goes een rapport op over algemene werkstaking voor het in Amsterdam te houden Internationaal Socialistisch Congres in 1904. Bij de Kamerverkiezingen van 1905 was hij wel kandidaat in verschillende districten maar werd in geen ervan gekozen. Na de zware kritiek in verband met 1903 had Troelstra de post van redacteur van Het Volk moeten opgeven. Hij inventariseerde zijn grieven in de brochure Inzake Partijleiding (Amsterdam 1906), die vlak voor het congres in 1906 uitkwam. De Nieuwe Tijdgroep, zoals de critici van Troelstra werden genoemd, gaf Van der Goes de opdracht om in een tegengeschrift Troelstra's beschuldigingen te weerleggen. Deze kreeg het verweerschrift niet op tijd klaar. Zoals altijd documenteerde hij zich tot in de puntjes. Hierdoor kon zijn brochure Verkeerde Partijleiding (Rotterdam 1907) niet op het Haarlemse congres van de SDAP in 1907 besproken worden. Bovendien kwamen de strijdende partijen tot een verzoening. Vandaar dat Verkeerde Partijleiding maar in vijftig exemplaren verspreid en naar de inhoud geheim gehouden werd. De verzoening was niet blijvend, want het orgaan van de oppositie onder aanvoering van D. Wijnkoop, W. van Ravesteyn en J. Ceton, De Tribune - Van der Goes weigerde tot twee keer toe redacteur te worden - bleef verschijnen na het eerste nummer in maart 1907. De roep om een buitengewoon congres te houden werd al sterker. Van der Goes ondertekende met zevenenveertig mede-'marxisten' een verzoek om géén buitengewoon congres bijeen te roepen, omdat zij meenden dat dat alleen kon dienen om partijgenoten te royeren. Dit bleek terecht want in 1909 royeerde de SDAP in Deventer het driemanschap van De Tribune, nadat dit had geweigerd hun blad op te geven. Van der Goes bleef met Wibaut en Roland Holst binnen de SDAP omdat Het Weekblad als bij blad van Het Volk zou dienen om (nog) niet geaccepteerde of oppositionele en kritische meningen te ventileren. De vrijheid van meningsuiting was gered. Toen Roland Holst in 1910 het redacteurschap van Het Weekblad opgaf, volgde Van der Goes haar op en voerde met Wibaut de redactie tot 1919. Zijn vrouw was wel enige tijd lid van de 'nieuwe' Sociaal Democratische Partij. Van der Goes werd nu lid van het partijbestuur (1910 1924) en benoemd tot redacteur buitenland van Het Volk (1912 1925). Bovendien werd hij tot lid van de gemeenteraad van Hilversum gekozen (1910 1914). Hij werkte mee aan het opstellen van een nieuw partij programma (1912), dat uitging van de mogelijkheid dat binnen het kapitalisme de toestand van de arbeiders kon worden verbeterd. Deze opvatting gaf aan de vakbeweging meer ruimte voor eigen activiteiten. In 1913 was er een onverwachte verkiezingswinst. Van der Goes wees net als Troelstra en Wibaut het aanvaarden van regeringsverantwoordelijkheid door het aanvaarden van ministerzetels in een coalitiekabinet af, in tegenstelling tot Vliegen en Jan Schaper. Het ministerialisme was al in 1904 op het Internationaal Socialistisch congres veroordeeld (behalve als het om een nationale noodsituatie ging). Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Van der Goes anti-Duits, pro-Entente en stond tegenover R. Kuyper in het verdedigen van de militaire paraatheid. Toen de SDAP in 1916 besloot een eigen theoretisch maandblad uit te geven, kwam ook Van der Goes in de redactie van De Socialistische Gids (1916-1930). Zijn laatste artikel daarin verscheen in 1927. Van der Goes behoorde niet tot die vooraanstaande SDAP-leden die 'de vergissing' van Troelstra in 1918 veroordeelden. In een rede zei Van der Goes - een passage die Troelstra zeer trof 'Overal in het land hebben de fouten van Troelstra de hoop op de mogelijkheid van een kortere weg, van een meer plotselinge bevrijding uit de loonslavernij, aan de massa teruggegeven. Zeker, er zijn tal van fouten gemaakt, niet door Troelstra alleen, maar vooral door hem. Maar zijn ergste fout is U nog niet genoemd, nl. dat hij te vroeg gelijk heeft gehad. En die fout wordt door de geschiedenis gemakkelijk vergeven.' Van der Goes verzette zich steeds tegen regeringsdeelneming. Hij wenste geen concessies te doen aan niet-socialisten.

Ook na 1927, hij was toen 68 jaar oud, bleef Van der Goes de partij politiek met arendsblik volgen. Opnieuw vormde zich een oppositie binnen de SDAP, eerst rond het blad Eenheid (1926 - 1928) en vervolgens rond De Socialist (1928-1931), waarin ook Van der Goes schreef. Onder leiding van Jan Oudegeest en J.W. Albarda koerste de SDAP volgens de oppositie steeds meer naar rechts. Deze kwam op speciale linkse weekends of dagen bijeen. Op een weekend in de Internationale School voor Wijsbegeerte te Amersfoort waren in 1928 behalve Van der Goes en zijn vrouw het echtpaar Wibaut, M. Mendels, Sam de Wolff en Jacques de Kadt aanwezig. De strijdpunten waren: vakbondseenheid, strijd tegen fascisme en oorlog, koloniale bevrijding, crisis-bestrijding en ministerialisme. Op het SDAP-congres in 1932 in Haarlem kwam het tot een breuk. Met zijn bewogen afscheidsrede maakte Van der Goes er diepe indruk. Piet Schmidt had hem voor de nieuwe Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) gewonnen. Van der Goes werd lid van het partijbestuur en redactielid van De Fakkel (1932-1935). In hetzelfde jaar verscheen de brochure Actie of Scheuring? (Hilversum 1932) van de drie redacteuren van De Fakkel, Van der Goes, De Kadt en Schmidt als antwoord op de SDAP-brochure De Partij in de crisis en de crisis in de Partij (z.pl. 1932). De OSP redde het echter niet. Na een enthousiast begin was de sterke tegenstand van het NVV funest. Dit royeerde OSP-leden via de eigen aangesloten bonden als vakbondslid en dwong Edo Fimmen via druk op de International Transport Workers' Federation als voorzitter af te treden. Van der Goes nam het voorzitterschap van de OSP waar, toen Schmidt wegens opruiing in de gevangenis zat (van november 1933 tot januari 1934). Als zodanig protesteerde Van der Goes tegen het optreden van de burgemeester van Laren die voorjaar 1934 een linkse jeugdconferentie uit elkaar joeg, met als slachtoffers vier jonge Duitsers die aan de Nazi's werden overgeleverd. Willy Brandt, ook aanwezig, ontsprong de dans omdat hij reisde op een Noors paspoort. Uiteindelijk fuseerde de OSP met de Revolutionair-Socialistische Partij (RSP) van Henk Sneevliet in 1935 tot de Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij (RSAP). Met het partijklimaat van de RSAP waarin tal van trotskisten zich roerden, kon Van der Goes niet leven. Hij stapte met twaalfhonderd geestverwanten, onder hen Piet Marsman (pseudoniem van de onderwijzer Eli van Tijn) en Jan Molenaar, uit de partij, zo zij niet geroyeerd werden. Deze groep richtte daarop de Bond van Revolutionaire Socialisten (BRS) op (1935-1940). Zoals eerder van De Fakkel werd Van der Goes nu ook van De Socialist lid van de redactie (1935-1939). In beide bladen schreef hij vooral over nationale en internationale socialistische gedenkdagen. Ook de BRS bleef links van de SDAP buiten de communistische of anarchistische stroming. Misschien leek hij nog het meest op de Fabian Society die Van der Goes in 1891 had willen oprichten.

Van der Goes bleef trouw aan zijn socialistische en atheïstische overtuiging, waarvoor hij omstreeks 1890 had gekozen. Ook was hij bijna steeds in de oppositie. Troelstra schreef over hem toen hij in zijn herinneringen de Nieuwe Tijdgroep behandelde: 'Het is Frank van der Goes ... die tot op den huidigen dag, menigmaal op niet onverdienstelijke wijze het vaandel eener principieele oppositie in de Partij hoog houdt'. Cornélie Huygens heeft een psychologisch portret van Van der Goes getekend in de figuur Frank Martalis in haar roman Barthold Meryan (1897). In verband met een heruitgave van de sleutelroman van W.A. Paap Vincent Haman (1898) bezocht Menno ter Braak eind 1935 Van der Goes in zijn Larense huis met Berlage-meubelen. Van der Goes kwam in het boek voor als Floris van Wheele en was vluchtig en bepaald niet vleiend getekend. Tot verbazing van Ter Braak herinnerde hij zich niets meer van deze roman. Ter Braak beschreef hem als 'een oude, gezellige, ... verstrooide ... halfkindsche ... curiositeit'. Van der Goes was toen 76 jaar oud en bepaald niet aftands. Hij had wel iets anders aan zijn hoofd dan een roman van veertig jaar geleden en was bezig de afscheiding van de RSAP te verwerken. Door Van der Goes is er een zekere Duitse invloed van Karl Kautsky en later de Oostenrijker Max Adler op de SDAP uitgeoefend. Van der Goes was te zeer overtuigd van de 'marxistische' waarheid om politiek te willen manoeuvreren. Alleen zo kon de eindoverwinning voor een rechtvaardige maatschappelijke orde gewaarborgd zijn. De SDAP intussen kwam steeds dichter bij regeringsdeelname en in 1939 kwamen twee socialisten op ministerzetels in het nieuwe kabinet. Dit maakte Van der Goes niet meer mee. Hij stierf in juni 1939 in Laren.

Archief: 

Archief F. van der Goes in IISG (Amsterdam; vgl. Campfens2, 269-270).

Publicaties: 

Behalve de genoemde: 'De familie Bouhon' in: Het Toneel, 1878, 271-309; 'Een bijdrage tot het vraagstuk hoe men P.C. Hooft's Warenar vertoonen zal' in: De Amsterdammer, 24 en 31.10.1880; 'De opleiding van toneelspelers' in: De Nieuwe Tijd, juli 1888; Dr. Swart Abrahamsz over Multatuli (Amsterdam 1888); 'Vermaak in de Hoofdstad' in: De Nieuwe Gids, 1.12.1889; Multatuli-literatuur (z.pl. 1889); Aan den Heer Henry Tindal (Amsterdam 1890); Van den verbranden schouwburg (Amsterdam 1890); Mijn overgang tot de Sociaal-Democratie (Amsterdam 1891); 'Het Koningschap in Nederland. Ter herinnering' [aan de politiegruwelen in 1886] in: De Nieuwe Gids, 1891; Ter Herinnering. Getuigenissen en bewijsstukken in de politieke quaestie (Amsterdam 1891); Mr. M. W.F. Treub over de Sociaal-Democraten (Amsterdam 1891); Naar aanleiding van de voordracht in de SDB afd. Amsterdam 26 maart 1891); Organische ontwikkeling der maatschappij. Socialistische studie (Amsterdam 1894); Het Kapitaal. Kritiek van de staathuishoudkunde in het Nederlandsch vertaald (Amsterdam 1894; vertaling met M. Triebels); 'Sociologisch Onderwijs' in: Tweemaandelijks Tijdschrift, 1895; 'Kiesdwang' in: Tweemaandelijksch Tijdschrift, november 1895 (tegen een brochure van Prof. dr. R. Fruin); 'De teruggang der staathuishoudkunde' in: De Gids, 1897, 291-306; Verzamelde Opstellen. Eerste Bundel (Amsterdam 1898; een tweede bundel is niet te vinden); De Arbeidskracht (Amsterdam 1900; Openbare les 3 maart); 'Dr. W. Doorenbos. Eene aanteekening bij het portret' in: Woord en Beeld, 1901, 139; 'Voorrede' in: L. Braun, De Vrouwenkwestie (Amsterdam 1902, vertaling door J.F. Ankersmit) V-XIII; Grootkapitaal en Kleinhandel. Bijdrage tot de Kennis van de Middenstandspolitiek. Twee stukken (Amsterdam 1902); 'Revolutie en oproer. Verdedigingsrede 24 april [1903]' in: De XXe eeuw, mei 1903; W. Morris, Nieuws uit Nergensoord. Of een tijd van rust. Eenige hoofdstukken uit een utopische roman (Amsterdam z.j.; vertaling); 'Over oorzaken in de geschiedenis' in: De XXe eeuw, 1904, 129-150, 253-281; 'Iets over Prostitutie en Vrouwenarbeid' in: De Nieuwe Tijd, 1904, 604-614, 663-675; 'Van de oude partij' in: Na tien jaar. Gedenkschrift bij het tienjarig bestaan der Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (Amsterdam 1904) 49-71; Luimig proza (Amsterdam 1904; redactie en vertaling); 'C.V. Gerritsen. Een terugblik' in: De Kroniek, 1905 en als brochure (z.pl. 1905); Marx of Christus. Verslag van het openbaar debat (Leiden 1906, l907 3, met Ds. R.J.W. Rudolph); De Prostitutie. Een voordracht november 1913 in Amsterdam voor S.L. gehouden (Amsterdam z.j.); Aan Wie de Schuld. Een woord over de Aanleiding tot den Oorlog (Amsterdam 1915); 'Bij den dood van Van Kol' in: Het Haagsche Volk, 27.8.1925; 'Herman Gorter heengegaan. Een persoonlijke woord in: Het Volk, 17.9.1927; M. Adler, Politieke of sociale democratie (Amsterdam 1928; vertaling); Literaire herinneringen uit den Nieuwe-Gids-Tijd (Santpoort 1931); Het Communistisch Manifest. Met inleiding van Marx en Engels en voorrede van Karl Kautsky (Amsterdam 1935; vertaling); 'J. Saks 70 jaar' in: Het Vaderland, 26.2.1937; 'De Parijsche Kommune als proletarische diktatuur' (fragment 1938); Uit het Werk van Frank van der Goes. Uitgegeven voor de Commissie tot huldiging van Frank van der Goes op zijn 80sten verjaardag (Amsterdam 1939); Journalistiek werk uit de jaren 1933-1938 (Amsterdam 1940).

Literatuur: 

Bymholt, Geschiedenis; I. Querido, Frank van der Goes (Amsterdam 1898); Scipio, 'Silhouetten uit de arbeidersbeweging. F. van der Goes' in: De Jonge Gids, 1898/1899; L. van Deyssel, De onschuld van den socialist Van der Goes (Amsterdam 1903; eerst als artikel in: De XXe eeuw, juni 1903); Vliegen, Dageraad II, 119-137, Kracht I, 155-162; Van der Goes-nummer Het Weekblad, bijvoegsel Het Volk, 13.2.1919; Na tien jaar. Gedenkschrift bij het tienjarig bestaan der Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (Amsterdam 1904); F. Domela Nieuwenhuis, Van christen tot anarchist (Amsterdam 1910); P.J. Troelstra, Gedenkschriften (Amsterdam 1927-1931); D.J. Wansink, Het Socialisme op de tweesprong. De geboorte van de S.D.A.P. (Haarlem 1939); H. Bovenkerk, 'Frank van der Goes' in: Bibliotheek van wijlen Frank van der Goes benevens enkele bijvoegingen. Verkooping enz. (Amsterdam 1940) 3-6; 'Van der Goes als essayist' in: G. Stuiveling, Rekenschap (Amsterdam 1941) 185-200; S. de Wolff, 'A.H. Gerhard en Frank van der Goes' in: De Vlam, 9.4.1948; Fr. de Jong Edz., J. Saks, literator en marxist. Een politieke biografie (Amsterdam 1954); G.H. 's-Gravesande, De Geschiedenis van De Nieuwe Gids (Arnhem 1955); G.W. Huygens, 'Frank van der Goes. Tachtiger en politicus' in: Nieuwe Rotterdamse Courant, 7.2.1959; J. Winkler, 'Frank van der Goes. Aristocratisch pionier van het socialisme' in: Het Parool, 11.2.1959; P. van 't Veer, 'Frank van der Goes, honderd jaar geleden geboren' in: Het Vrije Volk, 12.2.1959; B. Ram, 'Frank van der Goes. De literator en socialist, 1859-1959' in: Socialisme en Democratie, 1959, 103-107; Fr. de Jong Edz., 'Marxistisch dubbel-portret. Het leven van Frank van der Goes en F.M. Wibaut' in: Socialisme en Democratie, 1959, 37 1-377; M. ter Braak, E. du Perron, Briefwisseling 1930-1940. Deel III (Amsterdam 1965) 339; G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut mens en magistraat (Assen 1968); G.W.B. Borrie, Pieter Lodewijk Tak (1848-1907). Journalist en politicus (Assen 1973); M. Grunell, B. Vroom, 'Frank van der Goes (1859-1939); in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, juni 1974, 77-94; B. van Heerikhuizen, 'Fanatische Docenten ongewenscht! De toelating van Frank van der Goes als privaatdocent aan de Universiteit van Amsterdam' in: De Gids, 1974, nr. 5, 352-358; J. de Kadt, Politieke herinneringen van een randfiguur (Amsterdam 1976); Y. Botke, 'Franc van der Goes, 1859-1939' in: Het eerste jaarboek voor het democratisch socialisme (Amsterdam 1979) 138-171; B. Mulder, 'Theorie en scholing in de vroege SDAP: De Nieuwe Tijd, sociaaldemokratisch maandschrift 1896-1921' in: Het tweede jaarboek voor het democratisch socialisme (Amsterdam 1980) 42-80; G. Taal, Liberalen en Radicalen in Nederland, 1872-1901 (Den Haag 1980); M. Brinkman, 'Frank van der Goes en het bolsjewisme' in: Socialisme en Democratie, 1981, 418-424; A. Pannekoek, Herinneringen (Amsterdam 1982) 75, 82, 108-111; J.M. Welcker, 'Franc van der Goes (1859-1939)' in: A nemzetközi munkdsmozagalom történetéböl, Evkönyv 1984 (Boedapest 1983) 214-215; J.M. Welcker, 'Politiek in de Nieuwe Gids' in: 'De mythe van de Nieuwe Gids' bijlage Trouw 12.11.1985, 18-21; M. Eekman, H. Pieterson, Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen (Amsterdam 1987); H. Buiting, Richtingen- en partijstrijd in de SDAP (Amsterdam 1989); P. de Rooy, 'Bier, kunst en politiek. De Nieuwe Gids in Amsterdam' in: Eenentachtigste Jaarboek van het genootschap Amstelodamum (Amsterdam 1989) 175-187; P. de Rooy, 'Respect us as your Funeral Orators'. Van der Goes and the Evolution of Generations Feeling in the 1880s' in: A. Blok e.a. (red.), Generations in Labour History (Amsterdam 1989) 129-143; H. de Liagre Böhl, 'Goes, Franc van der' in: BWN III, 206-208; W. Otterspeer, Een welbestierd budget. Honderd jaar Leids Universiteitsfonds 1890-1990 (Leiden 1990) 36-41; B. van Dongen, Revolutie of integratie (Amsterdam 1992); M. van der Linden (red.), Die Rezeption der Marxschen Theorie in den Niederlanden (Trier 1992); L. Noordegraaf, 'In de knop gebroken. Historisch-materialisme in de Nederlandse geschiedschrijving omstreeks 1900' in: B. de Vries e.a. (red.), De kracht der zwakken (Amsterdam 1992) 169-192; S. Bloemgarten, Henri Polak. Sociaal democraat 1868-1943 (Den Haag 1993); F. Kalshoven, Over marxistische economie in Nederland 1883-1939 (Amsterdam 1993); F. Ruiter, W. Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990 (Amsterdam 1996); H. de Liagre Böhl, Met al mijn bloed heb ik voor U geleefd. Herman Gorter 1864-1927 (Amsterdam 1996); S. Dudink, Deugdzaam liberalisme. Sociaal-liberalisme in Nederland 1870-1901 (Amsterdam 1997); H.G.M. Prick, In de zekerheid van eigen heerlijkheid. Het leven van Lodewijk van Deyssel tot 1890 (Amsterdam 1997); F. Boterman, P. de Rooy, Op de grens van twee culturen (z.pl. 1999); L. Tibbe, Vier kunstdebatten omstreeks 1900 (Nijmegen 2000); D. Bos, Waarachtige volksvrienden. De vroege socialistische beweging in Amsterdam 1848-1894 (Amsterdam 2001).

Portret: 

Jan Veth, 'Portret van Frank van der Goes', 1887, Dordrechts Museum.

Auteur: 
Johanna M. Welcker
Oorspronkelijk gepubliceerd in: 
BWSA 5 (1992), p. 79-88
Laatst gewijzigd: 

24-11-2003

11-2-2017 (gang van zaken rond vertaling Das Kapital gecorrigeerd)